Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ6779

Datum uitspraak2007-01-23
Datum gepubliceerd2007-01-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/630760
Statusgepubliceerd


Indicatie

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en het onder C gegeven verbod van de Opiumwet, terwijl hij gebruik maakte van gelegenheid hem door zijn ambt geschonken, meermalen gepleegd; Medeplegen van als ambtenaar opzettelijk zaken, die zijn bestemd om voor de bevoegde macht tot bewijs te dienen, welke hij in zijn bediening onder zich heeft, verduisteren, meermalen gepleegd. Verduisteren van slikkersbollen door DJI-medewerkers op detentiecentrum Schiphol-Oost. Zie ook AZ6778, AZ6780, AZ6781, AZ6783 en AZ6784.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Parketnummer: 15/630760-06 Uitspraakdatum: 23 januari 2007 Tegenspraak VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv) Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 januari 2007 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], thans gedetineerd in P.I. Midden Holland, HvB De Geniepoort te Alphen aan den Rijn. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 25 september 2006 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer en/of Zandvoort en/of Amsterdam en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, bij het begaan van welk strafbaar feit hij, verdachte en/of zijn mededader(s) gebruik maakte(n) van macht en/of gelegenheid en/of middel hem/hun door zijn/hun ambt geschonken, immers had(den) hij, verdachte en/of zijn mededaders(s), toegang tot (afdelingen van) het detentie- en uitzetcentrum Schiphol-Oost te Oude Meer in zijn/hun hoedanigheid van bewaarder(s) bij de Dienst Justitiele Inrichtingen, belast met het toezicht op, en de verzorging van aldaar ondergebrachte gedetineerden; 2. PRIMAIR: hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 25 september 2006 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) als ambtenaar (werkzaam als bewaarder bij de Dienst Justitiele Inrichtingen) of als degene met een openbare dienst voortdurend of tijdelijk belast, (telkens) opzettelijk zaken (te weten zogenaamde slikkersbollen) bestemd om voor de bevoegde macht tot overtuiging of bewijs te dienen, welke hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) in zijn/hun bediening onder zich had(den), (telkens) heeft/hebben verduisterd, vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt en/of (telkens) heeft/hebben toegelaten dat voornoemde zaken door een ander werden weggemaakt, vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt en/of (telkens) die ander daarbij als medeplichtige ter zijde heeft/hebben gestaan; SUBSIDIAIR: hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 25 september 2006 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid zogenaamde slikkersbollen, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan de Nederlandse staat, in iedergeval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Bewijs 3.1 Bewijsoverweging De raadsman heeft aangevoerd dat feit 2 primair niet bewezen kan worden, nu het onder zich hebben van slikkersbollen door bewaarders van de Dienst Justitiële Inrichtingen niet valt onder ‘in zijn bediening onder zich hebben’, zoals bedoeld in artikel 361 van het Wetboek van Strafrecht. De taak van de DJI-bewaarders op het detentiecentrum Schiphol-Oost beperkt zich tot het toezicht op en de verzorging van de aldaar gedetineerde personen. Derhalve dient verdachte vrij te worden gesproken van genoemd feit. De rechtsbank verwerpt dit verweer. Bewaarders van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), die, zoals verdachte, werken in het detentiecentrum Schiphol-Oost, hebben tot taak het bewaren en verzorgen van de aldaar gedetineerden personen. Het merendeel van deze personen wordt verdacht van invoer van verdovende middelen. In afwachting van door hen te produceren bolletjes en/of in afwachting van hun strafzaak, verblijven zij in het detentiecentrum, alwaar zij onder toezicht staan van de genoemde DJI-bewaarders. Naar het oordeel van de rechtbank strekt het toezicht op en de verzorging van deze personen zich zonder meer uit tot de - in afwachting van inbeslagneming door de Koninklijke Marechaussee - door hen geproduceerde en bij hen aangetroffen slikkersbollen. Indien een bewaarder van het detentiecentrum aldaar een zogenaamde slikkersbol aantreft en onder zich neemt, kan het dan ook niet anders zijn dan dat deze bewaarder deze slikkersbol wegens of krachtens zijn functie onder zich heeft. 3.2 Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat 1. hij op tijdstippen in de periode van april 2006 tot en met 25 september 2006 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer, en Zandvoort tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd en telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, bij het begaan van welk strafbaar feit hij, verdachte, en zijn mededader gebruik maakten van gelegenheid en middel hun door hun ambt geschonken, immers hadden , verdachte, en zijn mededader, toegang tot afdelingen van het detentie- en uitzetcentrum Schiphol-Oost te Oude Meer in hun hoedanigheid van bewaarders bij de Dienst Justitiële Inrichtingen, belast met het toezicht op en de verzorging van aldaar ondergebrachte gedetineerden; 2. PRIMAIR: hij op tijdstippen in de periode van april 2006 tot en met 25 september 2006 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, als ambtenaar (werkzaam als bewaarder bij de Dienst Justitiële Inrichtingen), telkens opzettelijk zaken (te weten zogenaamde slikkersbollen) bestemd om voor de bevoegde macht tot bewijs te dienen, welke verdachte en zijn mededader, in hun bediening onder zich hadden, telkens heeft verduisterd. Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 4. Strafbaarheid van de feiten Het bewezenverklaarde levert op: Feit 1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B gegeven verbod van de Opiumwet, terwijl hij gebruik maakte van gelegenheid hem door zijn ambt geschonken, meermalen gepleegd. en Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C gegeven verbod van de Opiumwet, terwijl hij gebruik maakte van gelegenheid hem door zijn ambt geschonken, meermalen gepleegd. Feit 2: Medeplegen van als ambtenaar opzettelijk zaken, die zijn bestemd om voor de bevoegde macht tot bewijs te dienen, welke hij in zijn bediening onder zich heeft, verduisteren, meermalen gepleegd. 5. Strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 6. Motivering van sanctie(s) en van overige beslissingen 6.1 Vordering van de officier van justitie De officier van justitie acht het onder 1. en 2. primair tenlastegelegde bewezen en vordert een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. 6.2 Hoofdstraf Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland door [rapporteur] uitgebrachte rapport van 22 december 2006 is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten werkzaam als bewaarder in detentiecentrum te Schiphol-Oost. In deze hoedanigheid was hij belast met het toezicht op en de verzorging van de aldaar ondergebrachte gedetineerden. Door collega en medeverdachte [medeverdachte] werd met gedetineerden afspraken gemaakt over het afnemen van door hen nog te produceren zogenaamde slikkersbollen, waarbij gedetineerden ook wel aanwijzingen kregen om de slikkersbollen te produceren buiten het zicht van de camera’s. In zijn functie van coördinator (COA) hield verdachte vanuit de centrale post in het detentiecentrum, door middel van de camera’s daarbij de omgeving in de gaten. Als het gelukt was om een deel van de bolletjes van een gedetineerde over te nemen, werd de cocaïne verkocht, waarna verdachte en medeverdachte [medeverdachte] deelden in de opbrengst. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig gemaakt aan drugshandel en verduistering van bewijsmateriaal. Dit konden zij doen door misbruik te maken van hun functie. De rechtbank neemt hun dit zeer kwalijk, temeer omdat zij er blijk van hebben gegeven alleen uit eigen gewin te hebben gehandeld. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij op deze manier een bijdrage heeft geleverd aan de instandhouding van de drugshandel en alle kwalijke neveneffecten daarvan, maar vooral dat het systeem, waarvan hij als medewerker van DJI in detentiecentrum Schiphol-Oost deel uitmaakt en gericht is op de bestrijding van de invoer en verspreiding van verdovende middelen, door zijn handelen wordt ondergraven. Daarnaast heeft hij schade toegebracht aan het vertrouwen dat de samenleving in de overheid stelt. Ambtenaren dienen integer te zijn en zich bewust te zijn van hun bijzondere positie en daar naar te handelen. Dit geldt onverkort voor verdachte, die daartoe op 10 januari 2006 de ambtseed had afgelegd. Niet alleen heeft hij inbreuk gemaakt op de vooronderstelde integriteit door slikkersbollen te verduisteren en te verkopen, ook heeft hij bijgedragen aan misleiding van het Openbaar Ministerie en de rechtbank, onderdelen van de justitie-organisatie waarvan hij zelf deel uitmaakte. Dit alles leidt er naar het oordeel van de rechtbank toe dat er een gevangenisstraf van na te noemen duur zal worden opgelegd. In het feit dat verdachte als gevolg van de onderhavige strafzaak naar alle waarschijnlijkheid zal worden ontslagen bij de Dienst Justitiële Inrichtingen, ziet de rechtbank reden een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen. 7. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: Wetboek van Strafrecht: artikelen 14a, 14b, 14c, 44, 47, , 57 en 361. Opiumwet: artikelen 2 en 10. 8. Beslissing De rechtbank: Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van DERTIG( 30) MAANDEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot ZES (6) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. 9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. Monster, voorzitter, mrs. Goedhuis-Visser en Fortuin, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Oomen, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 januari 2007.