Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ5824

Datum uitspraak2007-01-02
Datum gepubliceerd2007-01-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/781274-05 VEV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Mensenhandel, rechtsmacht, verklaring getuige, ondervragingsrecht, prostitutie, voordeel trekken, overwicht


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector straf parketnummer 17/781274-05 verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 januari 2007 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende vaste feitelijke woon- of verblijfplaats, thans gedetineerd in PI Noord, gevangenis De Marwei, te Leeuwarden. De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 19 december 2006. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen. Telastelegging Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de op schrift gestelde aanvulling van de telastelegging ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen. In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. Ontvankelijkheid openbaar ministerie Ter terechtzitting van 19 december 2006 is aan de orde gesteld of er rechtsmacht bestaat met betrekking tot de onder 1. en 4. telastegelegde handelingen die buiten Nederland zouden zijn begaan, nu verdachte niet de Nederlandse nationaliteit bezit en evenmin zijn vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze rechtsmacht aanwezig is nu een deel van de telastegelegde handelingen in Nederland is gepleegd. De raadsman heeft betoogd dat de officier van justitie ten aanzien van de in het buitenland gepleegde feiten niet-ontvankelijk is. De rechtbank komt tot het volgende oordeel. Volgens vaste jurisprudentie is er, op grond van het bepaalde in artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht, rechtsmacht indien het feit mede in Nederland is begaan. Deze rechtsmacht geldt in dat geval ook ten aanzien van gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden. In de onderhavige zaak speelt dit echter niet. Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank tot de conclusie dat de diverse (onder 1. en 4.) telastegelegde gedragingen niet kunnen worden gezien als onderdelen van één en hetzelfde feit. De handelingen die in Denemarken en Spanje en Oostenrijk zouden zijn verricht, vormen zelfstandige feiten en zijn niet aan te merken als onderdeel van of uitvoeringshandeling voor de in Nederland gepleegde feiten. De rechtbank zal dan ook de officier van justitie niet ontvankelijk verklaren in de vervolging ten aanzien van de onder 1. en 4. telastegelegde onderdelen die zich zouden hebben afgespeeld in Denemarken en Spanje en Oostenrijk. Partiële vrijspraak Als gevolg van de hierboven genoemde gedeeltelijke niet-ontvankelijkheid resteert er voor de beoordeling door de rechtbank van het onder 4. telastegelegde slechts één feitelijke gedraging, te weten: "die [slachtoffer 1] heeft/hebben meegenomen naar Den Haag". De rechtbank komt tot het oordeel dat deze gedraging onvoldoende is om te komen tot een bewezenverklaring van één van de onder A. tot en met E. genoemde delictsbestanddelen zodat verdachte van het (resterende) onder 4. telastegelegde moet worden vrijgesproken. Nadere bewijsoverweging De raadsman heeft beargumenteerd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] onbetrouwbaar en ongeloofwaardig zijn en niet tot bewijs gebruikt mogen worden. De rechtbank passeert dit verweer. De door [slachtoffer 2] afgelegde verklaringen zijn consistent en stemmen in grote lijnen overeen met de door andere getuigen afgelegde verklaringen. Het enkele feit dat de verklaringen op de door de raadsman genoemde punten onderling verschillen, doet daar niet aan af. Daarnaast constateert de rechtbank dat [slachtoffer 2] op andere punten in het voordeel van verdachte danwel in ieder geval niet in het nadeel van verdachte verklaart. Beroep op het ondervragingsrecht De raadsman heeft ten aanzien van het onder 5. telastegelegde feit gesteld dat artikel 5 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (de rechtbank begrijpt dit als artikel 6 EVRM) is geschonden ten aanzien van het ondervragingsrecht doordat [slachtoffer 3] niet door de rechter-commissaris is gehoord. Deze stelling treft naar het oordeel van de rechtbank geen doel. Van de zijde van justitie zijn diverse inspanningen verricht om genoemde [slachtoffer 3] te traceren teneinde haar in het bijzijn van de verdediging te laten horen door de rechter-commissaris. Het enkele feit dat deze pogingen tevergeefs waren brengt niet mee dat er sprake is van schending van de rechten van de verdediging. Verdachte heeft immers de andere, wel door de rechter-commissaris gehoorde getuigen, vragen kunnen stellen over [slachtoffer 3] en de door haar afgelegde verklaring terwijl deze verklaring niet het enige bewijsmiddel is en ook door andere verklaringen -in onderling verband en samenhang beschouwd- wordt bevestigd. Bewezenverklaring De rechtbank acht het telastegelegde onder 1. (voorzover de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging is), 2., 3. en 5. bewezen, met dien verstande dat: 1. hij in de perioden van 1 juni 2003 tot en met 31 oktober 2003 en 1 augustus 2004 tot en met 26 december 2004 te Den Haag en Leeuwarden en/of elders in Nederland, meermalen A. telkens door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een vrouw genaamd [slachtoffer 2] heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, C. en telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling van die [slachtoffer 2], terwijl verdachte wist dat die [slachtoffer 2] zich onder de onder A genoemde omstandigheden beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, bestaande een en ander (onder meer) hieruit dat verdachte -die [slachtoffer 2] nadat zij in Nederland was gekomen weer in de prostitutie heeft laten werken en -die [slachtoffer 2] meermalen in het gezicht heeft geslagen en die [slachtoffer 2] heeft gedwongen om cocaïne te gebruiken en die [slachtoffer 2] telkens heeft gebeld als ze aan het werk was en -aan die [slachtoffer 2] heeft gevraagd hoeveel klanten ze had gehad en -een paspoort van die [slachtoffer 2] heeft achtergehouden en vervolgens -die [slachtoffer 2] in Nederland alwaar zij weer in de prostitutie is gaan werken een groot deel van het in de prostitutie verdiende geld aan verdachte heeft laten afdragen en -die [slachtoffer 2] telkens in de gaten heeft gehouden. 2. hij in de periode van 1 juni 2003 tot en met 31 augustus 2003te Rotterdam en Den Haag en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander en alleen A. door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een vrouw genaamd [slachtoffer 4] heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, C. en opzettelijk voordeel heeft getrokken uit het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling van die [slachtoffer 4], terwijl verdachte wist dat die [slachtoffer 4], zich onder de onder A genoemde omstandigheden beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, E. en die [slachtoffer 4] heeft aangeworven of laten aanwerven en meegenomen of laten meenemen, met het oogmerk die [slachtoffer 4] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling bestaande een en ander (onder meer) hieruit dat verdachte en/of verdachtes mededader, -geld heeft overgemaakt naar Letland waarmee die [slachtoffer 4] een busticket kon kopen teneinde vanuit het buitenland (Letland) naar Nederland te reizen om in de prostitutie te gaan werken en -die [slachtoffer 4] heeft ondergebracht in een appartement van verdachte en -telkens (een deel van) het door haar in de prostitutie verdiende geld aan verdachte heeft laten afdragen en -het paspoort van die [slachtoffer 4] onder zich heeft gehouden. 3. hij in de periode van 1 juni 2003 tot en met 9 juli 2003 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een ander en alleen A. door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een vrouw genaamd [slachtoffer 5] heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, C. en opzettelijk voordeel heeft getrokken uit het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling van die [slachtoffer 5], terwijl verdachte wist dat die [slachtoffer 5] zich onder de onder A genoemde omstandigheden beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, E. en een vrouw genaamd [slachtoffer 5] heeft aangeworven of laten aanwerven en meegenomen of laten meenemen met het oogmerk die [slachtoffer 5] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, bestaande een en ander (onder meer) hieruit dat verdachte en verdachtes mededader, -voor die [slachtoffer 5], hebben geregeld dat ze een paspoort kreeg en een busticket voor die [slachtoffer 5] hebben betaald en -die [slachtoffer 5], op een bus naar Nederland hebben gezet en -tegen die [slachtoffer 5] hebben gezegd dat ze de busticket terug moest betalen en dat verdachte -tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd dat ze verplicht voor hem drie maanden in de prostitutie moest gaan werken en -tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd dat zij een schuld af moest betalen en de huur van de woning waar zij verbleef moest betalen en die woning niet zonder toestemming van verdachte mocht verlaten en -een groot deel van het door die [slachtoffer 5] in de prostitutie verdiende geld aan zich heeft laten afdragen en -tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd dat ze geen klant(en) mocht weigeren en dat ze anders zou worden geslagen door verdachte en -die [slachtoffer 5] heeft bedreigd en -heeft bewerkstelligd dat die [slachtoffer 5] van hem afhankelijk was daar zij in een vreemd land zat en de taal niet sprak en geen geld had; 5. hij in de periode van 1 juni 2003 tot en met 30 september 2003 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een ander en alleen A. door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een vrouw, genaamd [slachtoffer 3], heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, C. en opzettelijk voordeel heeft getrokken uit het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling van die [slachtoffer 3], terwijl verdachte wist dat die ander zich onder de onder A genoemde omstandigheden beschikbaar zou stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, E. en een vrouw, genaamd [slachtoffer 3], heeft aangeworven of laten aanwerven en meegenomen of laten meenemen met het oogmerk die [slachtoffer 3] in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, bestaande een en ander (onder meer) hieruit dat verdachte en/of verdachtes mededader, -tegen die [slachtoffer 3] hebben gezegd dat ze in het buitenland op een kind kon gaan passen, terwijl ze in werkelijkheid in de prostitutie zou gaan werken en -tegen die [slachtoffer 3] hebben gezegd dat ze geld terug moest betalen voor het voor haar gekochte ticket en/of dat ze 1000 Euro schuld had aan verdachte en -tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat ze verplicht drie maanden in de prostitutie moest gaan werken en -condooms aan die [slachtoffer 3] heeft gegeven en -telkens (een deel van) het door die [slachtoffer 3] in de prostitutie verdiende geld aan verdachte heeft laten afdragen en -die [slachtoffer 3] meermalen heeft bedreigd met mishandeling en -die [slachtoffer 3] steeds heeft gecontroleerd en -die [slachtoffer 3] heeft verkocht aan Albanezen en -het paspoort van die [slachtoffer 3] (gedurende enige tijd) onder zich heeft gehouden en -heeft bewerkstelligd dat die [slachtoffer 3] van hem afhankelijk was daar zij geen paspoort en geld had. De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. Kwalificatie Het bewezene levert op de misdrijven: 1. Een ander door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voorvloeiend overwicht bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handeling met of voor een derde tegen betaling, meermalen gepleegd en opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl hij weet dat die ander zich onder de onder artikel 250a (oud) eerste lid onder 1° genoemde omstandigheden beschikbaar stelt tot het plegen van die handelingen, meermalen gepleegd. 2. Een ander door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voorvloeiend overwicht bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handeling met of voor een derde tegen betaling en een persoon aanwerven en medenemen met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, gepleegd door twee of meer verenigde personen en opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl hij weet dat die ander zich onder de onder artikel 250a (oud) eerste lid onder 1° genoemde omstandigheden beschikbaar stelt tot het plegen van die handelingen. 3. Een ander door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voorvloeiend overwicht bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handeling met of voor een derde tegen betaling, en een persoon aanwerven en medenemen met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, gepleegd door twee of meer verenigde personen en opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl hij weet dat die ander zich onder de onder artikel 250a (oud) eerste lid onder 1° genoemde omstandigheden beschikbaar stelt tot het plegen van die handelingen. 5. Een ander door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voorvloeiend overwicht bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handeling met of voor een derde tegen betaling, en een persoon aanwerven en medenemen met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, gepleegd door twee of meer verenigde personen en opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl hij weet dat die ander zich onder de onder artikel 250a (oud) eerste lid onder 1° genoemde omstandigheden beschikbaar stelt tot het plegen van die handelingen. Strafbaarheid verdachte De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken. Strafmotivering De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze zijn begaan; - de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister; - de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het telastegelegde tot 30 maanden gevangenisstraf; - het pleidooi van de raadsman. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel. De slachtoffers van verdachte zijn jonge vrouwen die vanwege de bijzonder slechte levensomstandigheden en het ontbreken van enig toekomstperspectief in hun geboorteland Letland de beslissing hadden genomen om in het buitenland in de prostitutie te gaan werken. Van deze omstandigheid heeft verdachte op schaamteloze wijze geprofiteerd. Aan de slachtoffers werd voorgespiegeld dat zij in Nederland op fifty-fifty-basis voor verdachte zouden gaan werken. Eenmaal in Nederland aangekomen bleek dat van een verdeling van de verdiensten in het geheel geen sprake was; de vrouwen moesten al het door hen verdiende geld aan verdachte afdragen. Verder heeft verdachte een situatie gecreëerd waarin zijn slachtoffers van hem afhankelijk waren en niet in vrijheid konden beslissen om door te gaan met het werken voor verdachte of om daarmee te stoppen. Uit het handelen van verdachte blijkt dat hij geen enkel respect heeft voor de persoonlijke integriteit van zijn slachtoffers. Verdachte behandelde zijn slachtoffers enkel en alleen als objecten waarmee geld verdiend kon worden. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. Gelet op de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten, alsmede als signaal naar de samenleving, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te noemen duur dan ook op zijn plaats. Toepassing van wetsartikelen De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57 en 250a(oud) van het Wetboek van Strafrecht. DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE: Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van de hiervoor genoemde delen van het onder 1. en 4. telastegelegde. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 4. overigens is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het overige onder 1., het onder 2., 3. en 5. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: Een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden. Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. H.R. Bax en mr. H. van der Werff, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 januari 2007. mr. Bax is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.