
Jurisprudentie
AZ6036
Datum uitspraak2007-01-04
Datum gepubliceerd2007-01-15
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/6889 AW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-01-15
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/6889 AW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Functiewaardering.
Uitspraak
05/6889 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 24 oktober 2005, 04/68 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen (hierna: college)
Datum uitspraak: 4 januari 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2006. Appellante is verschenen, bijgestaan door
G. van Asperen, gemachtigde. Het college heeft zich, zoals tevoren bericht, niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante is op 1 mei 1988 als [functie] in dienst getreden van de gemeente Nijmegen. In 1995 is zij als [functie 2] geplaatst bij het bureau Organisatie en Informatie van de (toenmalige) afdeling Personeel, Organisatie en Informatie. Haar indeling in salarisschaal 11 is daarbij gehandhaafd.
1.2. Bij het primaire besluit van 22 april 1999 is appellante in het kader van een reorganisatie met ingang van 1 maart 1999 geplaatst als [functie 3] Planning & Control P & O bij de afdeling “Leiding afdeling Bedrijfsvoering” van de directie Bestuur & Organisatie, met als salarisschaal 11. Hierbij is vermeld dat de functie zal worden gewaardeerd in de reguliere nazorgronde functiewaardering.
1.3. Het tegen dat besluit gerichte bezwaar heeft ertoe geleid dat tussen partijen is afgesproken dat de tot 1999 door appellante vervulde functie, die in feite overeenkwam met de nieuwe functie, zou worden beschreven en gewaardeerd. Dit heeft geleid tot het besluit van 13 december 2001 waarbij het college heeft vastgesteld dat appellante, uitgaande van de peildatum 1 januari 1996, de functie van [functie 3] Planning & Control had vervuld en voorts deze functie heeft gewaardeerd op het niveau van schaal 10. Bij besluit op bezwaar van 7 augustus 2002 heeft het college het besluit van 13 december 2001 gewijzigd en daarbij ten aanzien van appellante het functieprofiel senior[functie 3] Planning & Control vastgesteld met waardering van deze functie op het niveau van schaal 11.
1.4. In verband met dit besluit van 7 augustus 2002 heeft het college bij het thans bestreden besluit van 1 december 2003 het bezwaar van appellante tegen het besluit van 22 april 1999 gegrond verklaard en dit laatste besluit in die zin herzien dat appellante als senior[functie 3] Planning & Control op het niveau van salarisschaal 11 werkzaam is.
1.5. De rechtbank Arnhem heeft bij uitspraak van 23 januari 2004, 02/1786 en 03/732, het beroep van appellante tegen het besluit van 7 augustus 2002 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is door de Raad bij zijn uitspraak van 4 mei 2005, 04/1514 en 04/1515 AW, bevestigd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij vastgesteld dat het beroep was beperkt tot de niveaubepaling van de functie van senioradviseur Planning & Control op schaal 11.
3.1. Appellante heeft (ook) in hoger beroep aangevoerd dat de waardering van deze laatste functie had behoren uit te komen op schaal 12, nu de lagere functie van beleidsadviseur Planning en Control reeds was gewaardeerd op schaal 11.
3.2. De Raad stelt bij zijn beoordeling voorop dat het besluit van 7 augustus 2002 waarbij het niveau van de functie van senioradviseur Planning & Control per 1 januari 1996 is vastgesteld op schaal 11, hier als een in rechte vaststaand gegeven dient te worden beschouwd. Tussen partijen is niet in geschil en ook de Raad gaat ervan uit dat aard en zwaarte van deze functie sedert 1 januari 1996 niet zijn gewijzigd. Appellante heeft ook overigens geen feiten of omstandigheden genoemd die zouden moeten leiden tot het oordeel dat deze functie per 1 maart 1999 anders zou dienen te worden gewaardeerd dan per 1 januari 1996. Dit brengt mee dat de vaststelling van het niveau van deze functie per 1 maart 1999 op eveneens schaal 11 voor juist moet worden gehouden.
3.3. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
4. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en R. Kooper als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.J.W. Loots als griffier, uitgesproken in het openbaar op 4 januari 2007.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) P.J.W. Loots.

