
Jurisprudentie
AZ6003
Datum uitspraak2007-01-03
Datum gepubliceerd2007-01-12
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/459 WW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-01-12
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/459 WW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Appellante heeft geen belang meer bij een oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak. Het hoger beroep zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Uitspraak
06/459 WW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 14 december 2005, 05/293 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 3 januari 2007.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J. Staal-Olislaegers, werkzaam bij Rechtshulp Noord, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 4 oktober 2006 heeft het Uwv de Raad laten weten zijn standpunt niet te handhaven. Het Uwv heeft op 2 oktober (lees: november) 2006 een nieuw besluit op het bezwaar van appellante genomen.
Bij schrijven van 10 november 2006 heeft mr. A.Z. van Braam, kantoorgenoot van mr. Staal-Olislaegers voornoemd, de Raad laten weten dat het Uwv met het besluit van 2 oktober (lees: november) 2006 geheel tegemoet komt aan de wensen van appellante. Namens appellante is verzocht het Uwv te veroordelen in de door haar in beroep en in hoger beroep gemaakte proceskosten.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 22 november 2006, waar partijen -met bericht- niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 2 oktober (lees: november) 2006 heeft het Uwv opnieuw op het bezwaar van appellante beslist. Dit besluit komt geheel tegemoet aan het beroep van appellante. Tussen partijen bestaat, gezien de inhoud van dat besluit en hetgeen overigens is aangevoerd, geen geschil meer. Derhalve heeft appellante geen belang meer bij een oordeel van de Raad over de aangevallen uitspraak. Het hoger beroep zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
De Raad ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 322,-- voor kosten van verleende rechtsbijstand in eerste aanleg en eveneens een bedrag van € 322,-- voor kosten van verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 644,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het door appellante betaalde griffierecht van € 140,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en H. Bolt en B.M. van Dun als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.R.S. Bacon als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 januari 2007.
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) M.R.S. Bacon.

