Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ5574

Datum uitspraak2007-01-03
Datum gepubliceerd2007-01-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14.810291-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank heeft een man vrijgesproken die verdacht werd van poging tot doodslag. Naar oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat het tenlaste gelegde door verdachte is gepleegd.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Parketnummer : 14.810291-06 Datum uitspraak: 3 januari 2007 OP TEGENSPRAAK VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [verdachte] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985, wonende te [adres en woonplaats] Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van de politierechter in deze rechtbank op 4 oktober 2006 en van deze kamer op 20 december 2006. De politierechter heeft de zaak naar deze kamer verwezen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank: - verdachte vrij zal spreken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, - het meer subsidiair tenlastegelegde zal bewezen verklaren, - de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis voor het geval verdachte de taakstraf niet naar behoren zal uitvoeren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen door de verdachte en mr. B. Roodveldt, raadsvrouw van de verdachte, naar voren is gebracht. 1.TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat hij op of omstreeks 25 juni 2006 in de gemeente Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer1] ten val heeft gebracht en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, hem een of meer ke(e)r(en) (met kracht) met geschoeide voet op/tegen het gezicht en/of het hoofd heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 25 juni 2006 in de gemeente Alkmaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] ten val heeft gebracht en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, hem een of meer ke(e)r(en) (met kracht) met geschoeide voet op/tegen het gezicht en/of het hoofd heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; meer subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 25 juni 2006 in de gemeente Alkmaar met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, De Mient, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] welk geweld bestond uit het schoppen en/of trappen op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of het slaan en/of stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 2]. 2.VRIJSPRAAK Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 3.NADERE MOTIVERING Aangever [slachtoffer 1] heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, alsmede ter terechtzitting van 20 december 2006 gesteld dat een drietal personen bij hem stond, waarvan hij een tweetal personen heeft zien schoppen. Voorts heeft hij hierbij verklaard dat hij één van de personen, de kleinere, niet heeft zien schoppen. Voorts heeft verbalisant Zwaga ter terechtzitting aangegeven dat hij een drietal personen rondom aangever [slachtoffer 1] heeft gezien. Tevens heeft hij verklaard dat hij niet kan bevestigen dat alle drie personen schoppende bewegingen hebben gemaakt. Getuige [slachtoffer 2] heeft bij de politie verklaard dat hij één jongen hoorde zeggen: “Hij legt op de grond, stoppen”. Voorts heeft hij bij de politie verklaard dat hij de jongen die dat zei niet heeft zien schoppen. Gelet op het geringe tijdsbeslag dat met alle handelingen gemoeid was - verbalisant Zwaga heeft ter terechtzitting verklaard dat de handelingen maximaal 20 seconden duurden - en de verklaring van onder meer getuige [slachtoffer 2] dat verdachte een aanzet heeft geleverd om de gewelddadige handelingen te beëindigen, acht de rechtbank in deze situatie niet aannemelijk dat de vocale bijdrage van verdachte heeft bijgedragen tot het gepleegde openlijk geweld. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van verdachte geen wettig bewijs voor handen is van door hem gepleegde strafbare handelingen ten aanzien van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], op de wijze als ten laste gelegd. 4.BESLISSING De rechtbank: Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mr. J. Westdorp, voorzitter, mr. E.J.M. Tuijp en mr. O.M. Harms, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S van Lingen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 januari 2007. De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.