Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ5339

Datum uitspraak2006-12-19
Datum gepubliceerd2006-12-29
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers285392/06-670
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Tussentijdse opzegging van een overeenkomst tot opdracht is toegestaan. Niettemin is de opdrachtgever dan loon verschuldigd. De kantonrechter machtigt de aanspraken van de opdrachtnemer – hypotheekbemiddelaar – tot een derde van zijn declaratie omdat deze in zijn informatieplicht tekort is geschoten.


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN Sector kanton Locatie Winschoten Zaak olnummer: 285392/06-670 vonnis d.d. 19 december 2006 inzake [eiser], wonende te Emmen, eiser, hierna te noemen [eiser], gemachtigde Heijkoop & partners, gerechtsdeurwaarders te Groningen, en [gedaagde], wonende aan [adres], gedaagde, hierna te noemen [gedaagde], procederende in persoon. PROCESGANG Ingevolge het tussenvonnis van 4 juli 2006 hebben partijen beiden een akte met bijlage(n) genomen. Daarna is andermaal vonnis bepaald. OVERWEGINGEN 1. De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 4 juli 2006 en blijft daarbij. 2. Op grond van de naar aanleiding van het tussenvonnis genomen aktes moet thans als vaststaand worden aangenomen dat [eiser] jegens Bouwfonds geen aanspraak heeft kunnen maken op provisie. 3. Nu ligt dan ook ter beantwoording voor de vraag of [eiser] zijn kosten met succes aan [gedaagde] in rekening kan brengen zoals overwogen in eerder gememoreerde tussenvonnis. Daartoe wordt het navolgende overwogen. 4. In het onderhavige geval is sprake van een overeenkomst tot opdracht als bedoeld in artikel 7:400 van het Burgerlijk Wetboek(BW) welke overeenkomst door [eiser] in de uitoefening van zijn beroep is aangegaan. Dat partijen daarbij gebruik hebben gemaakt van formulieren van het Instituut voor Hypotheekbegeleiding doet aan de totstandkoming van een overeenkomst tussen hen niet af. Aldus heeft als uitgangspunt te gelden dat de opdrachtgever, [gedaagde], ingevolge artikel 7:405 lid 1 BW en artikel 7:406 BW in beginsel loon en onkosten aan [eiser] is verschuldigd. 5. Tussen partijen is in confesso dat [gedaagde] de overeenkomst tussentijds heeft opgezegd, hetgeen hij onder meer heeft bevestigd bij schrijven van 14 juni 2005. 6. Krachtens artikel 7:408 lid 1 BW kan de opdrachtgever de overeenkomst te allen tijde opzeggen. Niettemin behoudt de opdrachtnemer krachtens artikel 7:411 lid 1 BW recht op naar redelijkheid vast te stellen loon indien de overeenkomst eindigt voordat de opdracht is volbracht en het loon van de opdrachtnemer afhankelijk is van de volbrenging, zoals hier het geval is. 7. Bij de bepaling van bedoeld redelijk loon wordt onder meer rekening gehouden met de door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd. Lid 2 van laatst genoemde artikel is hier niet van toepassing omdat [eiser] niet het volle loon heeft gevorderd, maar alleen dat gerelateerd aan de reeds verrichte werkzaamheden. 8. In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen stelt de kantonrechter vast dat [eiser] werkzaamheden heeft verricht. Daarbij zal de kantonrechter de in de factuur van d.d. 12 mei 2005 genoemde werkzaamheden als uitgangspunt nemen. Daarnaast kan er tevens van worden uitgegaan dat [gedaagde] geen voordeel heeft genoten van de tussentijdse opzegging, nu bij gebrek aan gemotiveerde betwisting zijdens [eiser] moet worden aangenomen dat een andere bemiddelaar een voor [gedaagde] gunstiger hypotheek heeft afgesloten, terwijl gesteld noch gebleken is dat deze daarbij profijt heeft gehad van de reeds door [eiser] verrichte werkzaamheden. Verder is de kantonrechter van oordeel dat de informatieverstrekking van [eiser] op zijn minst te wensen heeft overgelaten. Noch op het aanvraagformulier, noch in de offerte is immers expliciet althans duidelijk herkenbaar aangegeven dat het te lenen bedrag een opslag kende van 0,2% ten behoeve van [eiser]. 9. Op grond van hetgeen hiervoor onder 8 is overwogen, één en ander in onderling verband en samenhang beschouwd, stelt de kantonrechter het loon en de onkosten van [eiser] vast op een derde van hetgeen hij aan [gedaagde] in rekening heeft gebracht. Dat partijen bij de bemiddelingsovereenkomst hebben bepaald dat de opdrachtgever kosten verschuldigd is bij onttrekking van de opdrachtgever kan aan dit oordeel niet af doen aangezien krachtens artikel 7:413 BW niet ten nadele van de opdrachtgever van artikel 7:411 BW kan worden afgeweken. 10. De vordering met betrekking buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen nu van meet af aan duidelijk was dat [gedaagde] niet voornemens was te betalen en deze ook overigens slechts een enkele herhaalde (standaard) sommatie hebben omvat. 11. Gelet op de uitkomst van de procedure zal [gedaagde] als (gedeeltelijk) in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld, zulks gerelateerd aan het toe te wijzen bedrag. BESLISSING De kantonrechter: veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen de somma van € 345,89 vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 339,02 vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening; veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] gevallen, welke kosten worden vastgesteld op € 91,87 aan explootkosten, € 90,00 aan vast recht en € 120,00 aan salaris van de gemachtigde; verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd. Dit vonnis is gewezen door mr. A.Fokkema, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2006 in aanwezigheid van de griffier.