
Jurisprudentie
AZ5214
Datum uitspraak2006-12-22
Datum gepubliceerd2006-12-27
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/5211 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-12-27
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/5211 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
WAO-schatting.
Uitspraak
04/5211 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 augustus 2004, 03/1354 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 22 december 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.L. Kuit, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 10 november 2006. Appellant noch zijn gemachtigde is verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door
W.L.J. Weltevrede.
II. OVERWEGINGEN
De Raad neemt als vaststaand aan de feiten en omstandigheden die als zodanig zijn vermeld in de aangevallen uitspraak.
In de aangevallen uitspraak is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat het Uwv terecht aan betrokkene na voltooiing van de wachttijd van 52 weken geen WAO-uitkering heeft toegekend omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedroeg.
Het door appellant ingediende hoger beroepschrift bevat in essentie dezelfde gronden als ook in het beroepschrift bij de rechtbank naar voren gebracht. In hoger beroep heeft appellant geen nieuwe verklaringen van een medicus of een andere deskundige ingebracht met betrekking tot zijn gezondheidssituatie en zijn (on)mogelijkheden om per 28 september 2002 (de in geding zijnde datum) de hem door de arbeidsdeskundige voorgehouden functies te verrichten.
De Raad is van oordeel dat de rechtbank de grieven van appellant afdoende heeft besproken en genoegzaam heeft gemotiveerd waarom die grieven niet kunnen slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig. Nu appellant voorts in hoger beroep geen gronden heeft aangevoerd die niet reeds door de rechtbank zijn beoordeeld, treft het hoger beroep geen doel. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard. De beslissing is, in tegenwoordigheid van de A.C.W. Ris-van Huussen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 december 2006.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) A.C.W. Ris-van Huussen.
MR

