
Jurisprudentie
AZ4484
Datum uitspraak2006-08-31
Datum gepubliceerd2006-12-15
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersR200600177
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-12-15
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersR200600177
Statusgepubliceerd
Indicatie
Het feit dat de vrouw ter zitting heeft ingestemd met vrijwillige doorbetaling van een eenzijdig door de man vastgestelde kinderbijdrage gedurende de procedure, waarin door de vrouw om een hogere bijdrage was verzocht, staat er niet aan in de weg dat achteraf alsnog een hogere bijdrage kan worden opgelegd, met name niet nu partijen dit bij de overeenkomst niet hadden uitgesloten.
Uit jurisprudentie (HR 1-2-2001, NJ 2001, 158) vloeit voort dat de rechter een grote mate van vrijheid heeft bij het vaststellen van de ingangsdatum van de verplichting tot betaling van kinderalimentatie en dat van vaste jurisprudentie inzake de ingangsdatum geen sprake is. Het hof zal derhalve een datum dienen vast te stellen welke het alle omstandigheden in aanmerking nemende geraden acht.
Uitspraak
EB
31 augustus 2006
Rekestenkamer
Rekestnummer R200600177
GERECHTSHOF ’S-HERTOGENBOSCH
Beschikking
In de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellante,
de vrouw,
procureur mr. A.C.M. van Gool,
t e g e n
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
de man,
procureur mr. L.G.A.A. de Hondt-Buijs.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 18 november 2005, waarvan de inhoud bij partijen bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 14 februari 2006, heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking nietig te verklaren, althans te vernietigen, voor zover deze betreft de daarin vastgestelde ingangsdatum voor de aan de man opgelegde bijdrage ad € 781,50 per maand in de kosten van verzorging en opvoeding van [A.] per 18 november 2005, in welk geval opnieuw rechtdoende, zonodig onder aanbeveling en verbetering van de gronden te bepalen dat de man gehouden is tot betaling van de voornoemde bijdrage voor [A.] met ingang van 28 januari 2005, zijnde de datum van ontvangst door de rechtbank ’s-Hertogenbosch van het daartoe strekkende verzoekschrift van de vrouw, met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure.
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 17 maart 2006, heeft de man verzocht voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de vordering strekkende tot wijziging van de ingangsdatum van de alimentatieverplichting van de vrouw af te wijzen, hetzij door ontzegging, hetzij door niet-ontvankelijk verklaring als zijnde ongegrond en niet bewezen en de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 juni 2006. Bij die gelegenheid zijn de vrouw en haar advocaat mr. Van Gool en de man en zijn advocaat mr. De Hondt-Buijs gehoord.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg, d.d. 7 oktober 2005;
- een brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw, d.d. 2 juni 2006.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1. Uit de relatie van partijen is op [geboortejaar] [A.] geboren. De man heeft [A.] erkend en [A.] heeft zijn hoofdverblijf bij de vrouw.
4.2. Op 28 januari 2005 heeft de vrouw de rechtbank verzocht te bepalen dat de man met ingang van 1 november 2004 een bijdrage van € 900,- per maand, ter zitting in eerste aanleg verhoogd tot € 2.050,- per maand, in de kosten van verzorging en opvoeding van [A.] zal betalen.
De man heeft hiertegen verweer gevoerd.
4.3. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank met ingang van de datum van die beschikking, zijnde 18 november 2005, bepaald dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [A.] zal betalen een bedrag van € 781,50 per maand.
De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat op grond van vaste jurisprudentie de datum van de beschikking als ingangsdatum van de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding zal worden bepaald.
De vrouw kan zich niet met de beslissing voor wat betreft de ingangsdatum van de alimentatie verenigen en komt hiervan in hoger beroep.
Wijziging van het verzoek
4.4. In haar beroepschrift stelt de vrouw dat de rechtbank ten onrechte de ingangsdatum van de kinderalimentatie heeft vastgesteld op 18 november 2005 en zij verzoekt het hof de ingangsdatum vast te stellen op 28 januari 2005, zijnde de datum van indiening van het verzoekschrift. Ter zitting heeft de vrouw haar verzoek gewijzigd en gesteld dat zij nog steeds primair van mening is dat de ingangsdatum van de alimentatie vastgesteld dient te worden op 1 november 2004.
De man heeft zowel tegen het appelverzoek als tegen de wijziging van het verzoek verweer gevoerd.
4.5. Het hof is van oordeel dat in hoger beroep wijziging van het verzoek ter zitting toelaatbaar is, tenzij de wederpartij hierdoor in zijn of haar belangen wordt geschaad. Het hof stelt vast dat, nu de vrouw slechts de door haar verzochte ingangsdatum van de kinderalimentatie heeft veranderd in 1 november 2004, zijnde de door haar in eerste aanleg verzochte ingangsdatum, de man niet dermate in zijn belangen is geschaad dat dit wijzigingsverzoek van de vrouw dient te worden afgewezen. Het hof zal derhalve het verzoek van de vrouw beoordelen vanaf 1 november 2004.
Ingangsdatum
4.6. Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen overweegt het hof als volgt.
Vast staat dat de man tot en met oktober 2004 een bijdrage aan de vrouw heeft betaald van € 900,- per maand en dat de man deze bijdrage in november 2004 heeft verlaagd naar € 450,- per maand. De man heeft hierover aangegeven dat in november 2004 duidelijk was dat de relatie tussen partijen definitief voorbij was en dat de vrouw in haar eigen levensonderhoud kon voorzien. Dit was de reden waarom hij het bedrag van € 900,- per maand, waarin volgens hem ook een financiële bijdrage voor de vrouw was begrepen, heeft verlaagd naar € 450,- per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [A.].
Nu de vrouw (hetgeen zijdens de man niet is betwist) pas op 28 januari 2005 bij de rechtbank een verzoekschrift tot vaststelling van kinderalimentatie heeft ingediend, is het hof van oordeel dat de man redelijkerwijs niet hoefde te verwachten dat hij alsnog met terugwerkende kracht vanaf 1 november 2004 een hoger bedrag aan kinderalimentatie zou moeten betalen.
Voorts heeft de man naar voren gebracht dat op de zitting in eerste aanleg is afgesproken dat de man tot aan de datum van de beschikking een bedrag van € 450,- per maand zou betalen aan de vrouw, hetgeen de instemming van de vrouw had. Evenals de vrouw is het hof van oordeel dat, indien een dergelijke afspraak al zou zijn gemaakt, dit in beginsel niet uitsluit dat de man niet zou kunnen worden verplicht tot betaling van een hogere bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [A.] dan het afgesproken bedrag van € 450,- per maand. Een overeengekomen vrijwillige betaling van een bijdrage voor de periode tot aan de uitspraak staat er immers niet aan in de weg dat achteraf alsnog een hogere bijdrage kan worden opgelegd, met name niet nu partijen dit bij de overeenkomst niet hadden uitgesloten.
Uit de door de man aangehaalde jurisprudentie van de Hoger Raad van 1 februari 2001 (NJ 2001, 158) vloeit voort dat de rechter een grote mate van vrijheid heeft bij het vaststellen van de ingangsdatum van de alimentatieverplichting en dat van vaste jurisprudentie inzake de ingangsdatum geen sprake is. Het hof zal derhalve een datum dienen vast te stellen, welke het in deze alle omstandigheden in aanmerking nemende geraden acht. Daartoe is het hof van oordeel dat de man, gelet op de inhoud van het verzoekschrift, met ingang van 28 januari 2005 er redelijkerwijs rekening mee kon houden dat hem vanaf die datum een hogere onderhoudsbijdrage ten behoeve van [A.] zou kunnen worden opgelegd.
4.7. Op grond van hetgeen hierboven is overwogen dient de bestreden beschikking gedeeltelijk te worden vernietigd.
Proceskosten.
4.8. De man heeft de veroordeling van de vrouw in de proceskosten van dit hoger beroep verzocht. Gelet op de aard van deze procedure zal het hof de proceskosten compenseren.
5. De beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 18 november 2005 voorzover daarin is bepaald dat de man met ingang van 18 november 2005 een onderhoudsbijdrage ten behoeve van [A.] dient te betalen;
en inzoverre opnieuw rechtdoende:
stelt de ingangsdatum van de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [A.] vast op 28 januari 2005;
wijst af het meer of anders verzochte;
compenseert de op dit hoger beroep gevallen proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Draijer-Udo, Van Soest-Van Dijkhuizen, en Van der Velden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 31 augustus 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.

