Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ4154

Datum uitspraak2006-12-12
Datum gepubliceerd2006-12-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.606184-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft aangevoerd dat de uitslag van de ademanalyse niet bepalend kan zijn voor de hoeveelheid alcohol die zij zou hebben gebruikt voordat het ongeval plaats had. Nadat zij de politie telefonisch had gesproken, is zij naar de buurvrouw gegaan. Zij heeft met de buurvrouw en andere aanwezigen een aantal glazen wijn gedronken omdat zij dacht dat de politie de volgende dag pas bij haar zou komen.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1980, wonende [adres verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 28 november 2006. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.J. van der Veer, advocaat te Meppel. De officier van justitie mr. G.C. Bruins-Slot acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: - 40 uur werkstraf subsidiair 20 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden, met aftrek ex artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994. TENLASTELEGGING De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. zij op of omstreeks 02 december 2005 te Meppel, althans in de gemeente Meppel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, (de Eendrachtstraat), zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft verdachte roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend gereden door - voornoemd motorrijtuig te besturen terwijl zij, verdachte, verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, in elk geval na het gebruik van alcoholhoudende drank en/of dat haar vermogen om een motorrijtuig te besturen (naar redelijkerwijze mag worden aangenomen) ernstig, althans in aanmerkelijke mate was verminderd en/of - en/of zodanig korte afstand tot haar, verdachtes, voorganger(s) aangehouden dat verdachte - op het moment dat de bestuurster (genoemd [naam slachtoffer]) van een voor verdachte voortrijdende (personen)auto (een gele volkwagen Polo), haar snelheid minderde en/of met die Volkswagen Polo stil ging staan, althans haar snelheid, door de noodzaak van het verkeer geboden heeft aangepast, tegen (de achterzijde van) die volkswagen Polo is gebotst of aangereden, althans mede waardoor die Volkswagen Polo tegen een zich voor die Volkswagen Polo bevindende (personen)auto (een blauwe Ford Escort Clipper) is gebotst of aangereden, althans aangegleden, waardoor een ander (genaamd [naam slachtoffer]) (zwaar) lichamelijk letsel, te weten een zogenaamde whiplash, althans zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl verdachte verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank, te weten na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994, 555 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat 1. verdachte op of omstreeks 2 december 2005 te Meppel, althans in de gemeente Meppel, als bestuurster van een voertuig (een personenauto), dit heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 555 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, in ieder geval hoger bleek te zijn dat tweehonderdtwintig microgram alchol per liter uitgeademde lucht; 2. zij op of omstreeks 2 december 2005 te Meppel, althans in de gemeente Meppel, als bestuurster van een voertuig (een personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Eendrachtstraat, haar snelheid niet zodanig heeft geregeld dat zij in staat was om haar voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is verdachte met dat door haar bestuurde voertuig tegen haar voorligger gebotst of aangereden, althans aangegleden; en/of waardoor (vervolgens) deze voorligger weer tegen haar voorligger is gebotst of aangereden, althans aangegleden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die werd gehinderd, althans kon worden gehinderd. Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BIJZONDERE BEWIJSOVERWEGING Verdachte heeft aangevoerd dat de uitslag van de ademanalyse niet bepalend kan zijn voor de hoeveelheid alcohol die zij zou hebben gebruikt voordat het ongeval plaats had. Zij heeft daartoe ter zitting verklaard dat zij na het ongeval via een omweg naar huis is gereden en daar met haar vader heeft gebeld, die haar adviseerde contact met de politie op te nemen. Nadat zij de politie telefonisch had gesproken, is zij naar haar buurvrouw gegaan, bij wie zij een kop koffie heeft gedronken. Vervolgens heeft zij, aldus verdachte, met de buurvrouw en andere aanwezigen een aantal glazen wijn gedronken omdat zij dacht dat de politie de volgende dag pas bij haar zou komen. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. De politie heeft verdachte op 2 december om 21.11 uur in de woning van de buurvrouw aangehouden naar aanleiding van het feit dat zij na het veroorzaken van een ongeval, waarbij overige betrokkenen mogelijk zwaar lichamelijk letsel hadden bekomen, de plaats van het ongeval heeft verlaten. Als de situatie bij de buurvrouw zo was als door verdachte omschreven, zou de politie daar zeker melding van hebben gemaakt in het proces-verbaal. Echter, zo blijkt uit het proces-verbaal, nam verbalisant De Boer eerst tijdens het transport naar het politiebureau waar dat de adem van verdachte naar inwendig gebruik van alcoholhoudende drank rook. De rechtbank is dan ook mede gelet op het hiervoor omschreven tijdschema van oordeel dat in casu geen sprake is van een zogenaamde nadronk. De rechtbank stelt vast dat de uitslag 555 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg. Dit betekent dat verdachte ruim 2 keer de toegestane hoeveelheid alcohol had overschreden. Daarbij zij opgemerkt dat tussen het tijdstip van het ongeval te weten 19.30 uur en de ademanalyse om 22.00 uur nog een tijdspanne van twee en een half uur zit waarin de aanwezige hoeveelheid alcohol voor een deel zal zijn afgebroken. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat zij op 02 december 2005 te Meppel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Eendrachtstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden door - voornoemd motorrijtuig te besturen terwijl zij, verdachte, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat haar vermogen om een motorrijtuig te besturen naar redelijkerwijze mag worden aangenomen was verminderd en - zodanig korte afstand tot haar, verdachtes, voorgangers aangehouden dat verdachte op het moment dat de bestuurster (genaamd [naam slachtoffer]) van een voor verdachte voortrijdende personenauto (een gele volkswagen Polo), haar snelheid minderde of met die Volkswagen Polo stil ging staan, tegen de achterzijde van die Volkswagen Polo is gebotst, waardoor die Volkswagen Polo tegen een zich voor die Volkswagen Polo bevindende personenauto (een blauwe Ford Escort Clipper) is gebotst, waardoor een ander (genaamd [naam slachtoffer]) zodanig lichamelijk letsel, te weten een zogenaamde whiplash, werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994, 555 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezen verklaarde levert op: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 175 van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - de aard en de ernst van het gepleegde feit; - de omstandigheden waaronder dit feit is begaan; - hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - de eis van de officier van justitie; - het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte; - de oriëntatiepunten voor de straftoemeting; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 14 oktober 2006, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld. De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke taakstraf geboden is. De rechtbank is tevens van oordeel dat aan de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen moet worden ontzegd omdat verdachte, als verkeersdeelnemer, een aan haar schuld te wijten ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt, terwijl zij een personenauto bestuurde na gebruik van alcoholhoudende drank. Namens de verdachte is aangevoerd dat een ontzegging van de rijbevoegdheid verdachte zwaar zal treffen, omdat zij haar rijbewijs voor haar beroepsuitoefening nodig heeft. De rechtbank is echter van oordeel, los van het feit dat niet aannemelijk is gemaakt dat verdachte daadwerkelijk haar baan zal verliezen bij oplegging van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, dat het belang van de verdachte niet opweegt tegen het belang van de verkeersveiligheid die door de verdachte in hoge mate in gevaar is gebracht. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de artikelen 178, 179 en 180 van de Wegenverkeerswet 1994. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een taakstraf bestaande uit 40 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast; De rechtbank ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van negen maanden, met bepaling dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip waarop deze bijkomende straf ingaat, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van deze bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht. Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Fuhler, voorzitter en mr. N.R. Boonstra en mr. G. Kaaij, rechters in tegenwoordigheid van E.W. Hoekstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 12 december 2006, zijnde mr. Kaaij buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.