
Jurisprudentie
AZ7045
Datum uitspraak2007-01-24
Datum gepubliceerd2007-01-26
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/1960 ZW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-01-26
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/1960 ZW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering ziekengeld.
Uitspraak
05/1960 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 24 maart 2005, 05/357 en 05/17 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 24 januari 2007
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2006. Appellant is verschenen, bijgestaan door
mr. H.M. Wester, advocaat te Utrecht. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Nicolai.
II. OVERWEGINGEN
Uit de gedingstukken blijkt dat appellant laatstelijk werkzaam is geweest als touringcarchauffeur en dat zijn voor bepaalde tijd afgesloten dienstverband met ingang van 1 januari 2004 is beƫindigd. Begin juli 2003 had appellant zich wegens spanningsklachten ziek gemeld, maar met ingang van 27 april 2004 werd hij weer geschikt geacht voor zijn werk.
Na aansluitend weer enige tijd te hebben gewerkt als buschauffeur heeft appellant zich op 27 september 2004 weer ziek gemeld. Naar aanleiding hiervan heeft appellant op 1 november 2004 het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts, die hem met ingang van 5 november 2004 hersteld verklaarde.
Bij besluit van 2 november 2004 is aan appellant meegedeeld dat hij met ingang van 5 november 2004 geen recht meer had op ziekengeld.
Appellant heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt en is naar aanleiding hiervan gezien door een bezwaarverzekeringsarts, die zich kon verenigen met het standpunt van de primaire verzekeringsarts.
Bij besluit van 21 december 2004 (het bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 2 november 2004 ongegrond verklaard.
De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, daarbij overwegende dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van de verzekeringsartsen.
De Raad ziet geen reden voor een ander oordeel en onderschrijft de in de aangevallen uitspraak neergelegde overwegingen. Uit de diverse rapporten van de betrokken verzekeringsartsen blijkt genoegzaam dat bij appellant sprake was van met een arbeidsconflict samenhangende spanningsklachten, die geen medische reden vormden om het werk als chauffeur niet te verrichten. Appellants standpunt dat hij ten tijde in geding hiertoe niet in staat was is niet met medische gegevens onderbouwd.
Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J. Verrips als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2007.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) J. Verrips.

