Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ7286

Datum uitspraak2006-08-16
Datum gepubliceerd2007-01-30
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersAWB 06/553
Statusgepubliceerd


Indicatie

Zelfstandig schadebesluit in belastingzaken. Geen bezwaar en beroep. Civiele rechter bevoegd.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 06/553 Uitspraakdatum: 16 augustus 2006 Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [X], wonende te [Z], eiser, en de heffingsambtenaar van de gemeente Gemeente Lingewaard, verweerder. 1. Ontstaan en loop van het geding Eiser heeft op 8 juni 2004 aan het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Lingewaard (hierna: B&W) gevraagd om hem een vergoeding te geven van de totale door hem gemaakte kosten van bezwaar en beroep tegen de op 30 april 2001 bij beschikking vastgestelde WOZ waarde van zijn woning voor de periode 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. In de uitspraak van het Hof Arnhem van 23 maart 2004 is die WOZ waarde lager vastgesteld dan verweerder bij uitspraak op bezwaar van 5 april 2002 had bepaald. Hof Arnhem heeft aan eiser wel een forfaitaire vergoeding toegekend voor proceskosten in de beroepsfase, maar heeft geen proceskosten voor de bezwaarfase toegekend. Eiser wil de resterende schade ad € 1.572,88 alsnog vergoed zien. B&W heeft bij brief van 23 juli 2004 afwijzend op het verzoek van eiser gereageerd. Eiser heeft in reactie daarop verzocht om een besluit te nemen op grond van artikel 1:3 van de Awb. Toen het gevraagde besluit uitbleef, heeft eiser B&W nogmaals verzocht een besluit te nemen. Toen B&W wederom geen besluit namen, heeft eiser bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft op 28 januari 2005 aan eiser een brief gezonden met als onderwerp “Besluit op bezwaarschrift tegen fictieve weigering van een zelfstandig schadebesluit”. Verweerder heeft daarin vermeld dat het bezwaar gegrond is omdat de in artikel 4:13 van de Awb genoemde termijn is verstreken. Vervolgens heeft verweerder het verzoek om een zelfstandig schadebesluit te nemen in behandeling genomen en een afwijzend besluit genomen. Daarbij werd aangegeven dat tegen dit besluit beroep open stond bij de belastingkamer van Hof Arnhem. Eiser heeft bij brief van 3 maart 2005, ontvangen bij het Hof Arnhem op 9 maart 2005, beroep ingesteld. Het beroep is door het Hof op 9 januari 2006 doorgezonden naar deze rechtbank. Als ontvangstdatum van het beroep geldt de datum 9 maart 2005. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2006 te Arnhem. Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is niemand verschenen. Uit de brief van verweerder van 30 juni 2006, waarin uitstel werd gevraagd voor de zitting, welk uitstel werd geweigerd, volgt dat er wegens vakantie niemand namens verweerder kon verschijnen. 2. Geschil In geschil is of aan eiser een vergoeding toekomt voor de werkelijk door hem gemaakte kosten van bezwaar en beroep (minus de reeds ontvangen forfaitaire vergoeding voor de beroepsfase) ter zake van de WOZ-beschikking van zijn woning voor de periode 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004, resulterend in de uitspraak van Hof Arnhem van 23 maart 2004, waarin zijn beroep gegrond werd verklaard. 3. Beoordeling van het geschil De bestuurssector van de rechtbank, waar de zaak nu aanhangig is, mag het onderhavige geschil niet inhoudelijk beoordelen, aangezien artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) in afwijking van artikel 8:1, eerste lid van de Awb, bepaalt dat ten aanzien van een ingevolge een belastingwet genomen besluit alleen beroep op de belastingrechter open staat als het gaat om een belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking (het zogenaamde gesloten stelsel van rechtsmiddelen). Het besluit van verweerder van 28 januari 2005, dat wordt aangeduid als een zelfstandig schadebesluit, hangt zodanig samen met de WOZ-beschikking van 2001 dat dit besluit moet worden aangemerkt als te zijn genomen ingevolge een belastingwet. Dit brengt mee dat artikel 26 van de AWR van toepassing is. Het besluit kwalificeert niet als een belastingaanslag of als een (in enige belastingwet als zodanig aangeduide) voor bezwaar vatbare beschikking, zodat hiertegen geen beroep open staat bij de belastingrechter of bij een andere bestuursrechter. De bestuursrechtelijke weg staat in dit geval dus niet open. Dit brengt mee dat alleen de civiele rechter bevoegd is om over dit geschil te oordelen. Voor wat betreft de kosten van de bezwaarfase is daarbij van belang dat de onderhavige WOZ-beschikking dateert van vóór 10 maart 2002, toen voor de kosten van de bezwaarfase nog geen regeling was getroffen en de rechtsmacht op dat punt nog niet aan de civiele rechter was onttrokken (vgl. conclusie A-G mr. Wattel onder nr. 5.1, 5.5, 5.8, 5.11-5.18 voor HR 17-12-2004, BNB 2005, 239). De wet voorziet niet in de mogelijkheid om een bij de bestuursrechter ingediend beroepschrift door te sturen naar de civiele rechter. Eiser zal desgewenst dus zelf alsnog een procedure bij de civiele rechter aanhangig moeten maken. Gezien het bovenstaande staat tegen het besluit, anders dan verweerder in de brief van 28 januari 2005 heeft vermeld, geen beroep open bij de belastingrechter. Dit brengt mee dat op grond van artikel 7:1 van de Awb evenmin bezwaar open stond bij verweerder. Verweerder had het bezwaar derhalve niet-ontvankelijk moeten verklaren. In zoverre is het beroep gegrond en moet de uitspraak op bezwaar worden vernietigd. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren (vgl. HR 21-04-2006, nr. 41033, LJN: AT3051). Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard. 4. Proceskosten De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiser in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit proceskosten) aan de hand van het door eiser ter zitting overgelegde formulier proceskosten. Anders dan eiser op het formulier heeft aangegeven, is er geen sprake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de zin van het Besluit proceskosten, aangezien de Vereniging Eigen Huis niet voor eiser is opgetreden als gemachtigde in de procedure. De kosten van het advies van Vereniging Eigen Huis komen volgens het Besluit proceskosten dan ook niet voor vergoeding in aanmerking. Voor de overige door eiser genoemde proceskosten, te weten reiskosten en verletkosten, wordt verweerder, eveneens met toepassing van het Besluit proceskosten, veroordeeld deze te vergoeden tot een bedrag van € 99,87. Dit bedrag is opgebouwd uit € 13,68 aan reiskosten (welke gelet op het verhandelde ter zitting zijn berekend op basis van vervoer per auto, 2x 13 km x € 0,18 + € 9 parkeergarage) en € 86,19 aan verletkosten (berekend op 4 uur x € 21,55 per uur gelet op de overgelegde salarisstrook en verklaring van de werkgever). Het door eiser gevraagde bedrag aan verschotten voor kopieën en verzendkosten komt op grond van het Besluit proceskosten niet voor vergoeding in aanmerking. 5. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de uitspraak op bezwaar; - verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk; - bepaalt met verwijzing naar artikel 8:71 van de Awb dat ter zake van de schade een vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingesteld; - veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 99,87, en wijst de de gemeente Lingewaard aan dit bedrag aan eiser te voldoen; - gelast dat de gemeente Lingewaard het door eiser betaalde griffierecht van € 37 vergoedt. Deze uitspraak is gedaan en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. F.M. Smit, in tegenwoordigheid van M. Brouwer, griffier, op 16 augustus 2006 De griffier, De rechter, Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum: - hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem; dan wel - beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt. N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd. Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie. Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.