Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ7867

Datum uitspraak2007-01-31
Datum gepubliceerd2007-02-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/3341 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Intrekking hoger beroep door UWV. Proceskostenveroordeling.


Uitspraak

05/3341 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 21a van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van: de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 april 2005, 04/3103 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: [werkgeefster], gevestigd te [vestigingsplaats], (hierna: werkgeefster) en appellant. Datum uitspraak: 31 januari 2007 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Bij schrijven van 21 juni 2006 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken. Bij fax van 7 augustus 2006 is namens werkgeefster verzocht om een veroordeling van appellant in de proceskosten, bestaande uit de kosten die voortvloeien uit de door mr. drs. D.W.M. Weesie als arts-gemachtigde verleende bijstand, alsmede om een veroordeling van appellant tot vergoeding van het betaalde griffierecht. Appellant heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten. II. OVERWEGINGEN Artikel 21a, eerste lid, eerste volzin, van de Beroepswet bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden veroordeeld in de kosten. De Raad stelt vast dat appellant het hoger beroep heeft ingetrokken en dat namens werkgeefster een verzoek is gedaan om appellant te veroordelen in de proceskosten van werkgeefster. De Raad overweegt dat, nu de rechtbank in eerste aanleg reeds heeft beslist ten aanzien van de proceskosten van werkgeefster, en werkgeefster tegen die uitspraak geen hoger beroep heeft ingesteld, hier nog slechts de in hoger beroep gemaakte kosten ter beoordeling staan. De Raad ziet aanleiding om appellant te veroordelen in de kosten die werkgeefster in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op €322,-. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van werkgeefster in hoger beroep tot een bedrag van € 322,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.J. Janssen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2007. (get.) Ch. van Voorst. (get.) J.J. Janssen.