Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ7875

Datum uitspraak2007-01-31
Datum gepubliceerd2007-02-06
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers79842 / KG ZA 06-413
Statusgepubliceerd


Indicatie

Omdat in kort geding niet is vast te stellen of aannemelijk is dat geleverde betonplaten niet aan de daaraan gestelde eisen voldoen, wordt de vordering van eiser afgewezen. Gedaagde heeft geen spoedeisend belang bij haar reconventionele vordering zodat ook deze vordering wordt afgewezen.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK LEEUWARDEN Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 79842 / KG ZA 06-413 Vonnis in kort geding van 31 januari 2007 in de zaak van de vennootschap onder firma DIJKSTRA KOUDUM, gevestigd te Koudum, eiseres in conventie, verweerster in reconventie, procureur mr. A.H. Lanting, advocaat mr. F.R.H. Kuiper te Hattem, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HANDELSONDERNEMING HEBO SCHARSTERBRUG B.V., gevestigd te Scharsterbrug, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, procureur mr. E.M. Mulder. Partijen zullen hierna Dijkstra en Hebo genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding; - de mondelinge behandeling van 17 januari 2007; - de pleitnota van Dijkstra; - de wijziging van eis van Dijkstra; - de pleitnota van Hebo; - de eis in reconventie van Hebo. 1.2. Partijen hebben producties overgelegd. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten in conventie en in reconventie: 2.1. Dijkstra is aannemer van onder meer werken in de grond, water- en wegenbouw. Eén van de door Dijkstra aangenomen werken is het project "Inrichting Rome" (hierna: het project), waarbij Dijkstra als opdracht heeft het leveren en aanbrengen van een verharding, bestaande uit geprefabriceerde betonplaten. Directievoerder van dit project is Grontmij. 2.2. Hebo is een handelsonderneming in onder meer bouwmaterialen. Op 8 november 2004 zijn partijen overeengekomen dat Hebo aan Dijkstra 1700 stuks Ascon betonplaten levert voor een totaalprijs van € 81.600 exclusief BTW. De overeengekomen betonkwaliteit is B55 en de platen dienden een aslast van 15 ton te kunnen verdragen. In de bijlage van Appel Betonbouw B.V. bij de offerte is - onder meer - opgenomen: "I: GEGEVENS Lengte : 200 cm. Breedte : 100 cm. Dikte : 10 cm, of 12 cm. Kleur : grijs Oppervlak : gebezemd Plaatsen : in een "vol" zandbed. met enkele mm. tussenruimte m.b.v. een strook hardboard of plat ijzer. (...). II: BETONKWALITEIT De beton voldoet volledig aan betonkwaliteit B45, dus: Druksterkte : gemiddeld ca. 430 kg./cm2, (43 N/mm2). Cement : 325 kg./m3 verdichte beton. (...)" 2.3. Dijkstra heeft de betonplaten op 16 mei 2005 bij Hebo opgehaald. Bij deze levering is aan Dijkstra een leveringsbon verstrekt, waarin een leginstructie voor de betonplaten is opgenomen. In deze leginstructie is - onder meer - opgenomen: "Leginstructie betonplaten: - max. stapelhoogte 6 betonplaten, recht boven elkaar op vlakke harde ondergrond - voegafstand bij het leggen 5 mm en goed navullen met rivierzand - de platen dienen gelegd te worden op een vlakke grond en verdicht zandpakket, welke voorzien is van een toplaag van rivierzand wat goed aangetrild dient te worden - de platen moeten zich eerst zetten in het zandbed door ze eerst in te rijden met licht verkeer" 2.4. Dijkstra was als aannemer van het project verantwoordelijk voor egalisering van de grond en het leggen van de betonplaten. 2.5. Op enig moment zijn er scheuren ontstaan in de betonplaten. Grontmij heeft naar aanleiding van de scheuren onderzoek verricht aan de betonplaten. In een brief van 14 juni 2006 heeft Grontmij de conclusies van dit onderzoek medegedeeld aan Dijkstra. In de brief is - onder meer - te lezen: "Veel van de geleverde betonplaten vertonen één of meerdere dwarsscheurtjes (zie foto's). (...). Naar aanleiding hiervan zijn de platen aan een nadere inspectie onderworpen. Hiertoe zijn een negental kernen geboord, zowel op scheuren als op niet gescheurde gedeelten van de plaat (zie foto's). (...). Van 1, 2 en 3 is ook de volumieke massa (d.m.v. onder en boven water weging) bepaald. Kernnummer Opmerking Volumieke massa (kg/m3) 1 bovenste ca. 20 mm 2276 1 onderste ca. 100 mm 2192 2 bovenste ca. 20 mm 2311 2 onderste ca. 100 mm 2196 3 gehele kern 2280 Deze zeer lage volumieke massa's zijn te wijten aan een onvoldoende verdichting van het beton. Voor het verkrijgen van een voldoende sterkte voor een B45 zijn volumieke massa's noodzakelijk van ca. 2360-2400 kg/m3. Conclusie: (...). Op basis van de gevonden volumieke massa wordt verwacht dat de vereiste druksterkte van een B45 niet wordt gehaald. (...). " 2.6. Naar aanleiding van het onderzoek door Grontmij heeft Dijkstra bij brief van 21 juni 2006 Hebo op de hoogte gesteld van het onderzoek en bij brief van 30 juni 2006 Hebo aansprakelijk gesteld. 2.7. Hebo heeft een onderzoek naar de betonplaten laten doen door KOAC-NPC te Groningen. Op 16 januari 2006 heeft het KOAC gerapporteerd. Uit het rapport blijkt - onder meer - ten aanzien van de volumieke massa en de druksterkte (de B-waarde): "1. Algemeen In opdracht van Hebo Handelsonderneming te Scharsterbrug heeft KOAC-NPC productgroep Laboratorium Groningen onderzoek verricht op de eigenschappen van betonplaten type Ascon, gelegd op drie paden in het project "Rome" te Beetsterzwaag. (...) Van elk pad is uit een hele en een gescheurde plaat een cilinder geboord. (...). 4. Resultaten van het onderzoek 4.1 Laagdikte, volumieke massa en druksterkte (...) Volumieke Druksterkte (...) massa [kg/m3] [N/mm2] 2330 59.0 2350 62.5 (...) 2350 68.0 2340 87.5 (...) 2370 85.5 2330 54.0 2.8. De betonplaten vertoonden geen scheuren of gebreken op het moment dat deze door Dijkstra bij Hebo zijn opgehaald. 3. De vorderingen in conventie en in reconventie 3.1. Dijkstra vordert in conventie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: - primair: Hebo te veroordelen binnen 24 uur na betekening van het vonnis, de tussen partijen gesloten overeenkomst gestand te doen door alsnog platen te leveren die voldoen aan deze overeenkomst, alsmede deze platen in het werk te plaatsen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per dag voor iedere dag die Hebo in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen, een dagdeel daaronder begrepen; -subsidiair: Hebo te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 100.000,- als voorschot op de door Dijkstra in een bodemprocedure te vorderen schadevergoeding wegens de tekortkoming in de nakoming van Hebo; - uiterst subsidiair: Hebo te veroordelen om binnen vijf dagen na het te wijzen vonnis een bankgarantie van € 100.000,- te verstrekken. 3.2. Hebo voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 3.3. Hebo vordert in reconventie, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Dijkstra te veroordelen aan Hebo tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 974,82 en Dijkstra te veroordelen in de kosten van de procedure. 3.4. Dijkstra voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. Het geschil en de beoordeling daarvan in conventie: 4.1. Dijkstra heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat Hebo toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst, nu de betonplaten blijkens het rapport van Grontmij niet voldoen aan de B45-waarde. Hebo is derhalve aansprakelijk voor de schade aan de betonplaten. Hebo heeft zich ten aanzien van dit verwijt verweerd, door te stellen dat de betonplaten wel degelijk aan de eisen voldoen en dat de scheuren in de platen zijn ontstaan door het verkeerd leggen door Dijkstra. Ter onderbouwing van haar stellingen heeft Hebo zich beroepen op het rapport van het KOAC. 4.2. De voorzieningenrechter overweegt ten aanzien van het geschilpunt tussen partijen als volgt. Nu Dijkstra heeft gesteld dat Hebo toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen krachtens de overeenkomst, doordat de betonplaten niet voldoen aan de door Dijkstra gestelde eisen, rust op haar de bewijslast van deze stelling. Dijkstra heeft daartoe een beroep gedaan op het rapport van Grontmij. Hebo heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen deze stelling, door onder meer het rapport van het KOAC in het geding te brengen. Blijkens dit rapport voldoen de door Hebo geleverde betonplaten wel aan de waarden zoals deze tussen partijen zijn overeengekomen. Tegenover de onderbouwde stelling van Dijkstra staat de gemotiveerde betwisting door Hebo, zodat voorshands niet aannemelijk is geworden dat er sprake is van wanprestatie zijdens Hebo. Beantwoording van deze vraag vergt verdere bewijslevering -al dan niet aan de hand van een deskundigenonderzoek -, waarvoor in deze procedure geen plaats is. Nu aldus voorshands niet vast staat dat de betonplaten niet voldoen aan hetgeen Dijkstra hiervan mocht verwachten, moet Dijkstra's vordering worden afgewezen. 4.3. Dijkstra zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Hebo worden vastgesteld op: - vast recht EUR 248,00 - salaris procureur 816,00 Totaal EUR 1.064,00 in reconventie: 4.4. Daargelaten wat er overigens zij van de vordering in reconventie, er is thans, mede gelet op de hoogte van die vordering, geen spoedeisend belang aanwezig aan de zijde van Hebo. De reconventionele vordering dient derhalve te worden afgewezen. 4.5. Hebo zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Dijkstra worden vastgesteld op nihil. 5. De beslissing De voorzieningenrechter in conventie 5.1. wijst de vorderingen af; 5.2. veroordeelt Dijkstra in de proceskosten, aan de zijde van Hebo tot op heden vastgesteld op EUR 1.064,00; 5.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad; in reconventie 5.4. wijst de vordering af; 5.5. veroordeelt Hebo in de proceskosten, aan de zijde van Dijkstra tot op heden vastgesteld op nihil. Dit vonnis is gewezen door mr. G. Tangenberg en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B. Poiesz op 31 januari 2007.