Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ7200

Datum uitspraak2007-01-26
Datum gepubliceerd2007-01-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersParketnummer: 24-001002-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Aan verdachte is - kort gezegd - tenlastegelegd dat hij op 26 juli 2005 te Hichtum een viertal runderen, die niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geregistreerd, heeft gehouden, immers heeft verdachte opzettelijk als houder van die runderen, die beide merken hadden verloren, niet terstond vervangende merken met dezelfde ID-code besteld en/of die runderen niet hermerkt zodra de merken in verdachtes bezit waren.[..] De tenlastelegging vermeldt niet op welk van de beide viertallen runderen zij het oog heeft, zodat de verdachte daarin niet heeft kunnen lezen ten aanzien van welk feit hij zich had te verdedigen. Daardoor voldoet de inleidende dagvaarding voor wat die tenlastelegging betreft niet aan de door artikel 261 eerste lid Wetboek van Strafvordering gestelde eis, dat zij een opgave behelst van het ten laste gelegde feit.


Uitspraak

Parketnummer: 24-001002-06 Parketnummer eerste aanleg: 17-690201-05 Arrest van 26 januari 2007 van het gerechtshof te Leeuwarden, economische kamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 11 april 2006 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres], verschenen in persoon. Het vonnis waarvan beroep De economische politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven. Gebruik van het rechtsmiddel De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. De vordering van de advocaat-generaal De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een geldboete van euro 600,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis, waarvan euro 200,-- voorwaardelijk (te vervangen door vier dagen hechtenis), met een proeftijd van twee jaar. De beslissing op het hoger beroep Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen. De geldigheid van de inleidende dagvaarding Aan verdachte is - kort gezegd - tenlastegelegd dat hij op 26 juli 2005 te Hichtum een viertal runderen, die niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geregistreerd, heeft gehouden, immers heeft verdachte opzettelijk als houder van die runderen, die beide merken hadden verloren, niet terstond vervangende merken met dezelfde ID-code besteld en/of die runderen niet hermerkt zodra de merken in verdachtes bezit waren. Het hof begrijpt de tenlastelegging aldus dat de steller daarvan het oog heeft gehad op één viertal runderen, die beide merken hadden verloren, en waarvoor verdachte niet terstond nieuwe merken had besteld, dan wel waarbij verdachte reeds bestelde en ontvangen merken niet onmiddellijk had aangebracht. Uit de stukken blijkt dat verdachte op 26 juli 2005 op zijn bedrijf in Hichtum een achttal runderen heeft gehouden die beide merken hadden verloren. Voor vier van deze runderen had verdachte op 26 juli 2005 nog geen nieuwe merken besteld. Deze runderen waren ook verder niet identificeerbaar. Het betreft de runderen met de volgnummers 13, 20, 37 en 46 (zoals genummerd in de tabel op de pagina's 3 en 4 van het proces-verbaal met nummer 28208 van de Algemene Inspectiedienst). Voor de overige vier runderen (met de volgnummers 5, 16, 24 en 47) had verdachte ten minste één nieuw merk besteld en ontvangen, doch verdachte had op 26 juli 2005 deze runderen nog niet hermerkt. De tenlastelegging vermeldt niet op welk van de beide viertallen runderen zij het oog heeft, zodat de verdachte daarin niet heeft kunnen lezen ten aanzien van welk feit hij zich had te verdedigen. Daardoor voldoet de inleidende dagvaarding voor wat die tenlastelegging betreft niet aan de door artikel 261 eerste lid Wetboek van Strafvordering gestelde eis, dat zij een opgave behelst van het ten laste gelegde feit. Het hof zal op grond daarvan de inleidende dagvaarding nietig verklaren. De uitspraak HET HOF, RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende: verklaart de inleidende dagvaarding nietig. Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.J. Beswerda, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. H.H.A. Fransen, in tegenwoordigheid van mr. N.A. Vlietstra als griffier.