Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ7653

Datum uitspraak2007-01-29
Datum gepubliceerd2007-02-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers06 / 1153 VEROR
Statusgepubliceerd


Indicatie

APV. Ligplaatsen voor woonschepen. Bij besluit van 18 juli 1969 heeft de gemeenteraad één ligplaats voor een woonschip aangewezen in de haven van Lage Zwaluwe. Dit aanwijzingsbesluit was gebaseerd op het toenmalige artikel 27 van de APV. Deze bepaling is echter al langere tijd niet meer van kracht. De onderhavige aanvragen van eisers zijn ingediend onder vigeur van artikel 5.3.2. van de APV, dat thans een specifieke regeling geeft voor ligplaatsen van woonschepen. Ingevolge het eerste lid is het innemen van een ligplaats uitsluitend verboden in die gedeelten van het openbaar water die als zodanig door verweerder zijn aangewezen. Niet is gebleken dat verweerder op grond van deze bepaling een dergelijk aanwijzingsbesluit van algemene strekking genomen heeft. Dat betekent dat al het openbare water in de gemeente Drimmelen beschikbaar is om als ligplaats te worden ingenomen. Op grond van het tweede lid mag verweerder weliswaar regels stellen aan het innemen van een ligplaats in dat deel van het openbaar water dat niet als verboden gebied is aangewezen, maar op grond van deze bepaling kan het innemen van een ligplaats niet categorisch worden verboden.


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Sector bestuursrecht, team bestuursrecht procedurenummer: 06 / 1153 VEROR uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak van 1. [eiser sub 1], wonende te [woonplaats eiser sub 1], 2. [eiseres sub 2], gevestigd te [vestigingsplaats], 3. [eiser sub 3], wonende te [woonplaats eiser sub 3], 4. [eiser sub 4], wonende te [woonplaats eiser sub 4], eisers, gemachtigde: [eiser sub 1] en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen, verweerder. 1. Het procesverloop Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 24 januari 2006, verzonden op 26 januari 2006 (bestreden besluit), inzake de afwijzing van het verzoek tot het mogen innemen van drie ligplaatsen voor woonschepen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Het beroep is behandeld ter zitting van 3 november 2006. Daarbij was [eiser sub 1] aanwezig namens eisers. Namens verweerder was [medewerker verweerder] aanwezig, vergezeld van [naam medewerker haven] te Lage Zwaluwe. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd. 2. De beoordeling 2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. Bij brief van 15 april 2005 aan de gemeenteraad van Drimmelen heeft eiser sub 1, mede namens de andere eisers, gevraagd of er binnen de gemeente Drimmelen ligplaatsen voor woonschepen zijn aangewezen en heeft hij verzocht hen een vrije ligplaats ter beschikking te stellen. Als aanvulling op voornoemd verzoek heeft eiser sub 1, mede namens de andere eisers, bij brief van 6 mei 2005 aan verweerder verzocht om twee extra ligplaatsen te mogen innemen. Bij primair besluit van 22 augustus 2005 heeft verweerder voornoemde verzoeken om toekenning van woonschepenligplaatsen afgewezen, stellende dat de gemeenteraad slechts één ligplaats heeft aangewezen en wel in de haven van Lage Zwaluwe, dat deze ligplaats niet vrij is, en dat hij geen aanleiding ziet om de gemeenteraad voor te stellen om het bestaande beleid ten gunste van eisers te wijzigen. Tegen dit besluit hebben eisers op 29 augustus 2005 bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard. 2.2 Eisers hebben, samengevat, aangevoerd dat niet is gebleken van besluitvorming en perspublicaties op basis van de Wet op de woonwagens en woonschepen van 1918 zoals onverkort voortgezet in artikel 88 van de Huisvestingswet, zodat ervan uitgegaan moet worden dat in Drimmelen vrijelijk een ligplaats mag worden gekozen, hetgeen eisers niet mag worden verboden. Bij brief van 23 oktober 2006 hebben eisers een beroep gedaan op de Algemene Plaatselijke Verordening en hebben zij er nogmaals op gewezen dat niet is gebleken van een algeheel verbod voor een ligplaats voor woonschepen op grond van een besluit van de gemeenteraad of van verweerder. Eisers verzoeken het beroep gegrond te verklaren en verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure. 2.3 Artikel 5.3.1, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Drimmelen (APV) luidt: Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in, of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben. Artikel 5.3.2 van de APV luidt: 1. Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door burgemeester en wethouders aangewezen gedeelten van openbaar water. 2. Burgemeester en wethouders kunnen aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water: a. nadere regels te stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente; b. beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen. 3. Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Verordening Waterhuishouding Noord-Brabant, het Bijzonder reglement Hoogheemraadschap West-Brabant, Waterschap Land van Nassau of Waterschap Alm en Biesbosch van toepassing is. 2.4 De rechtbank ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag naar de ontvankelijkheid van het beroep van eisers. Ter zitting is naar voren gekomen dat gemachtigde [eiser sub 1] niet alleen beroep heeft ingesteld voor zichzelf en als directeur van eiseres sub 2, maar ook als gemachtigde van eisers sub 3 en 4. Uit de inleidende aanvraag van 15 april 2005 en de aanvulling daarop van 6 mei 2005 volgt dat het verzoek om ligplaatsen mede namens eisers sub 3 en 4 is gedaan. Ook het bezwaarschrift van 29 augustus 2005 is in deze zin op te vatten. De rechtbank kan het beroepschrift in gelijke zin opvatten en merkt dit stuk dan ook aan als zijnde mede ingediend namens eisers sub 3 en 4. In het verweerschrift wordt gesteld dat een rechtens te respecteren belang van eisers bij het beroep ontbreekt nu blijkt dat het hen is te doen om handel. Naar het oordeel van de rechtbank is een enkel commercieel belang bij de aangevraagde ligplaatsen echter reeds voldoende om een procesbelang aan te nemen. Het beroep van alle eisers wordt dan ook ontvankelijk geacht. 2.5 De kern van het beroep is de vraag of de weigering van verweerder om eisers drie ligplaatsen voor woonschepen in de gemeente Drimmelen toe te kennen is gebaseerd op een deugdelijke grondslag. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Aan het bestreden besluit ligt een besluit van de gemeenteraad van 18 juli 1969 ten grondslag, waarbij de raad één ligplaats heeft aangewezen in de haven van Lage Zwaluwe. Dit aanwijzingsbesluit was gebaseerd op het toenmalige artikel 27 van de APV. Deze bepaling is echter al langere tijd niet meer van kracht. Dientengevolge is de grondslag aan dit aanwijzingsbesluit ontvallen. De onderhavige aanvragen van eisers zijn ingediend onder vigeur van artikel 5.3.2. van de APV, dat thans een specifieke regeling geeft voor ligplaatsen van woonschepen. Ingevolge het eerste lid is het innemen van een ligplaats uitsluitend verboden in die gedeelten van het openbaar water die als zodanig door verweerder zijn aangewezen. Niet is gebleken dat verweerder op grond van deze bepaling een dergelijk aanwijzingsbesluit van algemene strekking genomen heeft. Dat betekent dat al het openbaar water in de gemeente Drimmelen beschikbaar is om als ligplaats te worden ingenomen. Op grond van het tweede lid mag verweerder weliswaar regels stellen aan het innemen van een ligplaats in dat deel van het openbaar water dat niet als verboden gebied is aangewezen, maar op grond van deze bepaling kan het innemen van een ligplaats niet categorisch worden verboden. Voorgaande overwegingen leiden tot de conclusie dat het bestreden besluit een deugdelijke grondslag ontbeert en niet in stand kan blijven. Het beroep zal gegrond worden verklaard. 2.6 Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eisers te worden vergoed. Omdat niet gebleken is van op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten van eisers, zal een proceskostenveroordeling achterwege blijven. 3. De beslissing De rechtbank: verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit; draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift met inachtneming van deze uitspraak; gelast dat de gemeente Drimmelen aan eisers het door hen betaalde griffierecht van € 276,- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, en in aanwezigheid van mr. M.A.M. de Baar, griffier, in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2007 Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak. Afschrift verzonden op: 29 januari 2007