Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ6896

Datum uitspraak2007-01-19
Datum gepubliceerd2007-01-24
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/6700 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

WAO-schatting.


Uitspraak

04/6700 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 27 oktober 2004, 03/3008 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv), Datum uitspraak: 19 januari 2007 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2006. Appellant is verschenen bij gemachtigde mr. R.F. Ronday, advocaat te Mijdrecht. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.J. van Werven. II. OVERWEGINGEN Appellant is werkzaam geweest als elektromonteur en op 15 september 1999 uitgevallen met psychische klachten. Na afloop van de wettelijke wachttijd achtte de verzekeringsarts van het Uwv geen duurzaam benutbare mogelijkheden aanwezig en kreeg appellant een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. In het kader van de eerstejaars herbeoordeling is de WAO-uitkering van appellant bij besluit van 25 augustus 2003 met ingang van 2 oktober 2003 ingetrokken, omdat volgens het Uwv op dat moment de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant minder dan 15% bedroeg. Het bezwaar tegen dit besluit is bij besluit van 4 november 2003 (hierna: het bestreden besluit) ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in de in het dossier aanwezige medische gegevens voldoende aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat door het Uwv ten aanzien van appellant een juist medisch oordeel ten aanzien van het verrichten van arbeid is aangenomen. Appellant heeft in hoger beroep herhaald van mening te zijn, met name op grond van klachten van depressieve aard, volledig arbeidsongeschikt te zijn. Zijn situatie is niet veranderd ten opzichte van de beoordeling waarbij hij een volledige arbeids-ongeschiktheidsuitkering toegekend kreeg. Appellant slikt nog steeds anti-depressiva. Op grond hiervan is hij van mening dat er sprake is van onzorgvuldig onderzoek naar zijn gezondheidstoestand en als gevolg hiervan is het oordeel van het Uwv ten aanzien van zijn belastbaarheid onjuist. Evenals de rechtbank en met overneming van haar overwegingen in de aangevallen uitspraak heeft de Raad in de in dit geding beschikbare medische en andere gegevens geen aanknopingspunten gevonden te twijfelen aan de juistheid van het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde medische oordeel. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat van de zijde van appellant geen medische gegevens in het geding zijn gebracht die aanwijzingen bevatten voor het oordeel dat appellant in objectief-medische zin op de hier in geding zijnde datum ernstiger beperkt is te achten dan de beperkingen die reeds door de verzekeringsartsen van het Uwv in aanmerking zijn genomen. Op grond van het bovenstaande moet worden vastgesteld dat appellants medische beperkingen niet zijn onderschat. Uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid bestaat evenmin grond om ervan uit te gaan dat de aan appellant voorgehouden functies voor hem in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn. Uit het vorengenoemde vloeit voort dat de Raad geen aanleiding ziet het, ter zitting herhaalde verzoek om een deskundige opdracht te geven voor nader medisch onderzoek, te honoreren. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus gegeven door R.C. Stam als voorzitter in tegenwoordigheid van T.R.H. van Roekel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2007. (get.) R.C. Stam. (get.) T.R.H. van Roekel.