Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ5358

Datum uitspraak2006-11-21
Datum gepubliceerd2006-12-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/900375-04 Raadkamer
Statusgepubliceerd


Indicatie

verzoek ex art 126e Sv. tot beëindiging van strafrechtelijk financieel onderzoek (SFO) niet-ontvankelijk; geen sprake van nodeloze vertraging in de voortgang van het SFO; de rechtbank is van oordeel dat het verzoek strekkende tot onverwijlde dan wel spoedige beëindiging van het SFO moet worden afgewezen.


Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT parketnummer: 09/900375-04 kenmerk RK: 06/589 Beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, raadkamer in strafzaken, op het verzoekschrift ex artikel 126e van het Wetboek van Strafvordering van: [verdachte], geboren op [geboortedatum 1958] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], te dezer zake domicilie kiezende te 's-Gravenhage, Jacob Mosselstraat 2 ten kantore van zijn raadsman, mr P.J. Hoogendam ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 1 maart 2006, strekkende tot onverwijlde dan wel spoedige beëindiging van het strafrechtelijk financieel onderzoek met bovengenoemd parketnummer. De rechtbank heeft kennisgenomen van de tussenbeschikking, gegeven door deze rechtbank op 5 september 2006, alsmede van het proces-verbaal ter zitting van de raadkamer d.d. 22 augustus 2006. De rechtbank heeft kennisgenomen van het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juli 2006 van de rechter-commissaris in deze rechtbank mr. J.A. van Steen, met RC-nummer 04/1543. De rechtbank heeft kennisgenomen van het proces-verbaal van politie Haaglanden bureau recherche expertise FRU met proces-verbaalnummer: 1509.2005.000570, ingekomen bij de griffier op 7 november 2006. De rechtbank heeft op 22 augustus 2006 en 7 november 2006 dit verzoekschrift in raadkamer behandeld. Verzoeker, bijgestaan door mr. Hoogendam, advocaat te 's-Gravenhage, is in raadkamer gehoord. Mr Hoogendam heeft op 7 november 2006 ter zitting in raadkamer namens verzoeker het verzoekschrift mondeling aangevuld met het verzoek om een verklaring voor recht af te geven, inhoudende dat het SFO ten onrechte is ingesteld. De officier van justitie heeft in raadkamer geconcludeerd tot afwijzing van beide verzoeken. Beoordeling van het verzoekschrift. De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot behandeling van het verzoekschrift. Ten aanzien van het door de raadsman van verzoeker ter zitting gedane mondelinge verzoek om een verklaring voor recht af te geven inhoudende dat het SFO ten onrechte is ingesteld overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank vindt dit verzoek geen grond in artikel 126e van het Wetboek van Strafvordering. Op grond van artikel 126, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is aan de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken voorbehouden om - op vordering van de officier van justitie - een machtiging af te geven tot het instellen van een SFO. Het afgeven van de machtiging impliceert het rechterlijk oordeel dat er voldoende omstandigheden en gronden zijn om tot een SFO over te gaan. Artikel 126e van het Wetboek van Strafvordering maakt rechterlijke controle op de voortgang van het SFO mogelijk. Tekst noch wetsgeschiedenis van dit artikel geeft een concreet aanknopingspunt om aan te nemen dat de wetgever met de invoering van dit artikel tevens de rechterlijke bevoegdheid heeft willen creëren om nader te beoordelen of - destijds - voor het instellen van het SFO een voldoende basis aanwezig was. De rechtbank zal verzoeker dan ook niet-ontvankelijk verklaren in het aanvullende verzoek. De rechtbank heeft na de tussenbeschikking van 5 september 2006 kennis kunnen nemen van de relevante stukken, zodat zij zich een oordeel heeft kunnen vormen over de voortgang van het SFO. Bestudering van deze stukken brengt de rechtbank tot het oordeel dat er geen sprake is van nodeloze vertraging. Gebleken is dat sinds de instelling van het SFO met de nodige voortvarendheid onderzoekshandelingen zijn verricht en voorts dat nog een aantal onderzoekshandelingen gepland zijn die de voortzetting van het SFO rechtvaardigen. Het geheel overziende komt de rechtbank derhalve tot het oordeel dat het verzoek strekkende tot onverwijlde dan wel spoedige beëindiging van het SFO moet worden afgewezen. Beslissing. De rechtbank: - verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het ter zitting mondeling gedane verzoek; - wijst het verzoek zoals neergelegd in het verzoekschrift af. Deze beschikking is gegeven in raadkamer te 's-Gravenhage op 21 november 2006 door mrs Meskers, voorzitter, De Jong en Dubbelman, rechters, in tegenwoordigheid van Tiemensma, griffier. Mr Dubbelman is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.