Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ5268

Datum uitspraak2005-11-02
Datum gepubliceerd2006-12-28
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers47130 HA ZA 05-132
Statusgepubliceerd


Indicatie

''...[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Leisure veroordeelt tot medewerking aan de verdeling en om te bepalen dat de netto opbrengst ten bedrage van € 25.776,46 met inachtneming van genoemde rangregeling zal worden toegewezen aan [eiser] met veroordeling van Leisure in de kosten van het geding. 3.2. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat uit de akte van schuldbekentenis met hypotheekstelling van 3 oktober 2000 blijkt dat [eiser] met zijn dochter en schoonzoon een geldlening is overeengekomen van ƒ 100.000,00 (€ 45.378,02) en dat hij, als derde hypotheekhouder, gerechtigd is tot de netto opbrengst van € 25.776,46....''


Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG Sector civiel recht Vonnis van 2 november 2005 in de zaak van: rolnr: 05/132[eiser], wonende te Vlissingen, eiser, procureur: mr. H.Goedegebure, tegen: de besloten vennootschap H.L. Leisure B.V., gevestigd te Driewegen, gemeente Borsele, gedaagde, procureur: mr. J.M.E. Schieman. 1. Het verloop van de procedure De rechtbank verwijst naar haar tussenvonnis van 15 juni 2005. De comparitie van partijen heeft plaats gevonden op 17 augustus 2005. Voorafgaand aan de comparitie heeft de procureur van [eiser] bij brief van 15 augustus 2005 nog enige stukken toegezonden. Van deze comparitie is proces-verbaal opgemaakt. 2. De feiten Het gaat in deze procedure om de verdeling van de opbrengst na verkoop van de woning aan de [adres] te Koudekerke. Deze woning was eigendom van [K.] en zijn echtgenote G.M. [eiser]. Op 3 oktober 2000 is ten gunste van [eiser] een derde hypotheek voor een bedrag van € 45.378,02 gevestigd op deze woning. De schuldbekentenis met hypotheekstelling bevat de volgende verklaring: "De schuldenaar erkent wegens op vijftien juni tweeduizend ter leen ontvangen gelden schuldig aan de schuldeiser, die deze schuldbekentenis aanneemt, een bedrag groot éénhonderdduizend gulden (ƒ 100.000,00), vijfenveertigduizenddriehonderdachtenzeventig euro en twee cent (€ 45.378,02), hierna te noemen de hoofdsom". Ten gunste van Leisure is een vierde hypotheek gevestigd voor een bedrag van € 272.268,13. De woning is in het openbaar verkocht. Na verkoop resteert ter verdeling een bedrag van € 25.776,46. Dit bedrag is op 28 juli 2004 gestort bij een bewaarder in de zin van artikel 445 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. 3. Het geschil 3.1. [eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Leisure veroordeelt tot medewerking aan de verdeling en om te bepalen dat de netto opbrengst ten bedrage van € 25.776,46 met inachtneming van genoemde rangregeling zal worden toegewezen aan [eiser] met veroordeling van Leisure in de kosten van het geding. 3.2. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat uit de akte van schuldbekentenis met hypotheekstelling van 3 oktober 2000 blijkt dat [eiser] met zijn dochter en schoonzoon een geldlening is overeengekomen van ƒ 100.000,00 (€ 45.378,02) en dat hij, als derde hypotheekhouder, gerechtigd is tot de netto opbrengst van € 25.776,46. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft [eiser] de volgende stukken overgelegd: - onderhandse akte gedateerd 20 oktober 2000; - overboeking 18 oktober 1999 van bedrag NLG 36.500,00 van de rekening van [eiser] naar [K.] rekeningnummer [nummer]; - kasopname op 4 oktober 2000 van de rekening van [eiser] van NLG 32.000,00 en NLG 3.000,00; - overboeking op 16 oktober 2000 van bedrag NLG 29.305,00 naar rekeningnummer [nummer] Camper Centraal Hymer Gero Campers; 3.3. Leisure voert verweer. Zij concludeert tot schrapping van de vordering van [eiser] uit de staat van verdeling en tot plaatsing van haar vordering als eerste en enige op de staat van verdeling. Zij stelt daartoe het volgende. [eiser] heeft nimmer enig bewijs getoond dat hij werkelijk op 15 juni 2000 bedragen van in totaal € 45.378,02 aan zijn dochter en schoonzoon heeft verstrekt bij wijze van geldlening. Op grond van het bepaalde in artikel 3:260 van het Burgerlijk Wetboek moet de hypotheekakte een aanduiding bevatten van de vordering waarvoor de hypotheek tot zekerheid strekt of van feiten aan de hand waarvan de vordering zal kunnen worden bepaald. Uit de door [eiser] overgelegde stukken blijkt niet dat hij op 15 juni 2000 een bedrag van € 45.378,02 aan zijn schoonzoon en/of zijn dochter ter leen heeft verstrekt. Uit deze stukken blijkt slechts dat [eiser] in de loop der tijd gelden heeft verstrekt aan Knippers en niet dat deze gelden ten leen zijn gegeven. De hypotheek is derhalve niet verstrekt tot zekerheid van de door Dingemans gestelde geldleningen. Het recht van hypotheek vervalt indien de vordering ten behoeve waarvan zij is gevestigd is voldaan, dan wel van meet af aan niet heeft bestaan. 4. De beoordeling van het geschil Hypotheek kan strekken tot verzekering van elke vordering tot voldoening van een geldsom. In de hypotheekakte moet een aanduiding worden opgenomen van de vordering omdat het belang van derden eist, dat zij kunnen nagaan in hoeverre de aan de schuldenaar behorende registergoederen bezwaard of vrij zijn. De rechtbank is van oordeel dat aan deze voorwaarden is voldaan. Leisure heeft uit de hypothecaire inschrijving kunnen opmaken dat de woning was bezwaard tot een bedrag van € 45.378,02 met een derde hypotheek ten behoeve van [eiser]. Hypotheekstelling kan ook geschieden ter verzekering van nog niet bestaande schulden mits de vordering voldoende bepaalbaar is. Een onjuiste aanduiding van de vordering staat er niet aan in de weg dat achteraf mag worden vastgesteld om welke vordering het gaat, mits achteraf aan de hand van objectieve gegevens kan worden vastgesteld op welke vordering de hypotheekgever met deze aanduiding het oog moet hebben gehad. De rechtbank is van oordeel dat aan dit vereiste is voldaan. Leisure heeft erkend dat uit de door [eiser] overgelegde stukken blijkt dat [eiser] in de loop der tijd gelden heeft verstrekt aan Knippers en zij heeft de door [eiser] gestelde overboekingen, de plaats gevonden kasopname noch de door hem overgelegde onderhandse akte gedateerd 20 oktober 2000 betwist. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan dat [K.] en zijn echtgenote G.M. [eiser] bij het vestigen van de hypotheek op de in de akte van 20 oktober 2000 bedoelde geldlening het oog hebben gehad en dat de hypotheek is verstrekt ter verzekering van de terugbetaling van die schuld. Dat betekent dat de vordering van [eiser] in de rangregeling moet worden opgenomen voor een bedrag van € 45.387,02, met inachtneming van zijn preferentie als derde hypotheekhouder. Leisure dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten. 5. De beslissing De rechtbank: - bepaalt dat de vordering van [eiser] in de rangregeling moet worden opgenomen voor een bedrag van € 45.378,02, met inachtneming van zijn preferente positie als derde hypotheekhouder; - veroordeelt Leisure in de kosten van het geding welke aan de zijde van [eiser] tot aan dit moment worden begroot op € 244,00 wegens griffierecht en € 1.58,00 wegens procureurssalaris; - wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 2 november 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.