Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ4436

Datum uitspraak2006-12-13
Datum gepubliceerd2006-12-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers993030-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Betreft artikel 82 Wet Toezicht Kredietwezen 1992 en oplichting. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedrijfsmatig aantrekken van gelden van het publiek. Door het handelen van verdachte is een groot aantal burgers in financieel opzicht ernstig benadeeld. In totaal is van de op de tenlastelegging vermelde personen ongeveer 200.000 gulden aangetrokken. Voorts heeft verdachte zich door zijn handelen schuldig gemaakt aan oplichting. De geldverstrekkers zijn door de wijze waarop verdachte hen wist te overtuigen, bewogen tot afgifte van het geld. Verdachte heeft zich kennelijk alleen laten leiden door het snelle financiële gewin, waardoor hij er een luxueuze levensstijl op kon nahouden, met het voorbijzien aan de belangen van de geldverstrekkers. De handelwijze van verdachte heeft ertoe geleid dat benadeelden nog vele jaren geconfronteerd zullen worden met nadelige financiële gevolgen. De rechtbank legt, rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn, 9 maanden gevangenisstraf, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, op.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Parketnummer: 993030-04 1 Partijen. Onderzoek van de zaak. In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen: [verdachte], geboren op [datum en plaats], wonende te [adres] heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen. De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman, mr. Nuijten, advocaat te Bergen op Zoom. 2 De tenlastelegging. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het wetboek van strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat 1. hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode vanaf 12 december 2000 tot en met 14 augustus 2001, althans in 2000 en 2001, te Bergen op Zoom en/of te Vlissingen en/of te Oost Souburg (Gemeente Vlissingen) en/of te Roosendaal en/of te Terneuzen en/of te Clinge en/of te Woensdrecht en/of te Goes, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk bedrijfsmatig, (hierna te noemen) al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het (hierna te noemen) publiek, heeft aangetrokken en/of ter beschikking heeft verkregen en/of ter beschikking heeft gehad, dan wel (telkens) opzettelijk in enigerlei vorm heeft bemiddeld terzake van het bedrijfsmatig van het (hierna te noemen) publiek aantrekken of ter beschikking krijgen van hierna te noemen al dan niet op termijn opvorderbare gelden, te weten: - een totaalbedrag van (circa) fl. 50.000, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtoffer], althans aan een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 30.000, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtoffer], althans aan een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 12.759, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtoffer], althans aan een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 20.000, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtoffer], althans aan een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 10.000, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtoffer], althans aan een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 5.000, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtoffer], althans aan een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 4.500, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [s[slachtoffer], althans aan een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 5.236, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtoffer], althans een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 15.000, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtoffer], althans aan een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 25.000, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtoffer], althans aan een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 15.000, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtofferc], althans aan een ander of anderen; art 82 lid 1 Wet toezicht kredietwezen 1992 2. hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode vanaf 1 december 2000 tot en met 9 oktober 2001, in elk geval in 2000 en 2001, te Bergen op Zoom en/of te Vlissingen en/of te Oost Souburg (Gemeente Vlissingen) en/of te Roosendaal en/of te Terneuzen en/of te Clinge en/of te Woensdrecht en/of te Goes, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met ([mededader]) een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander of anderen, wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een listige kunstgreep of listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een (hierna te noemen) ander of anderen heeft bewogen tot de afgifte van een (hierna te noemen) goed of goederen, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid: - zich gepresenteerd als Alexander Strating, althans als de heer Strating, in elk geval gebruik gemaakt van een valse naam en/of - (namens Strating Verzekeringen & Onroerend Goed B.V. i.o.) obligaties aangeboden en/of gevraagd om een lening en/of geld aangetrokken van het publiek en daarbij gesteld dat; * het geld geïnvesteerd zou worden in Strating Verzekeringen & Onroerend Goed B.V. i.o., in elk geval een bedrijf, en/of onroerend goed en/of belegd zou worden op de beurs en/of * jaarlijks een rente zou worden betaald over het verstrekte geldbedrag van 5% en/of 7% en/of 10%, in elk geval van een percentage van de verstrekte geldsom en/of * het verstrekte geld volledig terug betaald zou worden (binnen een bepaalde tijd, door Strating Verzekering & Onroerend Goed B.V. i.o.) en/of * de risico's verbonden aan het verstrekken van de geldsom beperkt waren doordat er een obligatie(bewijs) werd afgegeven aan de geldverstrekker - verzwegen dat hij persoonlijk in staat van faillissement verkeerde, waardoor financiële risico's ten aanzien van de te verstrekken gelden en/of de verstrekte werden verzwegen en/of - één of meer (leen)overeenkomst(en) en/of obligatiebewijs/bewijzen opgesteld en/of laten opstellen en/of aangeboden en/of laten aanbieden aan een (potentiële) geldverstrekker(s) en/of afgesloten en/of laten afsluiten met een (potentiële) geldverstrekker(s), waarin wordt vermeld * dat een jaarlijkse rente van 5% en/of 7% en/of 10%, in elk geval van een percentage van de verstrekte geldsom wordt gegarandeerd en/of * dat het gestorte bedrag na drie jaar, in elk geval binnen een bepaalde termijn, terug betaald zou worden, waardoor één of meer van de hierna te noemen personen (telkens) werd(en) bewogen tot afgifte van een of meer van de hierna te noemen geldbedrag(en): - een totaalbedrag van (circa) fl. 50.000, althans een geldbedrag, afgegeven door [slachtoffer], althans door een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 30.000, althans een geldbedrag, afgegeven door [slachtoffer], althans door een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 12.759, althans een geldbedrag, afgegeven door [slachtoffer], althans aan een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 20.000, althans een geldbedrag, afgegeven door [slachtoffer], althans door een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 10.000, althans een geldbedrag, afgegeven door [slachtoffer], althans door een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 5.000, althans een geldbedrag, afgegeven door [slachtoffer], althans door een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 4.500, althans een geldbedrag, afgegeven door [slachtoffer], althans door een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 5.236, althans een geldbedrag, afgegeven door [slachtoffer], althans door ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 15.000, althans een geldbedrag, afgegeven door [slachtoffer], althans door een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 25.000, althans een geldbedrag, afgegeven door [slachtoffer], althans door een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 15.000, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtofferc], althans aan een ander of anderen; art. 326 Wetboek van Strafrecht art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht en/of (= subsidiair, zie opmerking onder tenlastelegging) hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 01 december 2000 tot en met november 2003, te Bergen op Zoom, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk hierna te noemen goed of goederen dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan een (hierna te noemen) ander of anderen, welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn/hun persoonlijke dienstbetrekking en/of zijn/hun beroep (bij Strating Verzekeringen en Onroerend Goed B.V. i.o.), anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft(hebben) toegeëigend, te weten: - een totaalbedrag van (circa) fl. 50.000, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtoffer], althans aan een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 30.000, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtoffer], althans aan een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 12.759, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtoffer], althans aan een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 20.000, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtoffer], althans aan een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 10.000, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtoffer], althans aan een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 5.000, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtoffer], althans aan een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 4.500, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtoffer], althans aan een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 5.236, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtoffer], althans een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 15.000, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtoffer], althans aan een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 25.000, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtoffer], althans aan een ander of anderen, en/of - een totaalbedrag van (circa) fl. 15.000, althans een geldbedrag, dat toebehoorde aan [slachtofferc], althans aan een ander of anderen; art. 321 Wetboek van Strafrecht art. 322 Wetboek van Strafrecht art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht Voor zover in de tenlastelegging misslagen dan wel omissies voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbeteringen niet in zijn verdediging geschaad. De officier van justitie heeft voorts ter zitting aangegeven dat de op bladzijde 3 van de dagvaarding onder “art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht” gemelde woorden “en/of” dienen te worden gelezen als “subsidiair”. De rechtbank zal de tenlastelegging als zodanig opvatten, nu de verdachte hierdoor niet in zijn verdediging wordt geschaad. 3 De geldigheid van de dagvaarding. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4 De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Ter zitting heeft de verdediging aangevoerd dat de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard dient te worden nu de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer het volgende. Volgens vaste jurisprudentie begint de redelijke termijn te lopen op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht, waaraan verdachte in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie strafvervolging zal worden ingesteld. Daarbij wordt als uitgangspunt van de redelijke termijn in eerste aanleg een termijn van twee jaar genoemd. Als begin van de redelijke termijn kan naar het oordeel van de rechtbank in casu de dag waarop verdachte is aangehouden en verhoord, genomen worden. De aanhouding van verdachte en het eerste verhoor van verdachte hebben plaatsgehad op 26 november 2003. Tot aan de dag van de uitspraak heeft derhalve een termijn te gelden van ongeveer drie jaar. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank is echter, anders dan de verdediging, niet van oordeel dat deze overschrijding van een zodanige aard is dat er de sanctie van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie op dient te volgen. Immers, uit rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat slechts in uitzonderlijke gevallen tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie geoordeeld kan worden. Een dergelijke situatie doet zich hier naar het oordeel van de rechtbank niet voor. Wel zal de rechtbank, gelet op de geconstateerde overschrijding, hier rekening mee houden bij de eventueel op te leggen straf. De rechtbank acht in dit geval minder straf op zijn plaats. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn ook overigens geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Zij kan dus in haar vordering worden ontvangen. 6 Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7 De bewezenverklaring. Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1. op tijdstippen gelegen in 2000 en 2001, te Bergen op Zoom of te Vlissingen of te Oost Souburg (Gemeente Vlissingen) of te Roosendaal of te Terneuzen of te Clinge of te Woensdrecht of te Goes, opzettelijk bedrijfsmatig, al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het -hierna te noemen- publiek, heeft aangetrokken, te weten: - een totaalbedrag van fl. 50.000, dat toebehoorde aan [slachtoffer], en - een totaalbedrag van fl. 30.000, dat toebehoorde aan [slachtoffer], en totaalbedrag van fl. 12.759, dat toebehoorde aan [slachtoffer], en - een totaalbedrag van fl. 20.000, dat toebehoorde aan [slachtoffer], en - een totaalbedrag van fl. 10.000, dat toebehoorde aan [slachtoffer], en - een totaalbedrag van fl. 5.000, dat toebehoorde aan [slachtoffer], en - een totaalbedrag van fl. 4.500, dat toebehoorde aan [slachtoffer], en - een totaalbedrag van fl. 5.236, dat toebehoorde aan [slachtoffer], en - een totaalbedrag van fl. 15.000, dat toebehoorde aan [slachtoffer], en - een totaalbedrag van fl. 25.000, dat toebehoorde aan [slachtoffer], en - een totaalbedrag van fl. 15.000, dat toebehoorde aan [slachtofferc] 2. op tijdstippen gelegen in 2000 en 2001, te Bergen op Zoom of te Vlissingen of te Oost Souburg (Gemeente Vlissingen) of te Roosendaal of te Terneuzen of te Clinge of te Woensdrecht of te Goes, met het oogmerk om zich en een ander, wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en door een samenweefsel van verdichtsels, hierna te noemen anderen heeft bewogen tot de afgifte van hierna te noemen goederen, hebbende hij, verdachte, met vorenomschreven oogmerk zakelijk weergegeven opzettelijk valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid: - zich gepresenteerd als Alexander Strating, althans als de heer Strating, en/of - namens Strating Verzekeringen & Onroerend Goed B.V. i.o.) obligaties aangeboden en daarbij gesteld dat; * het geld geïnvesteerd zou worden in Strating Verzekeringen & Onroerend Goed B.V. i.o., en/of onroerend goed en/of belegd zou worden op de beurs en/of * het verstrekte geld volledig terug betaald zou worden -binnen een bepaalde tijd, door Strating Verzekering & Onroerend Goed B.V. i.o.- en/of * de risico's verbonden aan het verstrekken van de geldsom beperkt waren doordat er een obligatie-bewijs- werd afgegeven aan de geldverstrekker - verzwegen dat hij persoonlijk in staat van faillissement verkeerde, en/of obligatie bewijzen opgesteld en aangeboden aan een (potentiële) geldverstrekker en afgesloten met een (potentiële) geldverstrekker, waarin wordt vermeld * dat een jaarlijkse rente van 5% of 7% of 10%, van de verstrekte geldsom wordt gegarandeerd en * dat het gestorte bedrag binnen een bepaalde termijn, terug betaald zou worden, waardoor de hierna te noemen personen -telkens- werd-en- bewogen tot afgifte van de hierna te noemen geldbedrag-en-: - een totaalbedrag van fl. 50.000, afgegeven door [slachtoffer], en - een totaalbedrag van fl. 30.000, afgegeven door [slachtoffer], en - een totaalbedrag van fl. 12.759, afgegeven door [slachtoffer], en - een totaalbedrag van fl. 20.000, afgegeven door [slachtoffer], en - een totaalbedrag van fl. 10.000, afgegeven door [slachtoffer], en - een totaalbedrag van fl. 5.000,afgegeven door [slachtoffer], en - een totaalbedrag van fl. 4.500,afgegeven door [slachtoffer],en - een totaalbedrag van fl. 5.236, afgegeven door [slachtoffer], en - een totaalbedrag van fl. 15.000, afgegeven door [slachtoffer], en - een totaalbedrag van fl. 25.000, afgegeven door [slachtoffer], en--- - een totaalbedrag van fl. 15.000, dat toebehoorde aan [slachtofferc], - Hetgeen onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8 Het bewijs. De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. 8.1 De bewijsmiddelen. 8.2 De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs. De raadsman heeft ten aanzien van de tenlaste gelegde oplichtingsfeiten aangevoerd dat de hiervoor vereiste wederrechtelijkheid ontbreekt. Verdachte zou, nadat gebleken was dat hij via de bank geen geld kon lenen, deze wijze van het aantrekken van geld hebben toegepast om aan werkkapitaal te komen waarmee hij aan zijn verplichtingen kon voldoen. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. Uit het dossier is gebleken dat verdachte tijdens persoonlijke gesprekken met potentiële geldverstrekkers de mogelijkheid heeft besproken om vrijgekomen spaargeld te beleggen in zogenaamde obligaties van het bedrijf Strating Verzekering & Onroerend Goed B.V. i.o, dat daarmee een jaarlijkse rente van 5%, 7 % of 10 % werd verkregen, dat de looptijd 3 tot 5 jaar was en dat het ingelegde bedrag na die looptijd volledig zou worden terugbetaald aan de deelnemers. Verdachte presenteerde zich bij deze gesprekken veelal als Alexander Strating of de heer Strating, kennelijk met de bedoeling toe doen alsof hij de eigenaar van het bedrijf was, maar kennelijk ook om onduidelijkheid te scheppen ten aanzien van zijn persoon. Hij vermeldde immers tijdens deze gesprekken niet dat hij persoonlijk in staat van faillissement verkeerde. Voorts werd sommige potentiële geldverstrekkers voorgespiegeld dat de risico’s van het stoppen van geld in de obligatie van zijn bedrijf niet aanwezig waren, dan wel beperkt waren en anderen werden niet gewezen op de risico’s die zij liepen met het stoppen van geld in de obligaties. Verdachte heeft op zitting aangegeven dat het zijn bedoeling was het geld te gebruiken om het bedrijf Strating Verzekering & Onroerend Goed B.V. i.o. draaiende te houden en dat hij een deel van het geld zou gebruiken voor beleggingen in onroerend goed in Spanje. Hij zou nooit de intentie hebben gehad om mensen op te lichten. Uit het onderzoek ter zitting is echter niets gebleken van de intentie van verdachte het door hem aangetrokken geld te gebruiken om te beleggen in onroerend goed in Spanje, terwijl aan de andere kant wel is gebleken dat een zeer groot deel van het aangetrokken geld is gebruikt voor privé-doeleinden en dat een ander deel is gebruikt voor een bijdrage in de kosten van de gebruikelijke exploitatie. Gedurende de periode van 2000 en 2001 is dan ook, naar verdachte wist, van een reële investering met voormelde ingelegde gelden op geen enkele wijze sprake geweest, laat staan van enige reële kans op een rendement dat de mogelijkheid inhield om het ingelegde geld inclusief de gegarandeerde rentebedragen terug te betalen. Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat de geldverstrekkers door de verdachte een rad voor ogen is gedraaid en dat zij opzettelijk door het aannemen van een valse naam door verdachte en door een samenweefsel van verdichtsels zijn bewogen tot afgifte van het geld en voorts dat het oogmerk van verdachte daarop gericht was en dat hij daarmee zichzelf wederrechtelijk beoogde te bevoordelen. Het verweer wordt derhalve verworpen. 9 De strafbaarheid van het bewezene. Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert de volgende misdrijven op: 1.Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 82, eerste lid (oud) van de Wet toezicht kredietwezen 1992, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd. 2. primair:Oplichting, meermalen gepleegd. 10 De strafbaarheid van verdachte. Voor zover de verdediging een beroep heeft willen doen op afwezigheid van alle schuld in verband met verschoonbare rechtsdwaling door aan te voeren dat verdachte zijn boekhouder heeft geraadpleegd en dat die van mening was dat het aantrekken van gelden van particulieren was toegestaan, is de rechtbank van oordeel dat dit beroep dient te worden verworpen. Uit rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat een beroep op afwezigheid van alle schuld onder andere kan slagen wanneer verdachte is afgegaan op het advies van een persoon of instantie aan wie of waaraan zodanig gezag valt toe te kennen dat de verdachte in redelijkheid op de deugdelijkheid van het advies mocht vertrouwen. Naar het oordeel van de rechtbank kan in de onderhavige zaak niet gezegd worden dat verdachte advies heeft ingewonnen bij personen of instanties, zoals bijvoorbeeld De Nederlandsche Bank, waar het hiervoor bedoelde gezag aan valt toe te kennen. Verdachte had zulks als feitelijk leidinggevende van Strating Verzekeringen & Onroerend Goed B.V. i.o. behoren te doen. Verdachte is, gelet op hetgeen hiervoor is beschreven, strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu ook voor het overige niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen. 11 De straffen en maatregelen. 11.1 De algemene overwegingen omtrent de straf. Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen. 11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd aan de verdachte voor het tenlastegelegde op te leggen een gevangenisstaf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank acht de door verdachte begane feiten zeer ernstig van aard en overweegt daartoe het volgende. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedrijfsmatig aantrekken van gelden van het publiek. De Wet Toezicht Kredietwezen 1992 kent een vergunningenstelsel waarmee een voorafgaande controle is gewaarborgd door de AFM op het gedrag van de financiële instellingen en de informatie die wordt gegeven over de financiële producten en diensten die worden aangeboden. Aangezien verdachte als niet gerechtigde heeft gehandeld, is het aantrekken van geld geschied zonder de controle zoals voorzien in voormelde wet. Het gevolg is daar ook naar. Door het handelen van verdachte is een groot aantal burgers in financieel opzicht ernstig benadeeld. In totaal is van de op de tenlastelegging vermelde personen ongeveer 200.000 gulden aangetrokken. De aangetrokken gelden zijn (nog) niet aan de benadeelden terugbetaald. Of dat ooit (geheel) zal gebeuren lijkt, gelet op de financiële positie van verdachte, onwaarschijnlijk. Voorts heeft verdachte zich, zoals uit de overwegingen onder 8.2 blijkt, door zijn handelen schuldig gemaakt aan oplichting. De geldverstrekkers zijn door de wijze waarop verdachte hen wist te overtuigen, bewogen tot afgifte van het geld. Verdachte heeft bij dat alles op grote schaal misbruik gemaakt van het vertrouwen van zijn slachtoffers. Dit laatste heeft voor sommigen groot persoonlijk leed teweeggebracht, zo blijkt uit verschillende aangifte- en voegingsformulieren. Verdachte heeft zich kennelijk alleen laten leiden door het snelle financiële gewin, waardoor hij er een luxueuze levensstijl op kon nahouden, met het voorbijzien aan de belangen van de geldverstrekkers. De handelwijze van verdachte heeft ertoe geleid dat benadeelden nog vele jaren geconfronteerd zullen worden met nadelige financiële gevolgen. De rechtbank is van oordeel dat voor de afdoening van de bewezenverklaarde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden in beginsel op zijn plaats is en dat de ernst van de feiten zich niet leent voor een werkstraf zoals door de verdediging is gevraagd. Nu, zoals reeds hiervoor is overwogen, er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, zal de rechtbank in totaal 1 maand in mindering brengen op de in beginsel op te leggen gevangenisstraf. De rechtbank zal voorts een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Deze voorwaardelijke straf dient er niet alleen toe de ernst van het feit te benadrukken, maar dient er tevens toe verdachte ervan te weerhouden zich wederom schuldig te maken aan soortge-lijke strafbare feiten. De rechtbank acht namelijk de kans op recidive aanwezig, gelet op de aard van de feiten en de houding van verdachte, alsmede de omstandigheid dat verdachte wederom een eigen bedrijf, ditmaal in uitvaartverzekeringen, is gestart. 12 De overwegingen omtrent de vordering van de benadeelde partij. Toewijzingen vorderingen De benadeelde partij [slachtoffer] vordert schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 6.947,74. De benadeelde partij [slachtoffer] vordert schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 4.537,80. De benadeelde partij [slachtofferc] vordert schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 8.184,82 plus kosten rechtsbijstand van in totaal € 328,=, plus wettelijke rente. De benadeelde partij [slachtoffer] vordert schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 9.090,=. De rechtbank stelt vast dat deze obligatie-inleg geen € 9.090,= maar € 9.075,60 bedraagt. Zij beschouwt het door [slachtoffer] opgegeven bedrag als een kennelijke omissie en zal dit bedrag lezen als € 9.075,60. Voornoemde bedragen hebben betrekking op de geldbedragen die door de benadeelde partijen zijn afgegeven aan verdachte dan wel zijn gestort op de rekening van Strating Verzekeringen & Onroerend Goed B.V. i.o. plus in een aantal gevallen op de in het vooruitzicht gestelde rente op de geldbedragen die nog niet is uitbetaald De rechtbank is van oordeel dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten en acht de verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij voldoende aannemelijk gemaakt zodat voormelde vorderingen zullen worden toegewezen. Gedeeltelijke toewijzingen en gedeeltelijke niet-ontvankelijkheid vorderingen. De benadeelde partij [slachtoffer] vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 46.613,53 terzake van obligatie-inleg en een bedrag van € 9.000,= terzake van kosten rechtsbijstand. De rechtbank stelt vast dat de obligatie-inleg geen € 46.613,53 maar € 36.302,41 bedraagt. Zij beschouwt het door [slachtoffer] opgegeven bedrag als een kennelijke omissie. De rechtbank is van oordeel dat deze schade van € 36.302,41een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten en acht de verdachte aansprakelijk voor die schade. Daarom kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen. Het overige gedeelte van deze vordering is bij gebreke van enige onderbouwing niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De benadeelde partij [slachtoffer] vordert schadevergoeding tot een bedrag van fl. 6.000,= (€ 2.722,68) terzake van obligatie-inleg en nog te ontvangen rente. De rechtbank is van oordeel dat deze schade van € 2.722,68 een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten en acht de verdachte aansprakelijk voor die schade. Daarom kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts vordert [slachtoffer] nog een bedrag van fl. 900,= aan gemiste marktrente. Dit gedeelte van deze vordering is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De benadeelde partij [slachtoffer] vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 2.654,60) terzake van obligatie-inleg en nog te ontvangen rente. De rechtbank is van oordeel dat deze schade van € 2.654,60 een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten en acht de verdachte aansprakelijk voor die schade. Daarom kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts vordert [slachtoffer] nog een bedrag van € 1.708,= aan naheffing van de belastingdienst. Dit gedeelte van deze vordering is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Er is in deze zaak sprake van meer dan een pleger van het strafbare feit. Ieder van de plegers is naar het civiele recht hoofdelijk aansprakelijk. De verdachte is derhalve niet tot vergoeding gehouden voor zover het gevorderde reeds door zijn mededader is voldaan. Met betrekking tot de hiervoor toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen. In verband met de bij voormelde schadevergoedingsmaatregel op te leggen vervangende vrijheidsstraffen overweegt de rechtbank dat – gelet op het bepaalde bij artikel 60a van het wetboek van strafrecht – deze straffen bij meerdaadse samenloop niet meer dan de tijd van een jaar mogen bedragen. Daarom zal de rechtbank de vervangende hechtenis naar rato verdelen over de toe te wijzen bedragen tot een maximum van 365 dagen. 13 De toepasselijke wetsartikelen. De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 24c, 36f, 48, 49, 57, 91 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1 (oud), 2 (oud), 6 (oud) en 87 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 82 (oud) en 124 van de Wet toezicht kredietwezen 1992. 14 De beslissing. RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt. Zij verklaart de officier van justitie ontvankelijk in haar vordering. Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7 is omschreven. Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij. Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de onder 9 vermelde strafbare feiten. Zij verklaart verdachte deswege strafbaar. Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van NEGEN MAANDEN. Zij beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte groot DRIE MAANDEN niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt bepaald op twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Zij wijst de vordering van de volgende benadeelde partijen toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partijen van de volgende bedragen, te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezenverklaarde werd gepleegd tot aan de dag der algehele voldoening: [slachtoffer] € 6.947,74 [slachtoffer] € 4.537,80 [slachtofferc] € 8.184,82 [slachtoffer] € 9.075,60. Zij wijst de vordering van de volgende benadeelde partijen toe tot de hierna te noemen bedragen en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partijen van de volgende bedragen, te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezenverklaarde werd gepleegd tot aan de dag der algehele voldoening. Zij bepaalt dat deze benadeelde partijen in het overige gedeelte van hun vordering niet-ontvankelijk zijn en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht (BP.23): [slachtoffer] € 36.302,41 [slachtoffer] € 2.722,68 [slachtoffer] € 2.654,60 Zij verwijst de verdachte in de kosten die de benadeelde partij [slachtofferc] ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 328,=. Zij verstaat dat verdachte niet tot vergoeding van voormeld bedragen en van de kosten is gehouden voor zover het gevorderde reeds door zijn mededader is voldaan. Zij legt daarnaast aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de volgende slachtoffers, te betalen een som geld ten bedrage van de volgende geldbedragen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van het volgende aantal dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft: [slachtoffer] € 6.947,74 subsidiair 51 dagen hechtenis [slachtoffer] € 4.537,80 subsidiair 33 dagen hechtenis [slachtofferc] € 8.184,82 subsidiair 60 dagen hechtenis [slachtoffer] € 9.075,60 subsidiair 66 dagen hechtenis [slachtoffer] € 36.302,41 subsidiair 116 dagen hechtenis [slachtoffer] € 2.722,68 subsidiair 20 dagen hechtenis [slachtoffer] € 2.654,60 subsidiair 19 dagen hechtenis. Zij verstaat dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting opgelegd bij de hierboven genoemde schademaatregel, de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij van het overeenkomstige bedrag komt te vervallen. Indien en voor zover verdachte de toegekende schadevergoeding heeft betaald aan deze benadeelde partij, komt daarmee de schademaatregel voor het betaalde bedrag te vervallen. Zij verstaat dat verdachte niet tot vergoeding van voormeld bedrag en van de kosten is gehouden voor zover het gevorderde reeds door haar mededader is voldaan. Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Volkers en Kromhout, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier De Roos en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 december 2006.