Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ5681

Datum uitspraak2007-01-03
Datum gepubliceerd2007-01-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/880370-06 RDK
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bevel gevangenhouding, voorlopige hechtenis, argumenten, nieuwe inzichten, opheffing voorlopige hechtenis


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector strafrecht Afwijzing verlenging gevangenhouding Parketnummer: 17/880370-06 BESCHIKKING van de rechtbank van het arrondissement Leeuwarden, meervoudige raadkamer, in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [adres], thans verblijvende PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden. De rechtbank heeft op 20 december 2006 een bevel tot gevangenhouding van de verdachte voor de duur van 14 dagen verleend. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verlenging van de gevangenhouding van de verdachte zal bevelen. Deze vordering is heden behandeld in raadkamer, blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal. Bij die behandeling is de rechtbank gebleken dat de ernstige bezwaren welke tot het bevel tot gevangenhouding aanleiding hebben gegeven, thans niet meer bestaan. Het wettelijk systeem van de voorlopige hechtenis brengt mee dat bij verdenking van een ernstig en bewijsrechtelijk gecompliceerd feit als het onderhavige aan het bestaan van ernstige bezwaren hogere eisen moeten worden gesteld dan bij verdenking van een lichter en minder gecompliceerd feit. De voortzetting van de voorlopige hechtenis moet bovendien, naarmate het onderzoek voortschrijdt, op steeds zwaarwegender argumenten steunen. De rechtbank stelt vast dat het onderzoek sedert haar vorige beslissing op 20 december 2006 geen feiten of omstandigheden heeft opgeleverd waardoor de ernstige bezwaren zwaarwegender zijn geworden. De aanvullende processen-verbaal van de politie, die sedertdien zijn opgemaakt en die zijn afgesloten op 28 december 2006, bieden hiervoor onvoldoende aanknopingspunten. De verklaringen van de door de politie gehoorde personen, aangeefster en verdachte daaronder begrepen, hebben geen nieuwe inzichten opgeleverd. Dit geldt ook voor het buurtonderzoek. Het alibi dat verdachte heeft aangevoerd, wordt naar de huidige stand van zaken bevestigd door twee personen. Er zijn tot op heden geen verklaringen (anders dan de verklaring van aangeefster) of sporen die verdachte direct verbinden aan het feit waarvan hij wordt verdacht. De vordering van de officier van justitie moet om die redenen worden afgewezen, onder opheffing van het lopende bevel tot voorlopige hechtenis. De rechtbank zal de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte bevelen. BESLISSING De rechtbank: wijst de vordering van de officier van justitie af; heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op; beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte. Deze beschikking is gegeven op 03 januari 2007 door mr. M. H. Severein, voorzitter, mrs. B.J. de Jong en M. Brinksma, rechters, bijgestaan door H.O. de Boer, griffier.