Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ4196

Datum uitspraak2006-11-23
Datum gepubliceerd2006-12-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersR. Stoete
Statusgepubliceerd


Indicatie

Art. 6 WVW1994; verminderde toerekeningsvatbaarheid door alcoholafhankelijkheid en een persoonlijkheidsstoornis. Verdachte heeft na het drinken van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol zijn auto, een Landrover, bestuurd. Verdachte is door de politie aangehouden en uit de afgenomen blaastest bleek het alcoholgehalte van de adem van verdachte 745 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht te zijn. Verdachte kreeg een rijverbod opgelegd en zijn rijbewijs werd ingevorderd. De verbalisanten hebben een taxi voor hem besteld. Toen de taxichauffeur arriveerde bleek dat verdachte voornemens was weer in zijn auto te stappen en verder te rijden. Op aangeven van de taxichauffeur zijn de verbalisanten [slachtoffer] en [verbalisant] naar de parkeerplaats terug gegaan waar de Landrover geparkeerd stond. Zij hebben het dienstvoertuig bij de ingang van de parkeerplaats van de [parkeerplaats] geplaatst. Verbalisant [slachtoffer] is uitgestapt en in de richting van het parkeerterrein gelopen. Op het moment dat hij zicht kreeg op het parkeerterrein, zag hij dat verdachte in zijn Landrover was gestapt en aanstalten maakte om weg te rijden. Verbalisant [slachtoffer] is op de weg gaan staan en riep dat verdachte moest stoppen. Verdachte is echter, terwijl hij zijn snelheid opvoerde, doorgereden. Nadat verbalisant [slachtoffer] nog net op tijd voor de auto van verdachte weg kon springen, is verdachte met onverminderde snelheid doorgereden. Verdachte heeft hiermee een gevaarlijke situatie gecreëerd met de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel voor de verbalisant in kwestie. Het is slechts aan de adequate reactie van de verbalisant te danken dat hij niet is geraakt. Vervolgens heeft verdachte met zijn auto een lantaarnpaal geraakt en is daarna de [A-laan] opgereden, alwaar hij meermalen auto’s heeft ingehaald terwijl ter plekke een inhaalverbod geldt. Diverse hem tegemoetkomende voertuigen moesten de naast de rijbaan van de [A-laan] gelegen rechterberm in rijden om een aanrijding met verdachte te voorkomen. Verdachte heeft door dit gedrag gevaar op de weg veroorzaakt. Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat hij eerder is veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol, hetgeen hem er niet van heeft weerhouden om opnieuw na een grote hoeveelheid alcohol te hebben genuttigd, een auto te besturen. De rechtbank heeft voor de mate van toerekenbaarheid en bij het bepalen van de strafmaat laten meewegen hetgeen omtrent de persoon van verdachte uit de bovengenoemde rapportage van psycholoog [psycholoog] duidelijk is geworden. Deze deskundige concludeert in het rapport dat bij verdachte sprake is van alcoholafhankelijkheid en een persoonlijkheidsstoornis niet anders omschreven (n.a.o.) met onrijp-afhankelijke, theatrale en ijdele trekken. Zowel de alcoholafhankelijkheid alsook de persoonlijkheidsstoornis waren aanwezig ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten. Als gevolg van de ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens wordt verdachte door de deskundige verminderd toerekeningsvatbaar geacht ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Parketnummer: 15/630703-06 Uitspraakdatum: 23 november 2006 Tegenspraak VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv) Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 november 2006 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats]. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat 1. PRIMAIR: hij op of omstreeks 05 augustus 2006 te Zandvoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder rijdend in een (groot model) personenauto (namelijk een Landrover) met hoge snelheid (en zijn snelheid opvoerend) op die [slachtoffer] is afgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; SUBSIDIAIR: hij op of omstreeks 05 augustus 2006 te Zandvoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten [slachtoffer], hoofdagent bij de vrijwillige politie Kennemerland en/of buitengewoon opsporingsambtenaar bij de regiopolitie Kennemerland, belast met een alcoholcontrole, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder rijdend in een (groot model) personenauto (namelijk een Landrover) met hoge snelheid (en zijn snelheid opvoerend) op die [slachtoffer] is afgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op of omstreeks 05 augustus 2006 (omstreeks 20.53 uur) te Zandvoort als bestuurder van een voertuig, (te weten een bedrijfsauto, merk Landrover), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 745 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; 3. hij op of omstreeks 05 augustus 2006 te Zandvoort als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en/of als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, de [A-laan], een motorrijtuig, (te weten een bedrijfsauto, merk Landrover), van de categorie of categorieën, waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, heeft bestuurd; 4. hij op of omstreeks 05 augustus 2006 (omstreeks 21.55 uur) te Zandvoort als bestuurder van een motorvoertuig (te weten een bedrijfsauto, merk Landrover), daarmee rijdende op de weg(en), de uitrit van de parkeerplaats van de [parkeerplaats] en/of de [A-laan] (in de richting van [D-dorp]) en/of de [B-weg] en/of de [C-weg], zich zodanig gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers heeft verdachte - na inwendig gebruik van alcoholhoudende drank - op de uitrit van genoemde parkeerplaats gereden met een hogere snelheid dan (gelet op de weg- en/of verkeerssituatie) maximaal verantwoord en/of toelaatbaar kon worden geacht en/of - (vervolgens) de aanwijzing om te stoppen, die hem werd gegeven door een daartoe bevoegde en als zodanig kenbare ambtenaar van politie, niet opgevolgd, immers is hij, verdachte, niet gestopt toen [slachtoffer], hoofdagent van politie, hem door middel van het omhoog brengen van diens rechterarm en/of hem daarbij - luid en duidelijk - de woorden "[verdachte], stoppen, politie" toe te voegen, een stopteken had gegeven en/of - (vervolgens) met verhoogde snelheid, in ieder geval met (nagenoeg) onverminderde snelheid, gereden langs een ter plaatse opgesteld politievoertuig, waarbij hij, verdachte, met zijn voertuig deels over het (gelet op verdachtes rijrichting rechts gelegen) trottoir is gereden en/of - (waarbij) een botsing/aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en een op het trottoir geplaatste lantaarnpaal en/of - (vervolgens) zonder te stoppen zijn weg vervolgd, waarbij hij, verdachte, (met onverminderde snelheid) rechtsaf de [A-laan] is opgereden en/of - (vervolgens) meermalen (abrubt) een voor hem, verdachte, rijdend voertuig (links) ingehaald en/of meermalen (abrubt) een inhaalmanoeuvre (naar links en/of naar rechts) gemaakt, terwijl de [A-laan] ter plaatse bestaat uit een (1) rijbaan bestemd voor verkeer in beide rijrichtingen, welke rijbaan door middel van een doorgetrokken streep in twee rijstroken is verdeeld en/of - (zodoende) meermalen gereden op de rijstrook bestemd voor het tegemoet komende verkeer en/of - (vervolgens) zonder richting aan te geven de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer (gezien de rijrichting van verdachte) naar links heeft overgestoken teneinde zijn weg (met onverminderde snelheid) te vervolgen over de [B-weg] en/of - (vervolgens) zijn, verdachtes, voertuig tot stilstand gebracht (deels) op de rijbaan van de [C-weg] en/of - (vervolgens) zijn, verdachtes, voertuig onbeheerd achtergelaten. 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Bewijs 3.1. Vrijspraak De rechtbank acht op grond van de stukken van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepoogd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven. Niet is komen vast te staan dat verdachte met een zodanig hoge snelheid op [slachtoffer] is afgereden, dat deze, indien hij door de Landrover zou worden geraakt, aan de gevolgen hiervan zou komen te overlijden dan wel dat de kans op dat noodlottige gevolg aanmerkelijk zou zijn geweest. Verdachte dient derhalve van het onder 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken. 3.2. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan in dier voege dat 1. SUBSIDIAIR: hij op 5 augustus 2006 te Zandvoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten [slachtoffer], hoofdagent bij de vrijwillige politie Kennemerland en buitengewoon opsporingsambtenaar bij de regiopolitie Kennemerland, belast met een alcoholcontrole, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder rijdend in een groot model personenauto, namelijk een Landrover, zijn snelheid opvoerend op die [slachtoffer] is afgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op 5 augustus 2006 omstreeks 20.53 uur te Zandvoort als bestuurder van een voertuig, te weten een auto, merk Landrover, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 745 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; 3. hij op 5 augustus 2006 te Zandvoort als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, de [A-laan], een motorrijtuig, te weten een auto, merk Landrover, van de categorie waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, heeft bestuurd; 4. hij op 5 augustus 2006 omstreeks 21.55 uur te Zandvoort als bestuurder van een motorvoertuig, te weten een auto, merk Landrover, daarmee rijdende op de uitrit van de parkeerplaats van de [parkeerplaats] en de [A-laan] in de richting van [D-dorp] en de [B-weg] en de [C-weg], zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd, immers heeft verdachte - na inwendig gebruik van alcoholhoudende drank - op de uitrit van genoemde parkeerplaats gereden met een hogere snelheid dan gelet op de weg- en verkeerssituatie maximaal verantwoord kon worden geacht en - vervolgens de aanwijzing om te stoppen, die hem werd gegeven door een daartoe bevoegde en als zodanig kenbare ambtenaar van politie, niet opgevolgd, immers is hij, verdachte, niet gestopt toen [slachtoffer], hoofdagent van politie, hem door middel van het hem - luid en duidelijk - de woorden "[verdachte], stoppen, politie" toe te voegen, een stopteken had gegeven en - vervolgens met verhoogde snelheid gereden langs een ter plaatse opgesteld politievoertuig, waarbij hij, verdachte, met zijn voertuig deels over het gelet op verdachtes rijrichting rechts gelegen trottoir is gereden en - waarbij een aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde voertuig en een op het trottoir geplaatste lantaarnpaal en - vervolgens zonder te stoppen zijn weg vervolgd, waarbij hij, verdachte, rechtsaf de [A-laan] is opgereden en - vervolgens meermalen abrupt een voor hem, verdachte, rijdend voertuig links ingehaald en meermalen abrupt een inhaalmanoeuvre naar links en/of naar rechts gemaakt, terwijl de [A-laan] ter plaatse bestaat uit een (1) rijbaan bestemd voor verkeer in beide rijrichtingen, welke rijbaan door middel van een doorgetrokken streep in twee rijstroken is verdeeld en - zodoende meermalen gereden op de rijstrook bestemd voor het tegemoet komende verkeer en - vervolgens zonder richting aan te geven de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer, gezien de rijrichting van verdachte, naar links heeft overgestoken teneinde zijn weg met onverminderde snelheid te vervolgen over de [B-weg] en - vervolgens zijn, verdachtes, voertuig tot stilstand gebracht deels op de rijbaan van de [C-weg] en - vervolgens zijn, verdachtes, voertuig onbeheerd achtergelaten. Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 4. Strafbaarheid van de feiten Het bewezenverklaarde levert op: feit 1 subsidiair: Poging tot zware mishandeling feit 2: Overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994 feit 3: Overtreding van artikel 9, zevende lid van de Wegenverkeerswet 1994 feit 4: Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 5. Strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 6. Motivering van de sancties en van overige beslissingen 6.1. Eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft de feiten 1 primair, 2, 3 en 4 bewezen geacht en gevorderd dat de rechtbank voor de feiten 1 primair, 2 en 3 aan verdachte een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 12 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met hierbij als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact, ook indien dit inhoudt het volgen van een behandeling bij De Waag en de Brijderstichting en opname in de Piet Roordakliniek, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft hij ten aanzien van deze feiten gevorderd een werkstraf van 120 uren op te leggen, bij het niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 dagen hechtenis. Ten aanzien van feit 1 primair heeft de officier van justitie gevorderd een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaar. Ten aanzien van feit 2 respectievelijk feit 3 heeft officier van justitie gevorderd een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden respectievelijk voor de duur van vier maanden. Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie een geldboete gevorderd van € 500,--, bij het niet betalen daarvan of de onmogelijkheid van verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Tenslotte heeft hij gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (€ 400,--) toe te wijzen en hierbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. 6.2. Hoofdstraf Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en met name uit de bespreking aldaar van het door klinisch en forensisch psycholoog [psycholoog] uitgebrachte pro justitia rapport van 27 oktober 2006 en het door de Brijder Verslavingszorg uitgebrachte voorlichtingsrapport van 8 november 2006 is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft na het drinken van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol zijn auto, een Landrover, bestuurd. Verdachte is door de politie aangehouden en uit de afgenomen blaastest bleek het alcoholgehalte van de adem van verdachte 745 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht te zijn. Verdachte kreeg een rijverbod opgelegd en zijn rijbewijs werd ingevorderd. De verbalisanten hebben een taxi voor hem besteld. Toen de taxichauffeur arriveerde bleek dat verdachte voornemens was weer in zijn auto te stappen en verder te rijden. Op aangeven van de taxichauffeur zijn de verbalisanten [slachtoffer] en [verbalisant] naar de parkeerplaats terug gegaan waar de Landrover geparkeerd stond. Zij hebben het dienstvoertuig bij de ingang van de parkeerplaats van de [parkeerplaats] geplaatst. Verbalisant [slachtoffer] is uitgestapt en in de richting van het parkeerterrein gelopen. Op het moment dat hij zicht kreeg op het parkeerterrein, zag hij dat verdachte in zijn Landrover was gestapt en aanstalten maakte om weg te rijden. Verbalisant [slachtoffer] is op de weg gaan staan en riep dat verdachte moest stoppen. Verdachte is echter, terwijl hij zijn snelheid opvoerde, doorgereden. Nadat verbalisant [slachtoffer] nog net op tijd voor de auto van verdachte weg kon springen, is verdachte met onverminderde snelheid doorgereden. Verdachte heeft hiermee een gevaarlijke situatie gecreëerd met de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel voor de verbalisant in kwestie. Het is slechts aan de adequate reactie van de verbalisant te danken dat hij niet is geraakt. Vervolgens heeft verdachte met zijn auto een lantaarnpaal geraakt en is daarna de [A-laan] opgereden, alwaar hij meermalen auto’s heeft ingehaald terwijl ter plekke een inhaalverbod geldt. Diverse hem tegemoetkomende voertuigen moesten de naast de rijbaan van de [A-laan] gelegen rechterberm in rijden om een aanrijding met verdachte te voorkomen. Verdachte heeft door dit gedrag gevaar op de weg veroorzaakt. Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat hij eerder is veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol, hetgeen hem er niet van heeft weerhouden om opnieuw na een grote hoeveelheid alcohol te hebben genuttigd, een auto te besturen. De rechtbank heeft voor de mate van toerekenbaarheid en bij het bepalen van de strafmaat laten meewegen hetgeen omtrent de persoon van verdachte uit de bovengenoemde rapportage van psycholoog [psycholoog] duidelijk is geworden. Deze deskundige concludeert in het rapport dat bij verdachte sprake is van alcoholafhankelijkheid en een persoonlijkheidsstoornis niet anders omschreven (n.a.o.) met onrijp-afhankelijke, theatrale en ijdele trekken. Zowel de alcoholafhankelijkheid alsook de persoonlijkheidsstoornis waren aanwezig ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten. Als gevolg van de ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens wordt verdachte door de deskundige verminderd toerekeningsvatbaar geacht ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare. Op grond van het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Een gedeelte daarvan behoeft vooralsnog niet ten uitvoer te worden gelegd om verdachte er van te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan. Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de Brijder Verslavingszorg gedurende de proeftijd noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Voorts acht de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen passend en geboden. Ten aanzien van de overtreding zal de rechtbank een geldboete van na te noemen hoogte opleggen. De rechtbank legt een lagere gevangenisstraf op en zal geen werkstraf opleggen, omdat de eis van de officier van justitie mede gebaseerd is op een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en de rechtbank verdachte van dit feit vrij spreekt. Vordering benadeelde partij De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 400,-- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezen verklaarde feit en – gelet op de onderbouwing daarvan en het verhandelde ter terechtzitting – redelijk en billijk voorkomt. De vordering zal dan ook worden toegewezen. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. Schadevergoedingsmaatregel Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, te weten € 400,--. 7. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: 23, 24, 24c, 36f, 45, 57, 62 en 302 van het Wetboek van Strafrecht; 5, 8, 9, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. 8. Beslissing De rechtbank: Spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2. vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 subsidiair, 2 en 3 tot een gevangenisstraf voor de duur van 275 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Brijder Verslavingszorg, zolang die instelling dit nodig acht, ook als dit inhoudt: - het meewerken aan een intake bij de Brijder Verslavingszorg, het zich houden aan de geïndiceerde behandeling en het afmaken van deze behandeling; - het meewerken aan een intake bij De Waag, het zich houden aan de geïndiceerde behandeling en het afmaken van deze behandeling. Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 subsidiair tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 jaar. Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 4 tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden. Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 4 tot een geldboete van € 500,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 400,-- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, rekeningnummer 285038230 ( t.n.v. Politie Kennemerland), tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken. Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 400,--, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis. Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij. Gelast de teruggave aan verdachte van: - 1.00 stk bedrijfsauto; Landrover 90 Hardtop kl. grijs. 9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. Greuter, voorzitter, mrs. Verpalen en Donders, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. De Vries, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 november 2006.