Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ4404

Datum uitspraak2006-12-07
Datum gepubliceerd2006-12-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10/000272-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Air Holland-zaak: veroordelingen voor witwassen in de zaken met parketnummer: 10/000364-04, 10/000124, 10/000272-04, 10/000123-02 . Aan verdachten is ten laste gelegd (1) het witwassen van een (groot) aantal geldbedragen, omschreven als (gewoonte)heling, subsidiair schuldheling dan wel (gewoonte)witwassen, subsidiair schuldwitwassen en (2) leidinggeven of deelnemen aan een criminele organisatie. Inhoud vonnissen: (1) overwegingen omtrent de ontvankelijkheid van de officier van justitie naar aanleiding van beroepen op (i) gedane toezeggingen tot niet verdere vervolging, (ii) gelijkheidsbeginsel, (iii) onjuiste informatieverschaffing door officier van justitie over buitenlandse medeverdachte in verband met diplomatieke status; (2) overwegingen naar aanleiding van onder meer beroepen op de artikelen 301, vierde lid en 395a van het Wetboek van Strafvordering (3) overwegingen omtrent het bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” vòòr en na inwerkingtreding witwasbepalingen in titel XXXa van het Wetboek van Strafvordering op 14 december 2001. Kern vonnissen ad (3): Gelet op de verwantschap, gelijke strekking en soortgelijke achtergrond van de witwasbepalingen enerzijds en de helingsbepalingen (in witwaszaken) anderzijds, zoals blijkt uit de wetsgeschiedenis van titel XXXa van het Wetboek van Strafrecht (Kamerstukken II 1999-2000, 22 159, nr 3), alsmede gelet op jurisprudentie van de HR (20 december 2005, LJN: AU3951, 27 september 2005, NJ 2006, 473 en 28 september 2004, LJN: AP2124)is, indien niet blijkt van een nauwkeurig aangeduid misdrijf, voldaan aan het vereiste “afkomstig uit enig misdrijf” wanneer uit de bewijsmiddelen kan volgen dat het in de gegeven omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen een criminele herkomst hebben. In strafmotivering (straffen opgelegd variërend van 36 maanden tot 12 maanden, telkens met voorwaardelijk deel) tot uitdrukking gebracht de maatschappelijk ongewenste vermenging van “boven- en onderwereld”.


Uitspraak

Parketnummer: 10/000272-04 Datum uitspraak: 7 december 2006 Tegenspraak VONNIS van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte: [naam verdachte], geboren op [geboortedatum] 1952 te [geboorteplaats], ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres: [adres], raadsman mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht. ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2006, 20 maart 2006, 27 maart 2006, 29 maart 2006, 3 april 2006, 15 november 2006, 20 november 2006, 21 november 2006 en 23 november 2006. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Op de terechtzitting van 27 maart 2006 is de tenlastelegging overeenkomstig de vordering van de officier van justitie gewijzigd. De inhoud van de tenlastelegging is hierna integraal opgenomen, waarin de wijziging van de tenlastelegging is verwerkt door deze cursief weer te geven. 1. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2001 tot en met 1 november 2001 te Amsterdam en/of Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, en/of in Luxemburg, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen en aldaar (telkens) krachtens die gewoonte (een) geldbedrag(en), bestaande uit: - NLG 2.500.000,-- (omgerekend € 1.136.363,--) en/of - NLG 493.000,-- (omgerekend € 224.090,--) en/of - NLG 440.742,-- (omgerekend € 200.000,--) en/of - NLG 400.000,-- (omgerekend € 181.512,--), verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van dat/die geldbedrag(en) wist(en), dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2001 tot en met 1 november 2001 te Amsterdam en/of Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, en/of in Luxemburg, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, (een) geldbedrag(en), bestaande uit: - NLG 2.500.000,-- (omgerekend € 1.136.363,--) en/of - NLG 493.000,-- (omgerekend € 224.090,--) en/of - NLG 440.742,-- (omgerekend € 200.000,--) en/of - NLG 400.000,-- (omgerekend € 181.512,--), heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van dat/die geldbedrag(en) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had/hadden moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; (artikel 416 en/of 417 en/of 417bis van het Wetboek van Strafrecht) Zaak [naam touroperator] 2. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 april 2001 tot en met 1 juni 2001 te Klarenbeek en/of Apeldoorn en/of Rotterdam en/of Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen en aldaar (telkens) krachtens die gewoonte (een) geldbedrag(en), (te weten in totaal ongeveer 2.500.000 Nederlandse guldens), heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van dat/die geldbedrag(en) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 april 2001 tot en met 1 juni 2001 te Klarenbeek en/of Apeldoorn en/of Rotterdam en/of Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, (een) geldbedrag(en), (te weten in totaal ongeveer 2.500.000 Nederlandse guldens), heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van dat/die geldbedrag(en) wist(en), althans redelijkerwijs had/hadden moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; (artikel 416 en/of 417 en/of 417bis van het Wetboek van Strafrecht) Zaak Contante Borg. 3. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2001 tot en met 30 augustus 2001 te Klarenbeek en/of Apeldoorn en/of Rotterdam en/of Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, en/of in Londen, althans in Engeland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen en aldaar (telkens) krachtens die gewoonte (een) geldbedrag(en), bestaande uit: - NLG 5.000.000,--,-- (omgerekend € 2.273.000,--) en/of - NLG 10.000.000,-- (omgerekend € 4.545.454,-- en/of - NLG 2.500.000,-- (omgerekend € 1.136.363,--) en/of - NLG 6.250.000,-- (omgerekend € 2.840.909,--), althans bestaande uit: - NLG 2.499.687,50 (ontvangen op bankrekening van Air Holland III BV, overgemaakt door [persoon 5] [persoon 4]/ [naam bankinstelling], op of omstreeks 3 juli 2001) en/of - NLG 1.250.000,-- (ontvangen op bankrekening Air Holland III BV, overgemaakt door [naam drukkerij], op of omstreeks 6 augustus 2001), verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van dat/die geldbedrag(en) (telkens) wist(en), dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2001 tot en met 30 augustus 2001 te Klarenbeek en/of Apeldoorn en/of Rotterdam en/of Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, en/of in Londen, althans in Engeland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, (een) geldbedrag(en), bestaande uit: - NLG 5.000.000,--,-- (omgerekend € 2.273.000,--) en/of - NLG 10.000.000,-- (omgerekend € 4.545.454,-- en/of - NLG 2.500.000,-- (omgerekend € 1.136.363,--) en/of - NLG 6.250.000,-- (omgerekend € 2.840.909,--), althans bestaande uit: - NLG 2.499.687,50 (ontvangen op bankrekening van Air Holland III BV, overgemaakt door [persoon 5] [persoon 4]/ [naam bankinstelling], op of omstreeks 3 juli 2001) en/of - NLG 1.250.000,-- (ontvangen op bankrekening Air Holland III BV, overgemaakt door [naam drukkerij], op of omstreeks 6 augustus 2001), heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van dat/die geldbedrag(en) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had/hadden moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; (artikel 416 en/of 417 en/of 417bis van het Wetboek van Strafrecht) Zaak Verenigd Koninkrijk 4. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 augustus 2001 tot en met 13 december 2001 te Klarenbeek en/of Apeldoorn en/of Rotterdam en/of Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, en/of in Luxemburg, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen en aldaar (telkens) krachtens die gewoonte (een) geldbedrag(en), bestaande uit: - DM 2.850.730,-- (omgerekend € 1.177.988,--) en/of - NLG 2.255.250-- (omgerekend € 1.025.113,--) en/of - NLG 4.338.700,-- (omgerekend € 1.972.136,--) en/of - DM 67.500,-- (omgerekend € 27.685,--) en/of - CHF 674.010,--- (omgerekend € 457.390,--) en/of - NLG 1.200.000,-- (omgerekend € 545.454,--) en/of - £ 60.010,-- (omgerekend € 97.182,--) en/of - NLG 1.734.280,-- (omgerekend € 788.309,--) en/of - DM 152.010,-- (omgerekend € 62.814,--) en/of - NLG 2.042.000,--- (omgerekend € 928.181,--) en/of - DM 926.800,-- (omgerekend € 382.975--) en/of - $ 1.687.750,-- (omgerekend € 1.925.336,--) en/of - DM 157.000,-- (omgerekend € 64.876,--) en/of - $ 770.000,-- (omgerekend €878.393,--), althans bestaande uit: - NLG 4.297.234,50 (ontvangen op bankrekening van [naam holding], overgemaakt door [naam bedrijf 1], op of omstreeks 28 augustus 2001) en/of - € 204.101,10 (ontvangen op bankrekening van [naam holding], overgemaakt door [naam bedrijf 1], op of omstreeks 29 oktober 2001) en/of - € 453.780,22 (ontvangen op bankrekening van [naam holding], overgemaakt door [naam holding 2]. / [naam bedrijf 2], op of omstreeks 20 november 2001) en/of - € 453.780,22 (ontvangen op bankrekening van [naam holding], overgemaakt door [naam bedrijf 2]/ [naam holding 2]. , op of omstreeks 8 december 2001), verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van dat/die geldbedrag(en) (telkens) wist(en), dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 augustus 2001 tot en met 13 december 2001 te Klarenbeek en/of Apeldoorn en/of Rotterdam en/of Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, en/of in Luxemburg, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, (een) geldbedrag(en), betaande uit: - DM 2.850.730,-- (omgerekend € 1.177.988,--) en/of - NLG 2.255.250-- (omgerekend € 1.025.113,--) en/of - NLG 4.338.700,-- (omgerekend € 1.972.136,--) en/of - DM 67.500,-- (omgerekend € 27.685,--) en/of - CHF 674.010,--- (omgerekend € 457.390,--) en/of - NLG 1.200.000,-- (omgerekend € 545.454,--) en/of - £ 60.010,-- (omgerekend € 97.182,--) en/of - NLG 1.734.280,-- (omgerekend € 788.309,--) en/of - DM 152.010,-- (omgerekend € 62.814,--) en/of - NLG 2.042.000,--- (omgerekend € 928.181,--) en/of - DM 926.800,-- (omgerekend € 382.975--) en/of - $ 1.687.750,-- (omgerekend € 1.925.336,--) en/of - DM 157.000,-- (omgerekend € 64.876,--) en/of - $ 770.000,-- (omgerekend €878.393,--), althans bestaande uit: - NLG 4.297.234,50 (ontvangen op bankrekening van [naam holding], overgemaakt door [naam bedrijf 1], op of omstreeks 28 augustus 2001) en/of - € 204.101,10 (ontvangen op bankrekening van [naam holding], overgemaakt door [naam bedrijf 1], op of omstreeks 29 oktober 2001 en/of - € 453.780,22 (ontvangen op bankrekening van [naam holding], overgemaakt door [naam holding 2]. / [naam bedrijf 2], op of omstreeks 20 november 2001) en/of - € 453.780,22 (ontvangen op bankrekening van [naam holding], overgemaakt door [naam bedrijf 2]/ [naam holding 2]. , op of omstreeks 8 december 2001), heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van dat/die geldbedrag(en) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had/hadden moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; (artikel 416 en/of 417 en/of 417bis Wetboek van Strafrecht) zaak Luxemburg (zie met name transactie 2 tot en met 9) 5. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 15 april 2002 te Klarenbeek en/of Apeldoorn en/of Rotterdam en/of Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, en/of in Luxemburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een voorwerp, te weten één of meerdere geldbedrag(en), bestaande uit: - NLG 548.550,-- (omgerekend € 248.921,--) en/of - £ 289.860,-- (omgerekend € 471.547,--) en/of - SCP 140,-- (omgerekend € 227,--) en/of - € 150.000,-- en/of - € 438.000,-- en/of - £ 188.390,-- (omgerekend € 306.474,--) en/of - £ 185.070,-- (omgerekend € 301.073,--) en/of - $ 210.000,-- (omgerekend € 239.561,--), althans van USD 200.000 (ontvangen op bankrekening van [naam holding], overgemaakt door [naam bedrijf 2] , op of omstreeks 10 januari 2002), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet en/of (telkens) van dit/deze geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), van voornoemde handelwijze een gewoonte gemaakt; Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 15 april 2002 te Klarenbeek en/of Apeldoorn en/of Rotterdam en/of Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, en/of in Luxemburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een voorwerp, te weten één of meerdere geldbedrag(en), bestaande uit: - NLG 548.550,-- (omgerekend € 248.921,--) en/of - £ 289.860,-- (omgerekend € 471.547,--) en/of - SCP 140,-- (omgerekend € 227,--) en/of - € 150.000,-- en/of - € 438.000,-- en/of - £ 188.390,-- (omgerekend € 306.474,--) en/of - £ 185.070,-- (omgerekend € 301.073,--) en/of - $ 210.000,-- (omgerekend € 239.561,--) althans van USD 200.000 (ontvangen op bankrekening van [naam holding], overgemaakt door [naam bedrijf 2] , op of omstreeks 10 januari 2002), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet en/of (telkens) van dit/deze geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf; en/of: hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 15 april 2002 te Klarenbeek en/of Apeldoorn en/of Rotterdam en/of Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, en/of in Luxemburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een voorwerp, te weten één of meerdere geldbedrag(en), bestaande uit: - NLG 548.550,-- (omgerekend € 248.921,--) en/of - £ 289.860,-- (omgerekend € 471.547,--) en/of - SCP 140,-- (omgerekend € 227,--) en/of - € 150.000,-- en/of - € 438.000,-- en/of - £ 188.390,-- (omgerekend € 306.474,--) en/of - £ 185.070,-- (omgerekend € 301.073,--) en/of - $ 210.000,-- (omgerekend € 239.561,--) althans van USD 200.000 (ontvangen op bankrekening van [naam holding], overgemaakt door [naam bedrijf 2] , op of omstreeks 10 januari 2002), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet en/of (telkens) van dit/deze geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende op dat/die voorwerp(en) was, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf; (artikel 420ter en/of 420bis en/of 420quater Wetboek van Strafrecht) zaak Luxemburg (zie met name transactie 10 tot en met 15) 6. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 maart 2001 tot en met 25 oktober 2004 te Rotterdam en/of Amsterdam en/of Den Haag en/of Barendrecht en/of (elders) in Nederland en/of te Engeland en/of Luxemburg (mede) leiding heeft gegeven, althans heeft deelgenomen, aan een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven, welke organisatie bestond uit een groep samenwerkende personen, bestaande naast verdachte uit [medeverdachte 6], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5], [medeverdachte 7], [medeverdachte 8], [medeverdachte 9], [medeverdachte 10] en/of een of meer andere perso(o)n(en), de misdrijven waren: - het opzettelijk plegen van valsheid in geschrift; - het plegen van (gewoonte- en/of opzet- en/of schuld-)witwassen; - (gewoonte) heling; (art. 140 Wetboek van Strafrecht) zaak Luxemburg, zaak Contante borg, zaak Verenigd Koninkrijk, zaak [naam touroperator] EIS OFFICIER VAN JUSTITIE De officier van justitie mr. Schram heeft gerequireerd tot: - vrijspraak van het onder 6 ten laste gelegde; - bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair met betrekking tot de twee door Air Holland II BV ontvangen bedragen, 4 primair met betrekking tot de vier door [naam holding] ontvangen bedragen en onder 5 primair met betrekking tot de 200.000,- US Dollar, ten laste gelegde; - veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. ONTVANKELIJKHEID OFFICIER VAN JUSTITIE Diplomatieke status [medeverdachte 7] Bij conclusie van dupliek is namens verdachte aangevoerd dat de officier van justitie al dan niet opzettelijk en/of in strijd met de waarheid heeft aangegeven dat de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 7] is geëindigd omdat [medeverdachte 7] zich heeft beroepen op zijn diplomatieke status, terwijl hij wist of had kunnen weten dat [medeverdachte 7] was vrijgesproken. De raadsman heeft niet aangegeven tot welk in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering omschreven rechtsgevolg dit dient te leiden zodat verdere bespreking van dit verweer achterwege kan blijven. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. VRIJSPRAAK Het onder 1, 2 primair en onder 2 subsidiair impliciet primair, 3 primair impliciet primair en onder 6 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. TOELICHTING OP DE VRIJSPRAAK Uit het onderzoek op de terechtzitting en het strafdossier is onvoldoende komen vast te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzet- dan wel schuldheling met betrekking tot het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde ([naam touroperator]), zodat hiervan vrijspraak dient te volgen. Dit zelfde geldt met betrekking tot de onder 2 primair ten laste gelegde (gewoonte)opzetheling. BEWEZENVERKLARING Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair impliciet subsidiair, 3 primair impliciet subsidiair, 4 primair impliciet primair en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat: 2. hij op tijdstippen in de periode van 30 april 2001 tot en met 1 juni 2001 te Klarenbeek en/of Apeldoorn en/of Rotterdam en/of Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een geldbedrag, (te weten ongeveer 2.500.000 Nederlandse guldens), heeft voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat geldbedrag, redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof; 3. hij op tijdstippen in de periode van 1 juni 2001 tot en met 30 augustus 2001 te Klarenbeek en/of Apeldoorn en/of Rotterdam en/of Oude Meer (gemeente Haarlemmermeer), althans in Nederland, en in Londen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen geldbedragen, te weten: - NLG 2.499.687,50 (ontvangen op bankrekening van Air Holland III BV, overgemaakt door [persoon 5] [persoon 4]/ [naam bankinstelling], op of omstreeks 3 juli 2001) en - NLG 1.250.000,-- (ontvangen op bankrekening Air Holland III BV, overgemaakt door [naam drukkerij], op of omstreeks 6 augustus 2001), heeft voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij en/of zijn medeverdachte(n) ten tijde van het voorhanden krijgen van die geldbedragen (telkens) wist(en), dat het door misdrijf verkregen goederen betrof; 4. hij op tijdstip(pen) in de periode van 21 augustus 2001 tot en met 13 december 2001 te Rotterdam althans in Nederland, en in Luxemburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (telkens) krachtens die gewoonte geldbedragen, te weten - NLG 4.297.234,50 (ontvangen op bankrekening van [naam holding], overgemaakt door [naam bedrijf 1], op of omstreeks 28 augustus 2001) en - € 204.101,10 (ontvangen op bankrekening van [naam holding], overgemaakt door [naam bedrijf 1], op of omstreeks 29 oktober 2001) en - € 453.780,22 (ontvangen op bankrekening van [naam holding], overgemaakt door [naam holding 2]. / [naam bedrijf 2], op of omstreeks 20 november 2001) en - € 453.780,22 (ontvangen op bankrekening van [naam holding], overgemaakt door [naam bedrijf 2]/ [naam holding 2]. , op of omstreeks 8 december 2001), voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij en/of zijn medeverdachte(n) ten tijde van het voorhanden krijgen van die geldbedragen (telkens) wist(en), dat het door misdrijf verkregen goederen betrof; 5. hij in januari 2002 te Rotterdam, althans in Nederland, en in Luxemburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een voorwerp, te weten USD 200.000 (ontvangen op bankrekening van [naam holding], overgemaakt door [naam bedrijf 2] , op of omstreeks 10 januari 2002), voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn medeverdachte(n) (telkens) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, hebbende hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n), van voornoemde handelwijze een gewoonte gemaakt. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken. BEWIJSMOTIVERING De overtuiging dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen. TOELICHTING OP EN BEWIJSOVERWEGINGEN BIJ DE BEWEZENVERKLARING Criminele herkomst Aan verdachte is - onder meer - tenlastegelegd dat hij in de periode van 1 mei 2001 tot en met 15 april 2002 een (groot) aantal geldbedragen heeft witgewassen. In de tenlastelegging is dit voor de periode tot 14 december 2001 omschreven als (gewoonte)heling, subsidiair schuldheling. Voor de periode nadien is dit in de tenlastelegging omschreven als (gewoonte)witwassen, subsidiair schuldwitwassen. Deze “knip” wordt veroorzaakt door de inwerkingtreding van de witwasbepalingen in titel XXXa van het Wetboek van Strafrecht op 14 december 2001. De delictsomschrijvingen gebaseerd op de artikelen 420bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht (witwasbepalingen) bevatten het bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”. Om tot een bewezenverklaring van dit bestanddeel te komen behoeft volgens vaste jurisprudentie (Hoge Raad 27 september 2005, NJ 2006, 473 en Hoge Raad 28 september 2004, LJN: AP2124) uit de bewijsmiddelen niet te kunnen worden afgeleid dat de desbetreffende geldbedragen afkomstig zijn uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Dit betekent dat uit de bewijsmiddelen niet behoeft te kunnen worden afgeleid door wie, wanneer en waar dit misdrijf concreet is begaan. Een kleine drie maanden na voorlaatstgenoemd arrest heeft de Hoge Raad (20 december 2005, LJN: AU3951) zich (nogmaals) uitgelaten over een bewezenverklaring van de criminele herkomst van geldbedragen in witwaszaken. Dit keer in een zaak met feiten van voor 14 december 2001 die derhalve gebaseerd waren op de delictsomschrijving van opzetheling in artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht. In dezelfde lijn als hiervoor omschreven achtte de Hoge Raad in dit arrest een bewezenverklaring van het bestanddeel van de delictsomschrijving van heling “door misdrijf verkregen goed” welke in geen enkel opzicht verwijst naar door wie, wanneer en waar een misdrijf concreet zou zijn begaan, toereikend gemotiveerd. Hieruit volgt dat voor bewezenverklaring van “witwasfeiten” op welke delictsomschrijving deze feiten dan ook zijn toegesneden is vereist dat vast komt te staan dat de geldbedragen een criminele herkomst hebben, maar dat daarbij - kort gezegd - niet van een nauwkeurig aangeduid misdrijf behoeft te blijken. Gelet op de aangehaalde jurisprudentie alsmede op de verwantschap, gelijke strekking en soortgelijke achtergrond, van de witwasbepalingen enerzijds en de helingsbepalingen (in witwaszaken) anderzijds, zoals één en ander ook blijkt uit de wetsgeschiedenis van titel XXXa van het Wetboek van Strafrecht (Kamerstukken II 1999-2000, 22 159, nr. 3), is aan genoemd vereiste voldaan indien uit de bewijsmiddelen kan volgen dat het in de gegeven omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen een criminele herkomst hebben. Namens verdachte heeft de verdediging gesteld dat onvoldoende is onderzocht en/of gebleken dat de in het geding zijnde gelden niet afkomstig kunnen zijn van cambio’s en/of wisselkantoren in Suriname en dat derhalve de mogelijkheid bestaat dat de gelden een legale herkomst hebben. De rechtbank passeert deze stelling als onvoldoende onderbouwd. Gegeven de veelheid van feiten en omstandigheden, zoals hierna weergegeven, had het op de weg gelegen van verdachte, die op zich de geldstromen niet heeft betwist, om ten tijde van de ten laste gelegde periode bestaande, controleerbare gegevens te verschaffen met betrekking tot de herkomst van de gelden en de investeerder die de gelden ter beschikking stelde. Uit het onderzoek op de terechtzitting en het strafdossier blijkt van de navolgende feiten en omstandigheden, op grond waarvan de rechtbank tot het oordeel komt dat het niet anders kan zijn dan dat de in het geding zijnde geldbedragen een criminele herkomst hebben. - Het te investeren vermogen betrof - in diverse valuta’s - vele tientallen miljoenen guldens contant geld veelal in kleine coupures; - Waarvoor de daadwerkelijke investeerder - anders dan andere investeerders c.q. geldschieters betrokken bij Air Holland - geen enkele zekerheid heeft verkregen of afspraken heeft gemaakt over terugbetaling; - De vele tientallen miljoenen guldens vanuit Nederland - na ontvangst van de investeerder - op een ongebruikelijke en risicovolle wijze in sport- en plastic tassen met de auto (verstopt onder de achterbank) naar het buitenland zijn gebracht en daar (onder meer in de parkeergarage van een hotel) zijn overgedragen aan buitenlandse tussenpersonen; - De tussenpersonen voor hun geringe diensten (in relatie tot de grote hoeveelheid geld) hoge percentages provisie ontvingen, in sommige gevallen oplopend tot miljoenen guldens; - Die tientallen miljoenen guldens contant geld veelal binnen enige dagen - na storting bij wisselkantoren en/of buitenlandse banken - met gebruikmaking van rechtspersonen gevestigd op de Britse Maagdeneilanden, in Luxemburg en Engeland, door de tussenpersonen via (buitenlandse) bankrekeningen (giraal) op de bankrekening(en) van Nederlandse rechtsperso(o)n(en) terug kwamen; - De herkomst en omvang van het vermogen van de daadwerkelijke investeerder (de begunstigde) op geen enkele wijze uit enig register dan wel andere openbare bron (met bescheiden) te controleren viel; - de (daadwerkelijke) investeerder ook overigens geen enkele in het normale zakelijke verkeer gebruikelijke houvast bood die een legale herkomst (en reguliere opbouw) van een dergelijk omvangrijk vermogen zou kunnen verklaren; - Over de herkomst van het zeer aanzienlijke vermogen van de daadwerkelijke investeerder daarentegen wisselende verhalen de ronde deden (te weten cambio’s, dan wel juwelen- en goudhandel, im- en export handel, drankwinkels in Suriname, onroerend goedprojecten in Suriname en horeca); - Een verdachte onder bedreiging van een pistool verzocht is zijn medewerking te verlenen aan het transport van 5 miljoen gulden naar Air Holland; - De investeerder nadat in Engeland door de Engelse autoriteiten een bedrag van ruim 6 miljoen gulden in beslag was genomen, anders dan gebruikelijk bij zo’n groot bedrag geen enkele poging ondernomen heeft om zijn geld (direct weer) terug te krijgen; - Verdachten in woord en geschrift in gecodeerde taal over het geld spraken, waarbij soms zelfs de opdracht werd gegeven de tekst (van een e-mail) na lezing te vernietigen. Wetenschap Uit het voorgaande volgt dat de geldbedragen een criminele herkomst hebben. Voor een bewezenverklaring is voorts van belang dat vast komt te staan dat verdachte wist, de aanmerkelijk kans aanvaardde, ofwel redelijkerwijs moest vermoeden dat de (afzonderlijke) geldbedragen deze criminele herkomst hadden. Voor de afzonderlijke feiten/zaken wordt hieromtrent het volgende overwogen. Algemeen Nadat verdachte middels zijn vennootschap [naam holding] in april 2000 Air Holland had overgenomen bleek al snel dat er voor het voortbestaan veel meer geld nodig was dan aanvankelijk gedacht. Toen in 2001 diverse investeerders eruit wilden stappen, moest spoedig nieuw geld aangetrokken worden. Via medeverdachte [medeverdachte 6] heeft verdachte in het voorjaar van 2001 [medeverdachte 3] en de zijnen (“de Rotterdamse club”) leren kennen. Zij waren bereid om miljoenen in Air Holland te investeren. Hoe die waren verdiend, heeft verdachte niet met [medeverdachte 3] willen bespreken. Hij vond dat niet hoffelijk. Dat verdachte daar wel vraagtekens bij plaatste blijkt uit het feit dat, zoals hij op de terechtzitting van 23 november 2006 verklaart, [medeverdachte 3] als aandeelhouder wel ter discussie stond. Ook de aan verdachte gepresenteerde tussenpersoon [medeverdachte 8] (directeur van de in Luxemburg gevestigd rechtspersoon [naam bedrijf 2] maakte een tegenvallende indruk. Dat neemt niet weg dat verdachte toch besloten heeft om met deze investeerder in zee te gaan. Daarna komt het geld contant en giraal via diverse buitenlandse tussenpersonen terecht bij Air Holland. Zo ontvangt verdachte op 30 april 2001 van medeverdachte [medeverdachte 6] in twee enveloppen 2.5 miljoen gulden. Dat geld moet als contante borg naar geldschieter [persoon 2] worden gebracht, omdat [persoon 2] zekerheid verlangt voor een overbruggingskrediet dat hij bereid is verstrekken aan Air Holland. Aan het feit dat [medeverdachte 3] hiervoor geen zekerheid heeft verlangd en [persoon 2] en alle andere investeerders wel, verbindt verdachte geen consequenties. Net zo min als aan het feit dat [medeverdachte 3], dan wel een van zijn vennootschappen, uiteindelijk ruim 9 miljoen gulden in Air Holland heeft geïnvesteerd, zonder dat daarvoor aan hem het toegezegde aandelenpakket is overgedragen. Als medewerkster [getuige 1] (van Air Holland) met medeverdachte [medeverdachte 6] naar Engeland vertrekt om geld van [medeverdachte 3] aan tussenpersoon [medeverdachte 7] te overhandigen, is verdachte daarover verheugd. “Fijn dat jullie naar Engeland gaan”, deelt hij haar mede. Enige dagen later wordt via een wisselkantoor in Londen ruim 2.4 miljoen gulden overgeboekt op de rekening van een van de werkmaatschappijen van Air Holland en biedt de (kleine) drukkerij van de broer van [medeverdachte 3] aan ruim een miljoen gulden te lenen aan Air Holland. Hier blijft het niet bij want in de periode daarna wordt er via diverse Luxemburgse rechtspersonen (Van [medeverdachte 3]) ruim 6.5 miljoen gulden overgemaakt op de bankrekening van [naam holding], de holding van verdachte. Feit 2 Contante borg Op verzoek van verdachte heeft [persoon 2], een bekende uit de reiswereld, in zijn hoedanigheid van directeur/grootaandeelhouder van [naam holding] B.V 2.5 miljoen gulden geleend en overgemaakt aan Air Holland. De onderhandse akte (daterend van 30 april 2001) die daarvan is opgemaakt, is voor Air Holland ondertekend door verdachte en voor [naam holding] door [persoon 2]. Op 30 april 2001 (Koninginnedag) ontvangt [persoon 2] van verdachte een bedrag van 2.5 miljoen gulden in contanten als borg voor deze lening. Dit bedrag was afkomstig van [medeverdachte 3] (die het wilde investeren in Air Holland) en maakte deel uit van een totaal bedrag in contanten van 5 miljoen gulden dat door medeverdachte [medeverdachte 1] in een sporttas aan medeverdachte [medeverdachte 6] bij Air Holland was overhandigd. Voor deze investering had [medeverdachte 3] in Air Holland geen zekerheid verlangd dan wel verkregen. Tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] is binnen Air Holland diverse keren over het geld gesproken en uit de politieverklaring van [persoon 2] als getuige ondersteund door de politieverklaring van medeverdachte [medeverdachte 6] blijkt dat het verdachte is die deze contante borg aan [persoon 2] heeft overhandigd. Opmerkelijk aan deze constructie is dat een contante borg van een groot bedrag wordt verstrekt voor een lening ter grootte van een zelfde bedrag, waarna het geleende bedrag vervolgens giraal ter beschikking wordt gesteld aan Air Holland. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verdachte minimaal het vermoeden moet hebben gehad dat het contante geld, dat hij als contante borg verstrekte aan [persoon 2], van enig misdrijf afkomstig was. Feiten 3, 4 en 5 Verenigd Koninkrijk en Luxemburg Kort nadat medeverdachte [medeverdachte 6] en medewerkster [getuige 1] van Air Holland met medeweten van verdachte contant geld van [medeverdachte 3] naar Engeland hebben gebracht, ontvangt verdachte een bedrag van ruim 2.4 miljoen gulden op de bankrekening van (zijn) werkmaatschappij Air Holland III B.V. Het is overgemaakt door [persoon 4] (een via [medeverdachte 7] indirect voor [medeverdachte 3] werkzame tussenpersoon in Engeland) en is afkomstig van een wisselkantoor ([naam bankinstelling]). Niet lang daarna ontvangt dezelfde werkmaatschappij van verdachte een bedrag van 1.25 miljoen gulden van [naam drukkerij], een (kleine) drukkerij van een broer van [medeverdachte 3]. Verdachte had daarvoor namens Air Holland de leningsovereenkomst met [naam drukkerij] ondertekend. Opmerkelijk is dat voor deze bedragen wederom (net zozeer als voor de door [medeverdachte 3] verstrekte 2.5 miljoen die daarna aan [persoon 2] als borg ter beschikking is gesteld) door de investeerder, anders dan gebruikelijk, geen nadere zekerheid is verlangd. In de periode (kort) daarop ontvangt verdachte via Luxemburgse vennootschappen van [medeverdachte 3], de investeerder die zoals verdachte op de terechtzitting heeft verklaard ter discussie stond, ruim 6.5 miljoen gulden (in diverse valuta’s) op de bankrekening van zijn holding, [naam holding] Het aandelenpakket waar [medeverdachte 3] op grond van deze betalingen recht op zou hebben gehad, wordt door [medeverdachte 3] nooit gevorderd en door verdachte niet geleverd. De overige aandeelhouders hebben dit, anders dan [medeverdachte 3], wel verlangd. Gelet op deze omstandigheden en hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de criminele herkomst van het geld, heeft verdachte door, ondanks zijn voortschrijdende wetenschap, toch aldus te handelen (telkens) willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het betreffende geld van misdrijf afkomstig was. Feit 5 gewoonteheling Hoewel de bewezenverklaring van het onder feit 5 ten laste gelegde slechts één bedrag (de US Dollar 200.000,=) betreft, is hier sprake van - kort gezegd - gewoontewitwassen, gelet op de bewezen verklaring onder feit 4. De hiervoor aangehaalde wetswijziging staat er niet aan in de weg om het bewijs mede te baseren op de daar bewezen verklaarde gewoonteheling van vóór 14 december 2001, gelet op de verwantschap, gelijke strekking en soortgelijke achtergrond van de witwasbepalingen enerzijds en de helingsbepalingen (in witwaszaken) anderzijds. Medeplegen De raadsman van verdachte heeft betoogd dat de verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt, omdat de rollen die ieder der verdachten in het geheel speelt niet onderling inwisselbaar zijn. De medeverdachten wantrouwen elkaar en sommigen kennen elkaar nauwelijks. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de rollen van de verschillende medeverdachten in zekere zin heel wel inwisselbaar zijn geweest. Voorts is de rol van verdachte bij de bewezenverklaarde feiten niet onaanzienlijk geweest. Verdachte was ofwel zelf fysiek betrokken ofwel via zijn vennootschappen de ontvanger van de geldbedragen. Daarnaast is gebleken van wetenschap bij verdachte van de handelingen die andere betrokkenen hebben verricht. Hieruit volgt dat verdachte een zodanig substantiële rol in het geheel heeft gespeeld dat gezegd kan worden dat de samenwerking tussen partijen zo nauw en volledig is geweest dat van medeplegen sprake is. Hieraan doet niet af dat tussen partijen een zeker wantrouwen heeft bestaan. Nog daargelaten dat dit wantrouwen voornamelijk na de tenlastegde periode tot volle wasdom is gekomen. Dat verdachte, anders dan zijn medeverdachten, met betrekking tot de zaak Contante borg de, ten opzichte van opzetheling, lichtere vorm van schuldheling te verwijten valt, doet niet af aan het gegeven dat sprake is van medeplegen. Immers ziet het medeplegen op de helingshandeling en niet op de schuld daaraan van verdachte. Bij alle feiten kan de verdachte derhalve als medepleger worden aangemerkt. STRAFBAARHEID FEITEN De bewezen feiten leveren op: 2 subsidiair impliciet subsidiair. Medeplegen van schuldheling. 3 primair impliciet subsidiair. Medeplegen van opzetheling. 4 primair impliciet primair. Medeplegen van een gewoonte maken van opzetheling. 5 primair. Medeplegen van een gewoonte maken van witwassen. De feiten zijn strafbaar. STRAFBAARHEID VERDACHTE De verdachte is strafbaar. STRAFMOTIVERING De straf die aan verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich als topman van een nationale luchtvaartmaatschappij samen met een lid van zijn directie en anderen gedurende een periode van een jaar schuldig gemaakt aan het witwassen van vele miljoenen guldens en daarvan - op enig moment - een gewoonte gemaakt. Verdachte heeft in zijn zucht naar (het aantrekken van) geld teneinde zijn avontuur met Air Holland niet in een faillissement te laten eindigen, zijn toevlucht genomen tot het aannemen van miljoenen guldens crimineel geld nadat andere investeerders zich hadden terugtrokken. Verdachte is zich hiervan ook al vrij snel bewust geweest, immers is hij toen in zee gegaan met “een investeerder” die naar eigen zeggen van meet af aan ter discussie stond. Verdachte heeft hiermee bijgedragen aan de maatschappelijk ongewenste vermenging van de “bovenwereld” met de “onderwereld”. Verdachte heeft door zijn handelen eraan bijgedragen dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht worden onttrokken en dat daaraan een schijnbaar legale herkomst wordt verschaft. Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten vergemakkelijkt, bevorderd en in stand gehouden. Daarnaast vormt het witwassen van criminele gelden een bedreiging van de legale economie en een aantasting van de integriteit van het financiële en economische verkeer. Dat verdachte zich bij zijn handelen enkel heeft laten leiden door, zoals hijzelf steeds heeft verklaard, belangen van Air Holland is een stelling waarbij een kanttekening op zijn plaats is. Verdachte had zelf al zijn geld in Air Holland geïnvesteerd en derhalve ook een eigen belang bij het welslagen van het Air Holland avontuur. Bij het mislukken van dat avontuur zou verdachte, zoals thans ook het geval, al zijn geld kwijt zijn, terwijl bij het welslagen ervan de aandelen van verdachte aanzienlijk meer waard zouden zijn geweest. Het wordt verdachte ook aangerekend dat hij zich vanuit zijn vooraanstaande maatschappelijke positie heeft ingelaten met zaken, zoals uit de bewezenverklaarde feiten naar voren komen. Gelet op het voorgaande kan op de bewezen verklaarde feiten niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van geruime duur. Schuldigverklaring zonder oplegging van straf zoals door de raadsman van verdachte bepleit is derhalve niet aan de orde, waarbij de rechtbank opmerkt dat de door de raadsman genoemde nadelige gevolgen voor verdachte van de publiciteitsgolf die over hem verdachte is heengekomen, deels aan verdachte zelf te wijten is, door de publiciteit die hij zelf heeft gezocht. Evenmin is een straf in de vorm van een taakstraf een passende reactie op de bewezenverklaarde feiten. Uit het onderzoek op de terechtzitting blijkt dat verdachte niet eerder in aanraking is geweest met justitie voor soortgelijke feiten. Kennis is genomen van het rapport d.d. 3 december 2004 van J.M.T. van Rijn, justitieel forensisch geneeskundige, verbonden aan de Forensisch Psychiatrische Dienst Den Bosch betreffende de beoordeling van detentiegeschiktheid van verdachte. Deze deskundige concludeert niet dat bij verdachte sprake is van detentieongeschiktheid. Een deel van de voorgenomen gevangenisstraf zal voorwaardelijk worden opgelegd als stimulans voor verdachte om zich in de toekomst niet opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. De ernst van het bewezenverklaarde en de genoemde omstandigheden komen onvoldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde straf. Alles afwegende wordt na te nomen straf passend en geboden geacht. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN Gelet is op de artikelen 14a (oud), 14b (oud), 14c, 47, 57, 416, 417, 417bis, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank: - verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 2 subsidiair impliciet primair, 3 impliciet primair en onder 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; - verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 subsidiair impliciet subsidiair, 3 primair impliciet subsidiair, 4 primair impliciet primair en onder 5 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdacht (ook) daarvan vrij; - stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten; - verklaart de verdachte strafbaar; - veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 18 (achttien) maanden; - bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten; - stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt; - beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Dit vonnis is gewezen door: mr. Bezuijen, voorzitter, en mrs. Reekum en Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Bernard, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 december 2006.