Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ5351

Datum uitspraak2006-12-28
Datum gepubliceerd2006-12-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers800086/06, 627326/05 en 627038/05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Gelet op de prblematiek van verdachte zou een TBS met voorwaarde de aangewezen maatregel zijn om haar te behandelen. Nu de hulpverlening niet bij machtte is geweest om binnen een periode van bijna 5 maanden een plaats in ee kliniek te regelen kan de rechtbank, mede gelet op de aard en ernst van de feiten niet anders dan een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met reclasserings toezicht , in de hoop dat dit zal leiden tot een intensief hulpverleningsttaject.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Parketnummer(s): 800086/06, 627326/05 en 627038/05 1 Onderzoek van de zaak. In de ter terechtzitting overeenkomstig artikel 285 van het wetboek van strafvordering gevoegde zaken onder voormelde parketnummers van de officier van justitie in het arrondissement [adres] tegen: [verdachte], geboren op [datum en pl[adres], wonende te [adres], thans gedetineerd [adres HvB], heeft de meervoudige kamer van de sector strafrecht van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen. De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter zitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en hetgeen dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman, mr. Langenberg, advocaat te Breda. 2 De tenlastelegging. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het wetboek van strafvordering. Aan verdachte is -kort samengevat- ten laste gelegd: Parketnummer 800086/06: Onder 1 dat verdachte op 11 januari 2006 gepoogd heeft aan [sla[slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Subsidiair is dit ten laste gelegd als mishandeling. Onder 2 dat zij op 14 januari 2006 een auto heeft vernield c.q. beschadigd en onder 3 dat zij op 12 december 2005 [sl[slachtoffer] heeft mishandeld door haar van haar fiets te trekken, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg. Parketnummer 627326/05: Onder 1 en 2 dat verdachte op 12 mei 2005 ontucht heeft gepleegd met de heer [slachtof[slachtof[slachtoffer] en de heer [slachtof[slachtoffer] heeft mishandeld. Parketnummer 627036/05: Onder 1 dat verdachte op 28 mei 2005 bij daklozenopvang 't IJ naar binnen is gegaan, terwijl zij daar een verbod voor had. Onder 2 en 3 dat zij [slac[slachtoffer] heeft bedreigd en beledigd door in zijn gezicht te spugen. De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. 3 De formele voorvragen. Bij het onderzoek ter zitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vordering worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging. 4 De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan. 4.1 Het standpunt van het openbaar ministerie. De officier van justitie is van mening dat voldoende wettige bewijs voorhanden is om tot het wettig en overtuigend bewijs van alle ten laste gelegde feiten te komen. 4.2 Het standpunt van de verdediging. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is door de raadsman het navolgende ter verdediging aangevoerd: Met betrekking tot feit 1, parketnummer 800086/06 dat bij verdachte het opzet ontbrak om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De raadsman voegt daar nog aan toe dat ook met de voorwaardelijke opzetvariant de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet bewezen kan worden. Met betrekking tot feit 2, parketnummer 800086/06 dat verdachte slechts haar krukken tegen de betreffende auto heeft gezet en dat die krukken vervolgens zijn gevallen waardoor mogelijk schade is ontstaan. De raadsman concludeert tot vrijspraak omdat verdachte niet het opzet heeft gehad op het vernielen dan wel beschadigen van die auto. Met betrekking feit 3, parketnummer 800086/06 dat naar zijn mening ook met de medische verklaring waaruit blijkt van een gebroken scheen- of schaambeen, niet vast is komen te staan dat er sprake was van zwaar lichamelijk letsel. Voor wat betreft de bewezenverklaring van de overige ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. 4.3 Het standpunt van de rechtbank. 4.3.1 Parketnummer 800086/06. Feit 1: Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt dat verdachte hem ineens met kracht begon te slaan en te schoppen, waarbij zij hem met name op zijn gezicht heeft geraakt. De getuige [getuige] heeft de verklaring van [slachtoffer] bevestigd. Verdachte heeft verklaard dat zij de heer [slachtoffer] zoveel keer heeft geslagen als ze kon en hem in zijn gezicht heeft getrapt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door het slachtoffer met kracht veelvuldig tegen het hoofd te slaan en te schoppen, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel op zou lopen, zodat sprake is van voorwaardelijk opzet. Het feit kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Feit 2: Aan verdachte is ten laste gelegd dat zij een personenauto, merk Seat Marbella zou hebben beschadigd. Verdachte heeft dit ontkend en de rechtbank constateert dat omtrent de beschadiging van voornoemde personenauto geen aangifte in het dossier aanwezig is. Wel zijn in het dossier verklaringen aanwezig van de getuigen [getuige] en [getuige] . De getuigen hebben verdachte op krukken zien lopen en ze hebben gezien dat verdachte haar krukken tegen een zwarte Fiat Panda heeft gegooid. Daarna heeft alleen de getuige [getuige] geconstateerd dat van de Fiat Panda een spiegel was afgebroken. De rechtbank is van oordeel dat, nu een aangifte ontbreekt, niet vast is komen te staan dat de Seat Marbella op 14 januari 2006 onbeschadigd in de Maarten de Vriesstraat stond. De rechtbank zal daarom, bij gebrek aan wettig bewijs, verdachte van dit feit vrijspreken. Feit 3: Verdachte heeft tijdens de zitting van 7 juli 2006 verklaard dat het slachtoffer [slachtoffer] door haar toedoen van haar fiets is gevallen en dat zij mevrouw [slachtoffer] wilde laten stoppen. Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte inderdaad de bedoeling had om haar te laten stoppen en dat zij bij het voorbijrijden door verdachte van haar fiets werd getrokken. Mevrouw [slachtoffer] is daardoor ten val gekomen en is met haar onderlichaam tegen een groene paal gekomen. Uit de later in het dossier gevoegde medische verklaring en uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat het slachtoffer [slachtoffer] een breuk had opgelopen in haar bekken c.q. schaambeen, met een verwachte arbeidsongeschiktheid voor de duur van 8 weken. De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer] opzettelijk ten val heeft gebracht, waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. 4.3.2 Parketnummer 627326/05. Feiten 1 en 2: De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen: - de deels bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 7 juli 2006 ; - de aangiften van [slachtoffer] ; - de verklaring van de getuige [getuige] . 4.3.3 Parketnummer 627038/05 Feit 2: Met betrekking tot de ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer], constateert de rechtbank dat door [slachtoffer] aangifte is gedaan. Uit die aangifte blijkt dat verdachte tegen hem zou hebben gezegd dat ze zijn tanden uit zijn rotkop zou slaan. Verdachte is hierop door de aangever en zijn collega vastgepakt en naar buiten geduwd. Uit de aangifte blijkt echter niet dat de aangever zich op enig moment daadwerkelijk bedreigd heeft gevoeld. De rechtbank zal daarom verdachte ook voor dit feit vrijspreken nu voor dat feit onvoldoende wettig bewijs voorhanden is. Feiten 1 en 3: De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen: - de bekennende verklaring van verdachte ; - de aangiften van [slachtoffer] ; - de verklaring van de getuige . De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. 4.4 De bewezenverklaring. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat: Parketnummer 800086/06: 1. primair: zij op 11 januari 2006 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen met kracht tegen het gezicht en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 3. zij op 12 december 2005 te Breda opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer], van de fiets heeft getrokken door -krachtig- aan haar arm te trekken , waardoor die [slachtoffer] tegen de grond en een paaltje is gevallen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel -zijnde een gebroken schaambeen heeft bekomen en pijn heeft ondervonden; Parketnummer 627326/05 1. zij op 12 mei 2005 te Breda, door andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het zoenen op de mond van die [slachtoffer] en bestaande die andere feitelijkheden hieruit dat zij, verdachte, op de Slingerweg midden op de weg is gaan staan, waardoor [slachtoffer] de door hem bestuurde personenauto tot stilstand moest brengen en zij, verdachte, een portier van die personenauto heeft opengetrokken en die auto is binnengedrongen en die [slachtoffer] onverhoeds op de mond heeft gezoend; 2. zij op12 mei 2005 te Breda opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer]-, meermalentegen diens hoofd heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden; Parketnummer 627038/05: 1. zij op 28 mei 2005 te Breda wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de Slingerweg en in gebruik bij daklozenopvang't IJ 3. zij op 28 mei 2005 te Breda opzettelijk beledigend [slachtoffer], in diens gezicht heeft gespuugd; Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 5 De strafbaarheid van het bewezene en de strafbaarheid van verdachte. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Ze worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Verdachte is strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid opheft. 6 De strafoplegging. 6.1 De vordering van de officier van justitie. De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek van voorarrest en de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging. 6.2 Het standpunt van de verdediging. De raadman is van mening dat terbeschikkingstelling juridisch niet mogelijk is, gezien de feiten die te bewijzen zijn. De raadsman heeft verder aangevoerd dat de tijd die verdachte inmiddels in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht lang genoeg is geweest voor de bewezen verklaarde feiten en hij heeft daarom gepleit om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde reclasseringsbegeleiding. 6.3 Het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de navolgende strafbare feiten: - een poging tot zware mishandeling van de heer [slachtoffer] door hem te slaan en krachtig tegen het hoofd te schoppen; - de mishandeling van mevrouw [slachtoffer]. Verdachte heeft haar van haar fiets getrokken waardoor mevrouw [slachtoffer] ten val is gekomen tegen een paaltje, met zwaar lichamelijk letsel als gevolg. - het onverhoeds op de mond kussen van de heer [slachtof[slachtoffer] en hem vervolgens tegen het hoofd slaan; - het binnendringen in 't IJ terwijl haar de toegang tot 't IJ was ontzegd en het beledigen van de heer [slachtoffer], door hem in zijn gezicht te spugen. De rechtbank is van oordeel dat met name de eerste twee feiten ernstig zijn. Gebleken is dat verdachte zonder aanleiding gewelddadig kan handelen en een toevallige voorbijganger, zoals mevrouw [slachtoffer], zwaar letsel toe kan brengen. Over de oorzaak van dit handelen van verdachte is uitgebreid gerapporteerd door de psychiater dr. [naam], de psycholoog drs. [naam] en door Novadic & Kentron. Uit die rapportages blijkt dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens, volgens de deskundige [naam] het best te omschrijven als een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline stoornissen. De invloed van cocaïne, heroïne en misschien ook wel alcohol hebben zeker psychotische reacties tot gevolg in de zin van soms een volledige psychose. Novadic & Kentron heeft geadviseerd verdachte intensief te begeleiden binnen een gedwongen kader. Drs. [naam] heeft geconcludeerd dat de enige manier waarop een zo gunstig mogelijke ontwikkeling bevorderd kan worden, opname is in een kliniek in het kader van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 7 juli 2006 heeft de getuige-deskundige [naam] verklaard dat een terbeschikkingstelling met dwangverpleging geen oplossing biedt en dat er geen vorm van dwangverpleging voorhanden is die haar een effectieve behandeling kan bieden. Een beslissing tot terbeschikkingstelling met verpleging betekent volgens dr. [naam] opname op een long-stay afdeling. De rechtbank heeft op 21 juli 2006 bij tussenvonnis geoordeeld dat een terbeschikkingstelling met dwangverpleging eerst kan worden opgelegd als is gebleken dat er geen alternatieven meer zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat daarom eerst de mogelijkheid van een terbeschikkingstelling met voorwaarden diende te worden onderzocht en heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting op 19 september 2006 zal worden hervat, met de opdracht aan de officier van justitie voor die datum een maatregelrapport op te laten maken door Novadic & Kentron. Op 15 september 2006 deelt Novadic & Kentron mee nog drie maanden nodig te hebben om in het kader van een TBS met voorwaarden een kliniek te vinden die tevens binnen deze termijn een intakeprocedure kan opstarten. Op 19 september is het onderzoek ter zitting daarom aangehouden tot de zitting van 14 december 2006. Enkele dagen voor de zitting van 14 december 2006 komt een rapport binnen van Novadic & Kentron gedateerd 8 december 2006. Uit dit maatregelrapport maakt de rechtbank op dat eerst na de zitting van 19 september 2006 door Novadic & Kentron iets werd ondernomen om aan het door de rechtbank op 21 juli 2006 gedane verzoek te voldoen. Gebleken is dat telefonisch contact werd opgenomen met de heer Kommers van FPA De Mare, waarbij telefonisch een intakegesprek werd afgewezen. Vervolgens werd telefonisch contact opgenomen met mevrouw [naam] van Dichterbij. Op 29 september 2006 is de aanmeldbrief met bijbehorende rapportages verzonden aan Dichterbij. Na bestudering van de rapportages zou er een intakegesprek geregeld worden. Op dat moment werd echter al verteld dat verdachte wellicht niet in de juiste behandelsetting geplaatst zou worden daar de instelling Dichterbij te slecht beveiligd zou zijn. Gebaseerd op de rapportages zou verdachte een striktere omgeving nodig hebben die wellicht Hoeve Boschoord zou kunnen bieden. Verdachte kon daar echter niet worden aangemeld omdat verdachte dan eerst afgewezen zou moeten worden bij Dichterbij. Het intakegesprek bij Dichterbij werd op 29 november 2006 ingepland. Een eerdere datum was niet mogelijk gezien de wachtlijst bij Dichterbij. Bij de P.I.V. te Breda kon mevrouw [naam] niet terecht omdat zij niet geregistreerd stond op de bezoekersadministratie. De intake voor Dichterbij stond op het moment van het schrijven van het maatregelrapport gepland op 11 december 2006. Ter zitting bleek dat verdachte inmiddels door Dichterbij was afgewezen. Door rapporteur mevrouw [naam] van Novadic & Kentron werd meegedeeld dat er geen indicatie is om verdachte in een behandelings-setting op te nemen, gezien de onverwachte omstandigheden. Ter zitting werd van de zijde van Novadic & Kentron gesteld dat verdachte misschien in Hoeve Boschoord terecht zou kunnen, maar dat daarvoor (opnieuw) een intake nodig is en dat de wachtlijst voor die instelling minimaal 6 maanden bedraagt. Uit het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de hulpverlening in de onderhavige zaak ernstig tekort is geschoten. Niet alleen bleek Novadic & Kentron niet bij machte om in een periode van bijna 5 maanden een maatregelrapport op te maken, maar ook werd vastgehouden aan een intake bij de stichting Dichterbij terwijl eind september al bleek dat Dichterbij wellicht niet de juiste behandelsetting zou zijn voor verdachte. Thans ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of aan verdachte een TBS met dwangverpleging moet worden opgelegd met het risico dat verdachte, zoals dr. [naam] heeft aangegeven, zal worden opgenomen op een long-stay afdeling. Vanuit medisch oogpunt bezien zou een TBS met dwangverpleging wellicht de enige manier zijn waarop een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte kan worden bevorderd. Als de rechtbank echter kijkt naar de ernst van de bewezen verklaarde feiten, is zij, vanuit het oogpunt van proportionaliteit, van oordeel dat een dergelijke maatregel te zwaar is. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden zou naar het oordeel van de rechtbank wellicht dé aangewezen straf zijn om verdachte voldoende hulp en steun te bieden bij een behandeling. Nu de hulpverlening echter niet bij machte is geweest om binnen een periode van bijna 5 maanden een plaats in een kliniek te regelen voor verdachte zodat geen voorwaarden kunnen worden geformuleerd kan de rechtbank niet anders dan verdachte voor de bewezen verklaarde feiten een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, in de hoop dat dit reclasseringstoezicht zal leiden tot een intensief hulpverleningstraject. Gelet op de rapporten is dit niet de stringente vorm van zorg die verdachte nodig heeft, doch gelet op de onmacht van de hulpverlening en de bureaucratische gang van zaken waardoor veel tijd verloren is gegaan, is er geen andere passende oplossing voorhanden. Verdachte zit nu inmiddels al gedurende bijna een jaar in voorarrest en de rechtbank begrijpt dat verdachte met de straf die de rechtbank overweegt op te leggen in verhouding zwaarder wordt gestraft dan in vergelijkbare gevallen gebeurt. Om verdachte toch de hulp en steun te bieden die zij nodig heeft en die thans nog kan worden geboden, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht door Novadic & Kentron. 7 De wettelijk voorschriften. De beslissing berust op de artikelen 10(oud), 14a(oud), 14b(oud), 14c, 14d, 27, 45(oud), 57, 63, 138, 246, 266, 300(oud) en 302 van het wetboek van strafrecht. 8 De beslissing. De rechtbank: - spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 800086/06 onder 2 en parketnummer 627038/05 onder 2 ten laste gelegde feiten; - verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is aangegeven; - verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 800086/06 onder 1 primair en 3, onder parketnummer 627326/05 onder 1 en 2 en onder parketnummer 627038/05 onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij; - verklaart het bewezen verklaarde strafbaar; - verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert: parketnummer 800086/06 1 primair Poging tot zware mishandeling, 3 Mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, parketnummer 627326/05 1 Feitelijke aanranding van de eerbaarheid. 2 Mishandeling, parketnummer 627038/05 1 In het besloten lokaal, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, 3 Eenvoudige belediging; - verklaart de verdachte strafbaar; - veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar; - bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de gevangenisstraf; - stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Novadic & Kentron; - draagt Novadic & Kentron op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde; - bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast: ? omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit; ? omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd; - bepaalt dat het bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven met ingang van het tijdstip, waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf. Dit vonnis is gewezen door mr. Janssen, voorzitter, mr. Vos en mr. Breeman, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier Nouws en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 december 2006. BIJLAGE: Parketnummer 800086/06: 1. zij op of omstreeks 11 januari 2006 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/tegen het gezicht en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht Subsidiair: zij op of omstreeks 11 januari 2006 te Breda opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/tegen het gezicht en/of tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt en/of getrapt en/of aan de haren heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. zij op of omstreeks 14 januari 2006 te Breda opzettelijk en wederrechtelijk, een personenauto (merk Seat Marbella, gekentekend [kenteken]) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een tot nu toe onbekend gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht 3. zij op of omstreeks 12 december 2005 te Breda opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), (krachtig) van de fiets heeft getrokken door (krachtig) aan haar arm te trekken en/of te rukken, waardoor die [slachtoffer] tegen de grond en/of een paal(tje) is gevallen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (zijnde een gebroken scheenbeen/schaambeen), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (610817-05) art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht Parketnummer 627326/05 1. zij op of omstreeks 12 mei 2005 te Breda, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het kussen/zoenen op de mond van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit dat zij, verdachte, op de Slingerweg midden op de weg/de rijbaan is gaan staan, (mede) waardoor [slachtof[slachtoffer] de door hem bestuurde personenauto tot stilstand moest brengen, althans tot stilstand heeft gebracht en/of (vervolgens) zij, verdachte, een portier van die personenauto heeft opengetrokken en/of die auto is binnengedrongen en/of die [slachtoffer] onverhoeds op de mond heeft gezoend/gekust; art 246 Wetboek van Strafrecht 2. zij op of omstreeks 12 mei 2005 te Breda opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal in/op/tegen diens gezicht en/of hoofd en/of lichaam heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht Parketnummer 627038/05: 1. zij op of omstreeks 28 mei 2005 te Breda wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de Slingerweg en in gebruik bij daklozenopvang 't IJ en/of de Stichting Maatschappelijke Opvang Breda e.o., althans bij een ander of anderen dan bij verdachte; art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. zij op of omstreeks 28 mei 2005 te Breda [slachtoffer] heeft bedreigd met met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"ik sla al je tanden uit je rotkop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht 3. zij op of omstreeks 28 mei 2005 te Breda opzettelijk beledigend [slachtoffer], in diens gezicht heeft gespuugd; art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht