Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ5282

Datum uitspraak2006-12-19
Datum gepubliceerd2006-12-28
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers124451/061632
Statusgepubliceerd


Indicatie

De man heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er geen rechtsgeldig huwelijk is tussen partijen. Van de zijde van de vrouw is gesteld dat partijen een Islamitisch huwelijk hebben gesloten via de Kantor Urusam Agama (KUA), de Indonesische instantie voor Islamitische huwelijken. De vrouw heeft met stukken onderbouwd dat dit huwelijk is geregistreerd in Indonesië. Uit de overgelegde verklaring van de ambassade van 9 november 2006 blijkt eveneens dat er sprake is van een geldig huwelijk naar Indonesisch positieve recht. Uit uittreksel van het Gemeentelijk Basisregister is gebleken dat partijen als gehuwd staan geregistreerd. Dit betekent dat het huwelijk van partijen is ingeschreven bij de Burgerlijke Stand, zodat dit huwelijk als een rechtsgeldig huwelijk dient te worden aangemerkt. De stelling van de man dat onduidelijk is wie de ambtenaar van de Burgerlijke Stand heeft verzocht dit huwelijk te registreren, kan buiten beschouwing worden gelaten, nu dit aan het voorgaande niet afdoet.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector Familie- en Jeugdrecht echtscheiding zaak-/rekestnr.: 124451/061632 beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken d.d. 19 december 2006 in de zaak van: [naam vrouw], wonende te [woonplaats], hierna mede te noemen: de vrouw, procureur mr. H.K. Gravelink, advocaat mr. S. Braspenning, -- tegen -- [naam man], wonende te [woonplaats], hierna mede te noemen: de man, procureur mr. G.F.H. Velthuizen. Verloop van de procedure Bij verzoekschrift is een verzoek tot echtscheiding ingediend, alsmede verzoeken met betrekking tot voortgezet gebruik van de echtelijke woning, een uitkering tot levensonderhoud van de vrouw en de verdeling. Voorts heeft de vrouw verzocht te bepalen dat de man inlichtingen verstrekt conform artikel 1:98 BW over de stand van goederen en schulden van de gemeenschap. De man heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw. Hij heeft onder voorwaarde dat in rechte definitief wordt vastgesteld dat partijen gehuwd zijn, zelf verzocht de echtscheiding uit te spreken en een andersluidend verzoek ingediend met betrekking tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning. De vrouw heeft verweer gevoerd. Hierna is de zitting bepaald; deze heeft 13 november 2006 plaatsgevonden. Ter zitting heeft de vrouw haar verzoek met betrekking tot de echtelijke woning ingetrokken. Beoordeling De man heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er geen rechtsgeldig huwelijk is tussen partijen. De rechtbank zal derhalve eerst beoordelen of er een rechtsgeldig huwelijk is tussen partijen, alvorens zij het verzoek tot echtscheiding zal behandelen. Ingevolge artikel 5 van de Wet Conflictenrecht Huwelijk (hierna: WCH) wordt een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de Staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, als zodanig erkend. Tussen partijen is niet in geschil dat zij op 17 februari 1991 een Islamitisch huwelijk in Indonesië hebben gesloten. Van de zijde van de vrouw is gesteld dat partijen een Islamitisch huwelijk hebben gesloten via de Kantor Urusam Agama (KUA), de Indonesische instantie voor Islamitische huwelijken. De vrouw heeft met stukken onderbouwd dat dit huwelijk is geregistreerd in Indonesië. Uit de overgelegde verklaring van de ambassade van 9 november 2006 blijkt eveneens dat er sprake is van een geldig huwelijk naar Indonesisch positieve recht. Uit uittreksel van het Gemeentelijk Basisregister is gebleken dat partijen als gehuwd staan geregistreerd. Dit betekent dat het huwelijk van partijen is ingeschreven bij de Burgerlijke Stand, zodat dit huwelijk als een rechtsgeldig huwelijk dient te worden aangemerkt. De stelling van de man dat onduidelijk is wie de ambtenaar van de Burgerlijke Stand heeft verzocht dit huwelijk te registreren, kan buiten beschouwing worden gelaten, nu dit aan het voorgaande niet afdoet. Ten aanzien van de rechtsmacht Door de omstandigheid dat de vrouw de Indonesische nationaliteit bezit en de man de Nederlandse nationaliteit bezit, draagt de onderhavige zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag dient te worden beantwoord of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toekomt. Deze vraag wordt ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding in bevestigende zin beantwoord, nu uit de overgelegde stukken is gebleken dat beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Met betrekking tot de nevenvoorzieningen tot de uitkering tot levensonderhoud en de verdeling komt de rechtbank rechtsmacht toe daar de rechtbank bevoegd is ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding. Met betrekking tot de nevenvoorziening tot toekenning van het voortgezet gebruik van de echtelijke woning komt de rechtbank rechtsmacht toe daar de rechtbank bevoegd is ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding en deze woning in Nederland gelegen is. Ten aanzien van het toepasselijk recht Vervolgens komt aan de orde welk rechtsstelsel op het verzoek tot echtscheiding en de nevenvoorzieningen van toepassing is. Op het verzoek tot echtscheiding is Nederlands recht van toepassing, aangezien partijen geen gemeenschappelijke nationaliteit hebben, maar wel – naar de rechtbank als vaststaand aanneemt – in Nederland hun gewone verblijfplaats hebben. De nevenvoorziening tot toekenning van een uitkering tot levensonderhoud van de vrouw ten laste van de man wordt beheerst door het Nederlandse rechtsstelsel, nu dit rechtsstelsel van toepassing is op het verzoek tot echtscheiding. De nevenvoorziening tot verdeling wordt beheerst door het Nederlandse rechtsstelsel, aangezien partijen hun eerste huwelijksdomici-lie (naar de rechtbank als vaststaand aanneemt) in Nederland vestigden. Op de nevenvoorziening tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning is het Nederlands recht van toepassing, aangezien die woning in Nederland is gelegen. Ten aanzien van de verzoeken De rechtbank overweegt het volgende. De verzoeken tot echtscheiding en het voortgezet gebruik van de echtelijke woning kunnen als onweersproken worden toegewezen. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw met betrekking tot de verdeling van de gemeenschap van goederen toewijzen. De rechtbank zal het verzoek om informatie op grond van artikel 1: 98 BW afwijzen, nu daarin de informatieplicht tijdens het huwelijk wordt geregeld. Partneralimentatie De vrouw heeft verzocht om een uitkering tot haar levensonderhoud van € 800,-- per maand. Ter zitting heeft zij haar verzoek gewijzigd en verzocht om een uitkering tot haar levensonderhoud van € 500,-- per maand. De man heeft hiertegen verweer gevoerd, in die zin dat hij zowel de behoefte van de vrouw als zijn draagkracht heeft betwist. Behoefte vrouw De rechtbank zal allereerst de behoefte van de vrouw dienen te beoordelen c.q. te bepalen. Voor de vaststelling van de behoefte van de vrouw hanteert de rechtbank de in de praktijk gebruikelijke rekenmethode, die ervan uitgaat dat de vrouw 60 % van het netto besteedbaar gezinsinkomen nodig heeft om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien, omdat het levensonderhoud van een alleenstaande relatief duurder is dan dat van samenwonenden. De man heeft een netto inkomen van € 1348,-- per maand, bestaande uit een AOW-uitkering van € 604,-- netto per maand exclusief vakantietoeslag en een ouderdomspensioen van € 659,-- netto per vier weken. De vrouw heeft een netto inkomen van € 1118,-- per maand, inclusief vakantietoeslag en inkomsten uit aerobiclessen. De rechtbank heeft het netto gezinsinkomen van partijen begroot op € 2460,-- per maand, zodat de behoefte van de vrouw gesteld kan worden op € 1475,-- netto per maand. Rekening houdend met de hiervoor gestelde eigen inkomsten van de vrouw uit arbeid van € 1118,-- netto per maand, dient de behoefte van de vrouw aan een aanvullende uitkering tot haar levensonderhoud te worden gesteld op € 350,-- netto per maand, wat neerkomt op een bruto bedrag van € 460,--. Draagkracht man Vervolgens dient de rechtbank de draagkracht van de man te beoordelen. Daarbij is de rechtbank uitgegaan van de volgende gegevens: - de norm voor een alleenstaande is van toepassing, alsmede de algemene heffingskorting en de ouderenkorting; - pensioen-uitkering van € 812,45 bruto per maand; - de hypotheekrente aflossingsvrij van € 47,25 per maand; - flexibel krediet van € 37,89. De vrouw heeft gesteld dat het inkomen van de man hoger ligt, aangezien hij huuropbrengsten heeft van zijn appartement in Spanje. De man heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat deze opbrengsten weggestreept kunnen worden tegen de lasten van het appartement, zodat de rechtbank geen rekening houdt met de huuropbrengsten. De rechtbank gaat ervan uit dat de man een zorgverzekering heeft, waarvan de premie ca € 100,-- per maand bedraagt. Voorts heeft de vrouw betoogd dat de AOW-uitkering van de man hoger zal zijn omdat hij na de scheiding als alleenstaande kan worden aangemerkt. Voor ongehuwden geldt een bedrag van € 938,55 bruto per maand exclusief vakantietoeslag. De rechtbank zal van dit bedrag uitgaan. Voor zover de man heeft betoogd dat de verdeling van de overwaarde van de echtelijke woning van invloed is op zijn draagkracht, gaat de rechtbank daaraan op dit moment voorbij omdat daarover nu nog geen duidelijkheid bestaat. Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden en rekening houdend met fiscale effecten acht de rechtbank de man in staat een uitkering tot levensonderhoud van de vrouw te betalen van € 460,-- per maand. Beslissing De rechtbank: Spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op [] te [], met elkaar gehuwd. Beveelt partijen over te gaan tot verdeling van de tussen hen bestaande gemeenschap van goederen. Benoemt, tenzij partijen binnen veertien dagen na de inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand anders overeenkomen, notaris mr. F. Kurk te Zaandam of diens waarnemer of opvolger om de verdeling op een door hem te bepalen plaats en tijd te bewerkstelligen. Bepaalt dat de man aan de vrouw een uitkering tot haar levensonderhoud zal betalen van € 460,-- per maand, bij voor-uit-betaling te voldoen met ingang van de dag waarop deze beschik-king is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De hiervoor vastgestelde bijdrage wordt jaarlijks van rechtswege gewijzigd met het wettelijk vast te stellen indexeringspercentage. Verklaart deze beschikking, met uitzondering van de echtscheiding, uit-voerbaar bij voorraad. Deze beschikking is gegeven door mr. A. Stefels en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 19 december 2006, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Lee als griffier.