Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ4363

Datum uitspraak2006-11-07
Datum gepubliceerd2006-12-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers22-002138-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijspraak: Alhoewel het hof betrokkenheid van de verdachte bij de goederentransporten tussen - kortweg - [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] op grond van het procesdossier aannemelijk acht, bevat het procesdossier naar het oordeel van het hof onvoldoende bewijsmateriaal om te komen tot een bewezenverklaring van - minstgenomen voorwaardelijk - opzet van de verdachte op het medeplegen van overtreding van de Opiumwet als ten laste gelegd, dan wel medeplichtigheid daaraan. Meer in het bijzonder is het hof - anders dan de advocaat-generaal - op grond van het voorhanden bewijsmateriaal van oordeel dat, bij gebrek aan enig bewijsmateriaal dat duidt op concrete wetenschap bij de verdachte van de aanwezigheid van verborgen verdovende middelen, niet kan worden bewezen dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er sprake was van drugssmokkel, nu het procesdossier - dat betrekking heeft op een tijdsspanne van niet meer dan circa 48 uur - slechts in zeer beperkte mate zicht biedt op de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde transporten.


Uitspraak

Rolnummer: 22-002138-06 Parketnummer: 10-000331-04 Datum uitspraak: 7 november 2006 TEGENSPRAAK Gerechtshof te 's-Gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 2 mei 2005 in de strafzaak tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], adres: [adres] Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 2 mei 2006 en 24 oktober 2006. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep op vordering van respectievelijk de officier van justitie en de advocaat-generaal gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vorderingen wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde. De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Vordering ter terechtzitting De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 meer subsidiair, 2 meer subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. Het vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Vrijspraak Alhoewel het hof betrokkenheid van de verdachte bij de goederentransporten tussen - kortweg - [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] op grond van het procesdossier aannemelijk acht, bevat het procesdossier naar het oordeel van het hof onvoldoende bewijsmateriaal om te komen tot een bewezenverklaring van - minstgenomen voorwaardelijk - opzet van de verdachte op het medeplegen van overtreding van de Opiumwet als ten laste gelegd, dan wel medeplichtigheid daaraan. Meer in het bijzonder is het hof - anders dan de advocaat-generaal - op grond van het voorhanden bewijsmateriaal van oordeel dat, bij gebrek aan enig bewijsmateriaal dat duidt op concrete wetenschap bij de verdachte van de aanwezigheid van verborgen verdovende middelen, niet kan worden bewezen dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er sprake was van drugssmokkel, nu het procesdossier - dat betrekking heeft op een tijdsspanne van niet meer dan circa 48 uur - slechts in zeer beperkte mate zicht biedt op de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde transporten. Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het aan hem tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, mr. M.J. Bax-Luhrman en mr. H.W.J. de Groot, in bijzijn van de griffier mr. M. van Kuilenburg. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 november 2006. Mr. De Groot is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.