Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ5774

Datum uitspraak2006-03-24
Datum gepubliceerd2007-01-09
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers05/1407
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek om herziening


Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG sector bestuursrecht enkelvoudige kamer ____________________________________________ UITSPRAAK met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht _____________________________________________ Reg.nr.: Awb 05/1407 Inzake: [verzoeker], wonende te Ouddorp, verzoeker, tegen: de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder. I. Procesverloop Bij uitspraak van 2 maart 1995 heeft de rechtbank de beroepen van verzoeker tegen de besluiten van het bestuur der Nieuwe Industriële Bedrijfsvereniging (thans: de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen) van 19 oktober 1993 (AAW/WAO 93/732) en 19 april 1994 (AAW/WAO 94/432) ongegrond verklaard. Verzoeker heeft hiertegen geen hoger beroep ingesteld, zodat genoemde uitspraak na het verstrijken van de daarvoor geldende termijn onherroepelijk is geworden. Bij verzoekschrift van 12 maart 2002 heeft verzoeker om herziening van de uitspraak van 2 maart 1995 verzocht. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. Verzoeker heeft op 15 december 2005 opnieuw een verzoek tot herziening ingediend. II. Overwegingen 1. De aanleiding voor het herzieningsverzoek is de klacht van verzoeker tegen de orthopedisch chirurg E.T. Schuijt, die in 1994 door de rechtbank als deskundige werd aangewezen. Volgens verzoeker heeft de op deze klacht gevolgde tuchtrechtelijke procedure - de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege Den Haag (beslissing van 12 oktober 2004) en bij het Centraal Tuchtcollege (beslissing van 10 november 2005) - nieuwe gegevens opgeleverd die een wezenlijk andere kijk geven op de gegevens zoals die ten tijde van de uitspraak van de rechtbank van 2 maart 1995 bekend waren. 2. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. 3. Ingevolge 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de rechtbank op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die: a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak, b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en c. waren zij bij de rechtbank eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden. 4. De rechtbank stelt vast dat de procedures bij het Regionaal Tuchtcollege en het Centraal Tuchtcollege plaatsvonden na de uitspraak van de rechtbank van 2 maart 1995. Derhalve is geen sprake van nieuwe feiten en omstandigheden die reeds voor de uitspraak (2 maart 1995) hebben plaatsgevonden als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb. Hetgeen door verzoeker is aangevoerd kan dan ook niet leiden tot herziening van voornoemde uitspraak. Het herzieningsverzoek is aldus kennelijk ongegrond. 5. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het onderzoek met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb te sluiten en onmiddellijk uitspraak te doen. III. Uitspraak De Rechtbank Middelburg verklaart het verzoek tot herziening ongegrond. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2006 door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. W.B. Smeenk, griffier. Ingevolge artikel 8:55, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen deze uitspraak verzet doen bij de rechtbank. Het doen van verzet geschiedt door een gemotiveerd verzetschrift in te dienen bij de rechtbank binnen een termijn van zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. Afschrift verzonden op: