Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ7666

Datum uitspraak2007-01-31
Datum gepubliceerd2007-02-02
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/6175 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

WAO-schatting.


Uitspraak

04/6175 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 19 oktober 2004, 04/1151 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 31 januari 2007 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. P.A.M.M. Dingemans, advocaat te Ulvenhout, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2006. Voor appellante is verschenen mr. Dingemans. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J. Reith. II. OVERWEGINGEN Het Uwv heeft bij besluit van 4 september 2003 de aan appellante toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 3 november 2003 herzien en berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van23 april 2004 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante haar standpunt herhaald dat zij niet in staat is tot het verrichten van duurzame arbeid. Zij heeft de Raad verzocht een onderzoek door een onafhankelijke deskundige te gelasten, mede gelet op het feit dat zij inmiddels door het Uwv weer als volledig arbeidsongeschikt wordt beschouwd. De Raad overweegt als volgt. De Raad kan zich volledig vinden in de overwegingen van de rechtbank dat de beschikbare medische gegevens geen redenen vormen om te twijfelen aan de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid van appellante per 3 november 2003 en verenigt zich daarmee. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat het medisch onderzoek door de aan het Uwv verbonden (bezwaar)verzekeringsartsen zorgvuldig en voldoende uitgebreid is geweest. Met de door appellante in geding gebrachte medische gegevens is rekening gehouden. In hoger beroep heeft appellante een brief van een aan het Uwv verbonden arbeidsdeskundige toegezonden van 9 februari 2006, waarin deze arbeidsdeskundige uiteenzet dat geen gangbare functies zijn gevonden die appellante met de tijdens het medisch onderzoek op 8 november 2005 vastgestelde beperkingen zou kunnen verrichten. Appellante is als gevolg van deze onderzoeken ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 80 tot 100%. De aan deze indeling ten grondslag liggende medische beoordeling heeft plaatsgevonden twee jaar na de datum in geding en heeft om die reden geen betekenis voor de beoordeling per 3 november 2003. Evenmin ziet de Raad hierin aanleiding het verzoek van appellante te honoreren om een deskundige in te schakelen. Met inachtneming van de voor appellante geldende beperkingen op 3 november 2003 moet appellante in staat worden geacht de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te verrichten, waarmee zij een verlies aan verdiencapaciteit van 51,8% realiseert. De rechtbank heeft op goede gronden het bestreden besluit in stand gelaten. Het hoger beroep slaagt niet. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P. van der Wal als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2007. (get.) M.C. Bruning (get.) P. van der Wal TM