Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ4528

Datum uitspraak2006-12-14
Datum gepubliceerd2006-12-15
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Zwolle
ZaaknummersAwb 06/2584
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Verzoek om voorlopige voorziening ten aanzien van een besluit tot verlening van vrijstelling a.b.i. artikel 15 van de WRO ten behoeve van de verwezenlijking van het verkopen van consumentenvuurwerk gedurende drie dagen per jaar. Verzoek afgewezen wegens het ontbreken van spoedeisend belang


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector Bestuursrecht De Voorzieningenrechter Reg.nr.: AWB 06/2584 UITSPRAAK betreffende het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geschil tussen: [A, verzoeker], wonende te Meppel, verzoeker, gemachtigde: [B,], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle, verweerder, en [C,] te Zwolle, belanghebbende, gemachtigde: [mw. mr. D,] advocaat te [A.] 1. Besluit waarop het verzoek betrekking heeft Besluit van verweerder van 25 oktober 2006, waarbij aan belanghebbende vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) is verleend ten behoeve van de verwezenlijking van het verkopen van consumentenvuurwerk gedurende drie dagen per jaar aan het [adres] 2. Ontstaan en loop van de procedure Op 10 september 2006 heeft verweerder van belanghebbende het verzoek om vrijstelling ontvangen in het kader van een tevens door hem ingediend verzoek om een verkoopvergunning. Op 27 september 2006 heeft verweerder het verzoek om vrijstelling gepubliceerd in "De Peperbus". Het verzoek heeft met ingang van 28 september 2006 tot en met 11 oktober 2006 voor een ieder ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn zijn geen zienswijzen naar voren gebracht. Bij besluit van 25 oktober 2006 heeft verweerder de gevraagde vrijstelling verleend. Op 1 november 2006 heeft verweerder de verlening van deze vrijstelling gepubliceerd in "De Peperbus". Op 4 december 2006 heeft verzoeker bij de rechtbank beroep ingesteld tegen de verleende vrijstelling en tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft besloten dit beroepschrift aan verweerder door te sturen met het verzoek deze als bezwaarschrift in behandeling te nemen. Op 11 december 2006 heeft de rechtbank de op het verzoek betrekking hebbende gedingstukken en een verweerschrift ontvangen. Het verzoek is behandeld ter zitting van 13 december 2006. Verzoeker is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde, voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [gemachtigde]. Belanghebbende is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde, voornoemd. 3. Overwegingen Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Het is aan de verzoeker van de gevraagde voorziening het spoedeisend belang aannemelijk te maken. Een financieel belang vormt volgens vaste jurisprudentie op zichzelf geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. Schade kan in de bodemprocedure worden gesteld. De voorzieningenrechter stelt vast dat door gebruik van het pand overeenkomstig de verleende vrijstelling geen onomkeerbare gevolgen ontstaan. Ook overigens heeft verzoeker naar het oordeel van de voorzieningenrechter een spoedeisend belang bij het op dit moment treffen van een voorlopige voorziening niet aannemelijk gemaakt. Ter zitting heeft verzoeker nog naar voren gebracht dat hij zich onheus door verweerder behandeld voelt, dat hij veel heeft geïnvesteerd in zijn bedrijf en de komst van een nieuwe verkooppunt van vuurwerk aan de Telfordstraat voor hem tot omzetverlies zal leiden. Deze argumenten leveren echter geen spoedeisend belang op. Uit het voorgaande volgt dat het verzoek vanwege het ontbreken van een spoed-eisend belang dient te worden afgewezen. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding. Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist. 4. Beslissing De voorzieningenrechter van de rechtbank - wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Gewezen door mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2006 in tegenwoordigheid van C. Kuiper als griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. afschrift verzonden op: 14 december 2006.