Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ5596

Datum uitspraak2007-01-03
Datum gepubliceerd2007-01-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers14.810292-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Parketnummer : 14.810292-06 Datum uitspraak: 3 januari 2006 OP TEGENSPRAAK VERKORT VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985, wonende [adres en woonplaats]. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van de politierechter in deze rechtbank op 4 oktober 2006 en van deze kamer op 20 december 2006. De politierechter heeft de zaak naar deze kamer verwezen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank: - verdachte vrij zal spreken van het onder 1. primair en subsidiair tenlastegelegde, - het onder 1. meer subsidiaire tenlastegelegde zal bewezen verklaren, - de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 132 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van hetgeen door de verdachte en mr. T. de Bont, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht. 1.TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat hij op of omstreeks 25 juni 2006 in de gemeente Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] ten val heeft gebracht en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, hem een of meer ke(e)r(en) (met kracht) met geschoeide voet op/tegen het gezicht en/of het hoofd heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 25 juni 2006 in de gemeente Alkmaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] ten val heeft gebracht en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, hem een of meer ke(e)r(en) (met kracht) met geschoeide voet op/tegen het gezicht en/of het hoofd heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; meer subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 25 juni 2006 in de gemeente Alkmaar met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, De Mient, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het schoppen en/of trappen op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of het slaan en/of stompen tegen het hoofd van die [slachtoffer 2]. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging. 2.VRIJSPRAAK Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 3.BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij op 25 juni 2006 in de gemeente Alkmaar met een ander, op een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1]. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 4.BEWIJS De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 5.NADERE MOTIVERING Aangever [slachtoffer 1] heeft zowel bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, als ter terechtzitting van 20 december 2006 gesteld dat hij een tweetal personen heeft zien schoppen. Voorts heeft hij hierbij verklaard dat één van de personen die hem hadden geschopt een petje droeg. Op voornoemde zitting van 20 december 2006, alwaar de strafzaak van verdachte gelijktijdig werd behandeld met die van drie medeverdachten, heeft aangever [slachtoffer 1] verdachte aangewezen als de persoon die in zijn herinnering een petje droeg. Ook verdachte heeft bij herhaling verklaard dat hij die avond een petje heeft gedragen.Verder is niet aannemelijk geworden, dat er meer dan één van de bij dit incident betrokken personen een petje hebben gedragen.Voorts heeft verbalisant Zwaga ter terechtzitting aangegeven dat hij een drietal personen rondom aangever [slachtoffer 1] heeft gezien waarbij één van deze personen een petje droeg. Tevens heeft hij verklaard dat alle drie de personen actief waren, alsmede dat hij schoppende bewegingen heeft waargenomen. Gelet op deze verklaringen is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ten overvloede merkt de rechtbank in dit verband nog op dat zij de overige verklaringen, voor zover zij ten aanzien van het handelen van verdachte ontlastend zijn, aanmerkt als ongeloofwaardig. Bij dit oordeel heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat aangever [slachtoffer 1] duidelijk en consistent heeft verklaard, hetgeen contrasteert met de ontlastende delen van de overige verklaringen, die bovendien inhoudelijk niet eenduidig zijn en afkomstig van personen die een nauwe(re) relatie met de verdachte onderhielden. 6.STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert op: Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. 7.STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 8.MOTIVERING VAN DE STRAF. De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen: Verdachte heeft zich samen met een ander in de nachtelijke uren schuldig gemaakt aan gewelddadig optreden, waarbij hij grof geweld gebruikte tegenover zijn slachtoffer. Dit moet voor het slachtoffer een buitengewoon onthutsende en angstaanjagende ervaring geweest zijn. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke voorvallen daar nog lang nadien de nadelige psychische gevolgen van kunnen ondervinden. Bovendien draagt het hier aan de orde zijnde geweld bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 22 november 2006, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van een geweldsdelict is veroordeeld, zij het dat het hier geen geweld tegen personen betrof. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren. - het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 16 augustus 2006 van mevrouw G. Porte als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland, Regio Alkmaar Haarlem. Uit genoemde rapportage komt naar voren dat verdachte ontkent problemen te hebben met zijn agressieregulatie. Het feit dat verdachte drie keer in korte tijd met justitie in aanraking komt vanwege een geweldsdelict, baart de Reclassering Nederland zorgen. Gelet op de ontkenning van verdachte onthoudt Reclassering Nederland zich van een advies. De rechtbank is van oordeel dat op grond van hetgeen hierboven is overwogen geen gevangenisstraf, als door de officier van justitie geëist, doch een taakstraf, bestaande uit een werkstraf behoort te worden opgelegd, een en ander op de wijze zoals hierna in de rubriek BESLISSING zal worden aangegeven. 9.TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De op te leggen straf is gegrond op artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. 10.BESLISSING De rechtbank: ? Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. ? Verklaart bewezen, dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders tenlaste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert het hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feit. Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar. ? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van 120 (éénhonderd twintig) uren. Beveelt voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht dat in plaats van de taakstraf vervangende hechtenis wordt toegepast, welke vervangende hechtenis wordt vastgesteld op 60 (zestig) dagen. Bepaalt, dat deze taakstraf bestaat uit een werkstraf. Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht, volgens de maatstaf van 2 (twee) uren voor elke dag. ? Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte. Dit vonnis is gewezen door mr. J. Westdorp, voorzitter, mr. E.J.M. Tuijp en mr. O.M. Harms, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S van Lingen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 januari 2006. De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.