Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ5305

Datum uitspraak2006-12-20
Datum gepubliceerd2006-12-28
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers310176/CV EXPL 06-4579
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Verzet tegen een door het Bedrijfspensioenfonds jegens opposant uitgevaardigd dwangbevel tot betaling van achterstallige pensioenpremies. Hoofdelijke aansprakelijkheid ingevolge artikel 22 lid 1 sub a van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Opposant heeft zich bij de KvK laten inschrijven als gevolmachtigde met volledige volmacht van een in België gevestigde BV. Opposant vordert buiten effect stelling van het dwangbevel. De kantonrechter wijst de vordering af, nu opposant als vaste vertegenwoordiger in Nederland van de Belgische BV valt aan te merken en derhalve ingevolge de wet hoofdelijk aansprakelijk is voor de door de BV aan het Bedrijfspensioenfonds verschuldigde bijdragen.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector kanton Locatie Haarlem zaak/rolnr.: 310176/CV EXPL 06-4579 datum uitspraak: 20 december 2006 VONNIS VAN DE KANTONRECHTER inzake [opposant] te [woonplaats] opposant hierna te noemen [opposant] gemachtigde mr. R Zilver tegen de stichting STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VAN HET SCHOONMAAK- EN GLAZENWASSERSBEDRIJF te De Meern, gemeente Utrecht geopposeerde hierna te noemen Bedrijfstakpensioenfonds gemachtigde Van Arkel gerechtsdeurwaarders De procedure [opposant] heeft Bedrijfstakpensioenfonds gedagvaard op 5 april 2006 onder de mededeling dat hij in verzet komt tegen de tenuitvoerlegging van het op 6 maart 2006 aan hem betekende dwangbevel van 26 januari 2006 van Bedrijfstakpensioenfonds. Bedrijfstakpensioenfonds heeft daarop schriftelijk gereageerd. Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, heeft [opposant] schriftelijk geconcludeerd voor repliek. Nadat een datum voor vonnis was bepaald, is Bedrijfstakpensioenfonds bij beschikking van 27 september 2006 in de gelegenheid gesteld om op de conclusie van repliek van [opposant] te reageren. Bedrijfstakpensioenfonds heeft vervolgens schriftelijk gedupliceerd voor dupliek. De feiten 1. Op 14 augustus 1997 is opgericht de buitenlandse vennootschap A-3 Clean BVBA (hierna: A-3 Clean BVBA), gevestigd te Anderlecht (België). 2. Bestuurder van A-3 Clean BVBA was vanaf 1 juli 2000 [XXX] (hierna: [XXX]), wonende te [woonplaats] (België). 3. Op 25 februari 2002 heeft [XXX] A-3 Clean BVBA in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam laten inschrijven, met [opposant] als gevolmachtigde met volledige volmacht. 4. A-3 Clean BVBA is met ingang van 31 december 2003 opgeheven. 5. Bedrijfstakpensioenfonds heeft A-3 Clean BVBA een bedrag van in totaal € 60.247,73 in rekening gebracht ter zake van door A-3 Clean BVBA aan Bedrijfstakpensioenfonds verschuldigde pensioenpremies over 2002 en 2003. De facturen zijn onbetaald gebleven. 6. Bedrijfstakpensioenfonds heeft [opposant] op 3 november 2004 aangemaand tot betaling van de door A-3 Clean BVBA verschuldigde, achterstallige pensioenpremies. Het dwangbevel Op 26 januari 2006 heeft Bedrijfstakpensioenfonds jegens [opposant] een dwangbevel uitgevaardigd tot betaling aan Bedrijfstakpensioenfonds van een bedrag van € 75.576,87 ter zake van achterstallige pensioenpremies ten bedrage van € 60.247,73, vermeerderd met rente en kosten. Bedrijfstakpensioenfonds heeft daarbij overwogen dat [opposant] als gevolmachtigde/ vertegenwoordiger van de inmiddels ontbonden A-3 Clean BVBA, ingevolge artikel 22, lid a (de kantonrechter leest: artikel 22 lid 1 sub a) van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 hoofdelijk aansprakelijk is voor de door A-3 Clean BVBA aan Bedrijfstakpensioenfonds verschuldigde bijdragen. De vordering in oppositie [opposant] vordert 1) verklaring voor recht dat [opposant] goed opposant is tegen de tenuitvoerlegging van het door Bedrijfstakpensioenfonds aan [opposant] uitgevaardigde dwangbevel alsmede tegen de tenuitvoerlegging van de overige door Bedrijfstakpensioenfonds aan [opposant] uit te vaardigen dan wel reeds uitgevaardigde dwangbevelen ter zake van door A-3 Clean BVBA verschuldigde premies en dat die dwangbevelen dientengevolge buiten effect zijn gesteld; alsmede 2) veroordeling van Bedrijfstakpensioenfonds a. om zich te onthouden van enige invorderingsmaatregelen terzake van de hiervoor genoemde premies; b. tot vergoeding van alle door het handelen van Bedrijfstakpensioenfonds in deze veroorzaakte, reeds belopen en nog te belopen, schade, nader op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente; c. tot vergoeding van de kosten van het geding. [opposant] stelt daartoe het volgende. [opposant] heeft [XXX] op 25 februari 2002 slechts als tolk bijgestaan bij de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel van A-3 Clean BVBA. Op initiatief van een medewerker van de Kamer van Koophandel heeft [opposant] zich als gevolmachtigde van A-3 Clean BVBA laten inschrijven. [opposant] was te goeder trouw en zich niet bewust van de mogelijke gevolgen van die inschrijving. [opposant] heeft nimmer in de hoedanigheid van gevolmachtigde van [XXX] opgetreden. Bij de opheffing van A-3 Clean BVBA bleek dat [XXX] diverse belasting- en premieschulden onbetaald had gelaten. Bedrijfstakpensioenfonds houdt [opposant] ten onrechte hoofdelijk aansprakelijk voor de door A-3 Clean BVBA verschuldigde premies. Het verweer in oppositie Bedrijfstakpensioenfonds betwist de vordering van [opposant] en voert daartoe het volgende aan. Uit het uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt ondubbelzinnig dat [opposant] vanaf 25 februari 2002 tot en met 31 december 2003 de gevolmachtigde van A-3 Clean BVBA was. Dat [opposant] omtrent de betekenis en gevolgen van die inschrijving onwetend was, acht bedrijfstakpensioenfonds ongeloofwaardig. Bedrijfstakpensioenfonds mag erop vertrouwen dat de informatie van de Kamer van Koophandel correct is. De eventuele onjuistheid van de inschrijving dient voor rekening en risico van [opposant] te komen. A-3 Clean BVBA is ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstak-pensioenfonds 2000 gehouden om ten behoeve van haar werknemers pensioenpremies aan Bedrijfstakpensioenfonds af te dragen. Ingevolge artikel 22 lid 1 sub a van die wet is voor de bijdragen, verschuldigd door een niet binnen Nederland wonende of gevestigde werkgever, hoofdelijk aansprakelijk de leider van de vaste inrichting binnen Nederland van die werkgever, zijn binnen Nederland wonende of gevestigde vaste vertegenwoordiger, dan wel de persoon, die de leiding heeft van de in Nederland verrichte werkzaamheden. A-3 Clean BVBA heeft de ter zake van door haar aan Bedrijstakpensioenfonds verschuldigde premies een bedrag van € 60.247,73 onbetaald gelaten. [opposant] is als binnen Nederland wonende vaste vertegenwoordiger van A-3 Clean BVBA hoofdelijk aansprakelijk voor die premies. Nu [opposant] ondanks aanmaning met betaling in gebreke is gebleven, is Bedrijfstakpensioen-fonds ingevolge artikel 21 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 gerechtigd om de premies, rente, boeten en aanmaningskosten in te vorderen bij dwangbevel. De beoordeling van het geschil Blijkens het uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel is [opposant] in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van A-3 Clean BVBA vanaf 25 februari 2002 bekleed geweest met een volledige volmacht. Gelet op de definitie van het begrip volmacht, als omschreven in artikel 3:60 BW, wil dat zeggen dat [opposant] bevoegd was om in naam van [XXX], bestuurder van A-3 Clean BVBA, alle benodigde rechtshandelingen ten behoeve van A-3 Clean BVBA te verrichten. Dat [opposant] in die hoedanigheid als de vaste vertegenwoordiger van A-3 Clean BVBA in Nederland valt aan te merken, is naar het oordeel van de kantonrechter genoegzaam komen vast te staan. De omstandigheid dat de inschrijving niet op initiatief van [opposant], maar van een medewerker van de Kamer van Koophandel heeft plaatsgevonden, kan er – wat daar ook van zij - op zichzelf niet toe leiden dat Bedrijfstakpensioenfonds [opposant] niet aan de gevolgen van de inschrijving kan houden. Het had op de weg van [opposant] gelegen om deze stelling te onderbouwen met feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat Bedrijfstak-pensioenfonds niet zonder meer van de juistheid van de inschrijving had mogen uitgaan. Nu gesteld noch gebleken is dat [opposant] ooit aan Bedrijfstakpensioenfonds expliciet kenbaar heeft gemaakt dat hij te goeder trouw heeft gehandeld, zonder zich te realiseren welke gevolgen de inschrijving voor hem had, of dat [opposant] er bij [XXX] op heeft aangedrongen Bedrijfstakpensioenfonds erop te wijzen dat zij bij [opposant] aan het verkeerde adres was, kan het feit dat [opposant] zich mogelijkerwijs niet bewust is geweest van de gevolgen van de inschrijving niet aan de tenuitvoerlegging van het dwangbevel in de weg staan. Hierbij is tevens van belang dat [opposant] [XXX] niet in vrijwaring heeft opgeroepen. De omstandigheid dat [opposant] mogelijkerwijs nooit daadwerkelijk als gevolmachtigde van [XXX] heeft opgetreden, kan niet tot een andere uitkomst leiden, nu het al dan niet fungeren als gemachtigde niet afdoet aan de rechtsgevolgen die aan de inschrijving in de Kamer van Koophandel verbonden zijn. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van [opposant], strekkende tot buiten effect stelling van het dwangbevel van 26 januari 2006, met de daaraan verbonden nevenvorderingen, zal worden afgewezen. Hetgeen partijen voor het overige te berde hebben gebracht, behoeft geen bespreking meer, nu dit niet tot een andere uitkomst kan leiden. De proceskosten van de verzetprocedure komen voor rekening van [opposant] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld. Beslissing De kantonrechter, rechtdoende in oppositie: - wijst de vordering van [opposant] af; - veroordeelt [opposant] tot betaling van de proceskosten in de verzetprocedure, die aan de kant van Bedrijfstakpensioenfonds tot en met vandaag worden begroot op € 800,00 aan gemachtigdensalaris; Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.