Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ4171

Datum uitspraak2006-11-30
Datum gepubliceerd2006-12-12
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers1004/06 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer


Indicatie

Het hof is van oordeel dat de notaris, door aan het zijnerzijds opheffen van het beslag de voorwaarde te verbinden dat de tegen hem ingediende klacht wordt ingetrokken, niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk notaris betaamt.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER Beslissing van 30 november 2006 in de zaak onder rekestnummer 1004/06 NOT van: [X], wonende te [plaats], APPELLANTE, gemachtigde: drs. G.J. [X]. t e g e n MR. [Y], notaris te [plaats], GEÏNTIMEERDE 1. Het geding in hoger beroep 1.1. Van de zijde van appellante, verder te noemen klaagster, is bij een op 29 juni 2006 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Zutphen, verder te noemen de kamer, van 26 juni 2006, waarbij de klacht tegen geïntimeerde, hierna te noemen de notaris, gegrond is verklaard zonder oplegging van een maatregel aan de notaris. 1.2. Van de zijde van de notaris is op 19 juli 2006 een verweerschrift - met bijlagen - ingediend. 1.3. Van de zijde van klaagster zijn op 27 juli 2006 en 5 oktober 2006 nog aanvullingen op haar verzoekschrift ingekomen. 1.4. Van de zijde van de notaris is zijn verweerschrift aangevuld bij brief van 7 oktober 2006 en bij brief ingekomen op 11 oktober 2006. 1.5. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 oktober 2006, gezamenlijk met de eveneens bij dit hof tussen dezelfde partijen aanhangige zaak met rekestnummer 1973/05 NOT. Klaagster, haar gemachtigde en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van klaagster aan de hand van een pleitnotitie. 2. De stukken van het geding Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken. 3. De feiten Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. 4. Het standpunt van klaagster Klaagster verwijt de notaris dat hij aan de advocaten van de andere vijf erfgenamen heeft voorgesteld de door hem aan de boedel in rekening gebrachte kosten te beperken tot het bedrag van de hoofdsom ad € 13.936,09 mits alle erfgenamen zich schriftelijk akkoord zouden verklaren met zijn declaratie en de tuchtrechtelijke klachten tegen de notaris zouden worden ingetrokken. Klaagster is zelf nooit door de notaris benaderd. Door het uitspelen van de erfgenamen onderling en daarbij gebruik te maken van de gespannen familieverhoudingen, heeft de notaris onacceptabele druk op klaagster uitgeoefend om haar de tegen hem gerichte tuchtklacht te doen intrekken. 5. Het standpunt van de notaris De notaris stelt dat de advocaten van de andere vijf erfgenamen zich tot hem hebben gewend met de vraag onder welke voorwaarden hij bereid zou zijn om tot opheffing van het beslag op een in de nalatenschap vallend onroerend goed over te gaan. De notaris heeft een afweging gemaakt tussen het prijsgeven van verhaal van beslagkosten en het besparen van tijd terzake van zijn verweer tegen de klacht van klaagster en hij heeft gemeend te moeten kiezen voor het eerste mits de klacht door klaagster zou worden ingetrokken. De notaris beschouwt zijn handelen als juist aangezien hij handelde in zijn hoedanigheid van ondernemer. Een van de advocaten, mr. R.V.H. Jonker, heeft overigens op zich genomen om alle door de notaris gestelde voorwaarden met de erfgenamen te bespreken. Bij de uitvoering hiervan stelt de notaris niet betrokken te zijn geweest en hij stelt zich ook niet verantwoordelijk te voelen voor de door eerdergenoemde advocaat op klaagster uitgeoefende druk. De notaris wijst de stelling van klaagster van de hand dat het zijn plicht zou zijn geweest om zich rechtstreeks met haar in verbinding te stellen omtrent het intrekken van de klacht. 6. De beoordeling 6.1. Het hof is in de eerste plaats van oordeel dat de notaris, door aan het zijnerzijds opheffen van het beslag de voorwaarde te verbinden dat de tegen hem ingediende klacht wordt ingetrokken, niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk notaris betaamt. Het staat eenieder vrij om, overeenkomstig het bepaalde in de Wet op het notarisambt, een klacht in te dienen tegen een notaris of een kandidaat-notaris indien men meent dat het handelen of nalaten van de betrokken notaris of kandidaat-notaris hiertoe aanleiding geeft. Het past degene tegen wie een klacht is ingediend niet om, via oneigenlijke middelen, een dergelijke klacht ingetrokken te krijgen. Het hof kan het standpunt van de notaris niet volgen dat dit verband zou houden met zijn hoedanigheid van ondernemer. 6.2. Voorts is het hof van oordeel dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld door via de advocaat van een van de erfgenamen druk op klaagster uit te oefenen om de door haar ingediende klacht ingetrokken te krijgen. De notaris was op de hoogte van de gespannen familieverhoudingen en had het onder deze omstandigheden niet aan een advocaat van een van de andere erfgenamen mogen overlaten om klaagster te benaderen om tot een vergelijk te komen, maar had zich daarvoor zelf rechtstreeks tot klaagster moeten wenden. Het hof zal de klacht dan ook gegrond verklaren. 6.3. Het hof is van oordeel dat, gezien de aard en de ernst van deze gegrond verklaarde klacht, de maatregel van waarschuwing aan de notaris moet worden opgelegd, en zal de beslissing van de kamer op dit punt vernietigen. 6.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven. 6.5. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing. 7. De beslissing Het hof: - vernietigt de bestreden beslissing voor zover de kamer geen maatregel aan de notaris heeft opgelegd en legt de notaris alsnog de maatregel van waarschuwing op; - verwerpt het beroep voor het overige. Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Schipper, A.D.R.M. Boumans en P.J.N. van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 30 november 2006. KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN DE KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ZUTPHEN Klachtnummer: 13/2005 Beslissing inzake de klacht van: [X] wonende te [plaats], klaagster, gemachtigde: haar echtgenoot drs. G.J. [X], tegen mr. [Y], notaris te [plaats]. Partijen worden in deze beslissing mede aangeduid als klaagster en de notaris. 1. Het verloop van de procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: - de klacht van 28 oktober 2005 met bijlagen, - de brief van de secretaris van de Kamer van Toezicht aan klaagster van 3 november 2005 - de brieven van klaagster van 4 november 2005 en 6 november 2005 - de brief van de secretaris van de Kamer van Toezicht aan klaagster van 10 november 2005 - de reactie van de notaris van 23 november 2005; - de repliek met bijlagen van klaagster van 28 november 2005; - de dupliek van de notaris van 27 januari 2006 - de brief van de secretaris van de Kamer van Toezicht van 31 januari 2006 - de brief van de notaris van 15 februari 2006 - de brief van klaagster van 25 februari 2006 - de brief van de notaris van 14 maart 2006 - het proces-verbaal van de openbare vergadering van de Kamer van 27 april 2006 2. Vaststaande feiten De navolgende feiten worden als vaststaand aangenomen: 2.1. De notaris heeft in de periode van 2002 tot en met 2004 werkzaamheden voor klaagster en haar broers en zussen verricht, ter zake van - onder meer – de verdeling van het taxibedrijf van haar overleden broer (hierna: de erflater). De notaris is er bekend mee dat klaagster, haar broers en haar zussen geen goede verstandhouding met elkaar hebben en zijn onderverdeeld in de drie “kampen”: klaagster, zussen en broers . 2.2. Op 1 april 2005 heeft de notaris conservatoir verhaalsbeslag doen leggen op de onder klaagster en de overige erfgenamen te verdelen woning van de erflater, ter zake van niet betaalde notarisrekeningen. 2.3. Op 6 april 2005 heeft klaagster bij de Kamer van Toezicht over Notarissen en Kandidaat-Notarissen te Zutphen een klacht ingediend tegen de notaris, gebaseerd op - onder meer - gebrekkige communicatie. Bij beslissing van 24 november 2005 heeft de Kamer deze klacht (geregistreerd onder nummer 3/2005) gedeeltelijk gegrond verklaard en aan de notaris de maatregel van berisping opgelegd. De notaris is tegen deze beslissing in hoger beroep gegaan. 2.4. De overige familieleden van klaagster hebben geen klacht(en) ingediend tegen de notaris. 2.5. Bij brief van 27 april 2005 heeft de advocate van de twee broers van klaagster aan de notaris aangeboden dat haar cliënten 30% van de openstaande nota’s willen betalen na overdracht van de woning mits de notaris hun niet aanspreekt voor de reeds gemaakte beslagkosten en eventueel overige reeds gemaakte kosten. 2.6. Bij brief van 28 april 2005 heeft de gemachtigde van klaagster een brief gezonden aan de notaris, waarin hij onder meer het volgende heeft geschreven: “Uit oogpunt van volstrekte duidelijkheid deel ik u mede, dat door mij nimmer is gesteld mijn aandeel in uw nota’s niet te willen voldoen. Eveneens uit oogpunt van volstrekte duidelijkheid en thans in navolging van mijn broers (...) deel ik u mede wel degelijk bereid te zijn mijn aandeel in uw nota’s te voldoen. Ik ga er daarbij vanuit, dat u ook mij niet aanspreekt voor de reeds gemaakte beslagkosten en eventueel overige reeds gemaakte kosten. (...) Het bovenstaande betekent niet, dat ik instem met uw nota’s om reden als eerder en herhaald aan u kenbaar gemaakt. Betwisten is naar mijn uitdrukkelijke mening volstrekt iets anders, dan niet betalen. Daarenboven geldt, dat met betrekking tot het betwisten van uw nota’s, aan u bekende, andere wegen ter beschikking staan.” 2.7. Op 2 mei 2005 heeft de notaris een brief gezonden aan de advocate van twee broers van klaagster. Deze brief heeft -onder meer - de volgende inhoud: “Dezerzijds bestaat bereidheid om na ontvangst van het totaalbedrag aan openstaande declaraties ad € 13.936,09 het beslag op het heffen op basis van de navolgende voorwaarden: (...) 2. Betaling (...) geschiedt onvoorwaardelijk en met volledige erkenning van door alle erfgenamen van de verschuldigdheid van hun respectievelijke aandelen in de openstaande declaraties (...) 4. Na tijdige betaling (...) verlenen partijen elkaar over en weer finale kwijting (...). De reeds tegen mij en/of mijn kantoor ingestelde tuchtrechtelijke klachten zullen per direkt worden ingetrokken en/of stopgezet. Bovengenoemd voorstel is gedurende één week na heden van kracht. Bij gebreke van tijdige en schriftelijke acceptatie door een of meer erfgenamen komt het voorstel te vervallen zonder dat aan het voorstel nog enig recht kan worden ontleend. Ik stel u voor dat u op de kortst mogelijke termijn met alle erfgenamen overleg pleegt waarna ik wel van u mag vernemen.” 2.8. De gemachtigde van klaagster heeft op 9 mei 2005 een brief gezonden aan de voorzitter van het Bestuur van de Ring Zutphen van de Koninklijke Notariële Broederschap, waarin hij - onder verwijzing naar de brief van de notaris van 2 mei 2005 aan de (advocate van de) twee broers van klaagster – onder meer schrijft: “Hiermee stel ik u in kennis van een nieuwe m.i. onacceptabele wijze van handelen door Notaris [Y]”. 2.9. De advocaat van de twee zussen van klaagster heeft op 24 mei 2005 per fax een brief gezonden aan de notaris, waarin hij – onder meer - het volgende mededeelt: “U hebt in het telefoongesprek aan mij aangegeven dat u bereid bent de door u aan de boedel A.G.M. [Z] in rekening te brengen kosten te beperken (...) mits alle erfgenamen zich schriftelijk akkoord verklaren met de declaratie en ook de tuchtrechtelijke klachten als zodanig worden ingetrokken en stopgezet. (...) Ik zal hierover op korte termijn contact zoeken met alle erven en een eventuele akkoordbevinding aan u berichten c.q. bevestigen.” 2.10. Eveneens op 24 mei 2005 heeft de advocaat van de zussen van klaagster een brief aan de gemachtigde van klaagster gezonden, waarin hij schrijft: “Ik constateer (...) dat alle erven met het voorstel van de notaris instemmen en dat uitsluitend en alleen u (...) weigert met de regeling in te stemmen, waardoor de toescheiding van het huis (...) aan één van de heren [Z] niet kan geschieden. Als gevolg hiervan lijden de erven schade, schade waarvoor ik namens mijn cliënten u (...) uitdrukkelijk aansprakelijk houdt. Bij deze verzoek ik u, voor zover nodig sommeer u mij omgaand per fax met afschrift aan notaris [Y] te bevestigen dat ook u met de getroffen regeling kunt instemmen, bij gebreke waarvan ik geen andere mogelijkheid heb dan zonodig cliënten te adviseren rechtsmaatregelen ter zake te nemen, teneinde alsnog de toescheiding doorgang te kunnen laten vinden.” 3. De klacht, de gronden waarop deze berust en het verweer 3.1. Klaagster heeft ter zitting ingestemd met de constatering van de voorzitter van de Kamer van Toezicht dat de klacht (nog) uitsluitend betrekking heeft op de door de notaris ondernomen poging om buiten klaagster om (een) door klaagster ingediende klacht(en) ingetrokken te krijgen. Deze klacht berust op de volgende gronden. Terwijl klaagster als enige van de erfgenamen klachten heeft ingediend tegen de notaris, heeft de notaris haar niet benaderd met een schikkingsvoorstel dat mede het intrekken van die klachten inhield. Hij liet dit over aan een advocaat van familieleden van klaagster waarmee klaagster - naar de notaris wist - gebrouilleerd is. Hiermee heeft hij misbruik gemaakt van zijn kennis van familie-omstandigheden. Een notaris wordt geacht om te bemiddelen en niet om belanghebbenden tegen elkaar uit te spelen, zeker niet in eigen vermeend voordeel, aldus klaagster. 3.2. De verweren van de notaris komen in het navolgende, voor zover nodig, aan de orde. 4. De beoordeling van de klacht 4.1. Ter beoordeling is de vraag of de notaris zich schuldig heeft gemaakt aan enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wet op het notarisambt gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van klaagster, dan wel of hij zich schuldig heeft gemaakt aan enig handelen of nalaten dat een notaris niet betaamt, een en ander als bedoeld in artikel 98 van de Wet op het notarisambt. 4.2. Artikel 1 van de Verordening beroeps- en gedragsregels van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie bepaalt dat de notaris zich niet alleen in de uitoefening van zijn beroep maar ook daarbuiten zodanig dient te gedragen dat de eer en het aanzien van het notariaat niet worden of kunnen worden geschaad. 4.3. De notaris heeft in onderhandelingen met de (advocate van de) broers van klaagster - onder meer - de voorwaarde gesteld dat klaagster haar klachten zou intrekken, waarbij hij voorstelde dat deze advocaat op de kortst mogelijke termijn met alle erfgenamen overleg zou plegen. Vervolgens heeft hij diezelfde voorwaarden ook aan de advocaat van de zussen gesteld. De notaris wist dat de familieverhoudingen tussen klaagster en haar broers en zussen verstoord waren, dat de erfgenamen graag wilden dat het beslag werd opgeheven en dat klaagster alleen stond in de door haar tegen de notaris ingediende klacht(en). 4.4. Volgens de notaris treft hem geen verwijt omdat hij in zijn hoedanigheid van ondernemer heeft gehandeld. De Kamer verwerpt dit betoog. Onder de onder 4.3. vermelde omstandigheden diende de notaris te voorzien dat de door hem aan de (advocaten van de) broers en zussen van klaagster gestelde voorwaarde dat klaagster haar klacht(en) zou intrekken, zou leiden tot druk van die familieleden op klaagster om hieraan te voldoen. Door zijn wens tot het intrekken van de klacht(en) op die manier kracht bij te zitten - in plaats van rechtstreeks met klaagster contact op te nemen - heeft de notaris zijn kennis over de familieverhoudingen voor persoonlijk voordeel gebruikt. De notaris wist bovendien dat klaagster haar aandeel in zijn nota’s in beginsel wilde betalen. Van een behoorlijk en zorgvuldig handelend notaris, ongeacht of hij handelt in de uitoefening van zijn beroep of daarbuiten, mag verwacht worden dat hij de bij de uitoefening van zijn ambt opgedane kennis over familieverhoudingen niet inzet om een cliënte tot betalen en/of het intrekken van klachten te bewegen.. Door voormeld handelen heeft de notaris naar het oordeel van de Kamer afbreuk gedaan aan de eer en het aanzien van het ambt van notaris. 4.5. De conclusie dient derhalve te luiden dat de klacht gegrond is. De klacht is naar het oordeel van kamer niet van zodanig gewicht dat deze moeten leiden tot het opleggen van een maatregel aan de notaris. Hierbij houdt de Kamer rekening met de omstandigheid dat klaagster geen schade heeft geleden door de handelswijze van de notaris en ook overigens niet belet is geworden in de uitoefening van enig haar in dit verband toekomend recht. 4.6. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing worden gelaten. 4.7. Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing. 5. De beslissing De Kamer: 5.1. verklaart de klacht gegrond; 5.2. legt aan de notaris geen maatregel op. Aldus gegeven door mr. D. Vergunst, voorzitter, dhr. E. Bos, mr. W.M. Eijkelestam, mr. F.V.J. Buitink en mr. J.W.J.M. Schurink, leden, zulks in tegenwoordigheid van mr. M. de Kroon als secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juni 2006. Binnen 30 dagen na de dag van verzending van de brief, waarbij deze beslissing wordt toegezonden, kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen de termijn van 30 dagen door het Gerechtshof te zijn ontvangen. Het adres van het Gerechtshof luidt: Gerechtshof te Amsterdam t.a.v. kamer 17A, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.