Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ4166

Datum uitspraak2006-12-08
Datum gepubliceerd2006-12-12
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/2075 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzet ongegrond. Geen doorbreking van het appèlverbod.


Uitspraak

06/2075 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van: [appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 21 oktober 2005, 04/3156 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 8 december 2006 I. PROCESVERLOOP Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 25 juli 2006 heeft de Raad zich onbevoegd verklaard om van het door appellant ingestelde hoger beroep kennis te nemen. Tegen de uitspraak van de Raad van 25 juli 2006 heeft appellant verzet gedaan. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2006, waar appellant in persoon is verschenen en waar het Uwv - met voorafgaand bericht - zich niet heeft laten vertegenwoordigen. II. OVERWEGINGEN Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarbij het verzet van appellant ongegrond is verklaard. Bij uitspraak van 25 juli 2006 heeft de Raad zich onbevoegd verklaard om van het door appellant ingestelde hoger beroep kennis te nemen. Ingevolge artikel 18, tweede lid, aanhef en onder c, van de Beroepswet kan geen hoger beroep worden ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Awb. De aangevallen uitspraak is een dergelijke uitspraak en is derhalve volgens het toepasselijke procesrecht niet vatbaar voor hoger beroep. Aan dit appelverbod kan de Raad naar vaste rechtspraak voorbijgaan indien in een geval sprake is van een evidente schending van eisen van een goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is. Een eventuele onjuiste inhoudelijke beoordeling door de rechtbank van het aan de aangevallen uitspraak ten grondslag liggende geschil kan op zichzelf geen grond vormen voor een doorbreking van het appèlverbod. Dit geldt evenzeer voor hetgeen appellant heeft aangevoerd over de bedrijfsvoering binnen het Uwv. Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door H. van Leeuwen als voorzitter en J.G. Treffers en H.J. Simon. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.H. Broier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 december 2006. (get.) H. van Leeuwen. (get.) P.H. Broier. MH