Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ7879

Datum uitspraak2007-02-06
Datum gepubliceerd2007-02-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers41.810462-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is, terwijl hij aan het joyriden was in de auto van zijn oom, met hoge snelheid ingereden op twee agenten die belast waren met een verkeerscontrole. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op die twee agenten. De rechtbank verwerpt een opzetverweer.


Uitspraak

RECHTBANK ALKMAAR Parketnummer : 14/810462-06 Datum uitspraak: 06 februari 2007 OP TEGENSPRAAK VONNIS van de Rechtbank Alkmaar, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, wonende op het adres [adres], thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Zwaag te Zwaag. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 januari 2007. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank - het onder 1. primair, 2. en 3. primair tenlastegelegde zal bewezen verklaren, - verdachte ter zake daarvan zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren, met de bijzondere voorwaarden van verplicht reclasseringscontact en plaatsing bij Stichting Exodus, - verdachte ter zake van het onder 1. primair tenlastegelegde een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 (één) jaar zal opleggen. Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I.E. Leenhouwers, naar voren is gebracht. 1. TENLASTELEGGING. Aan verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie strekkende tot wijziging van de tenlastelegging is toegelaten, ten laste gelegd, dat 1. hij op of omstreeks 13 oktober 2006 in de gemeente gemeente Heerhugowaard ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1], hoofdagent van de politie Noord-Holland Noord en/of [slachtoffer 2], aspirant van de politie Noord-Holland Noord, welke politieambtena(a)r(en) zich in verband met een verkeerscontrole bevond(en) op de rijbaan van de Oosttangent, van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van een (bestel)auto (met aanmerkelijke snelheid) op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] is toegereden en/of ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 13 oktober 2006 in de gemeente Heerhugowaard ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], hoofdagent van de politie Noord-Holland Noord en/of een persoon [slachtoffer 2], aspirant van de politie Noord-Holland Noord, welke politieambtena(a)r(en) zich in verband met een verkeerscontrole bevond(en) op de rijbaan van de Oosttangent, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een (bestel)auto (met aanmerkelijke snelheid) op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] is toegereden en/of ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; meer subsidiair, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 13 oktober 2006 in de gemeente Heerhugowaard [slachtoffer 1], hoofdagent van de politie Noord-Holland Noord, en/of [slachtoffer 2], aspirant van de politie Noord-Holland Noord, welke politieambtena(a)r(en) zich in verband met een verkeerscontrole bevond(en) op de rijbaan van de Oosttangent, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend met een door hem bestuurde auto (met aanmerkelijke snelheid) op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] toe te rijden, en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] rakelings, althans op korte afstand, te passeren; 2. hij in of omstreeks de periode van 12 oktober 2006 tot en met 13 oktober 2006 in de gemeente Heerhugowaard met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een autosleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; 3. hij in of omstreeks de periode van 12 oktober 2006 tot en met 13 oktober 2006 in de gemeente Heerhugowaard met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (bestel)auto (merk Peugeot, type Partner, gekentekend [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel; Subsidiair, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij in de gemeente Heerhugowaard in of omstreeks de periode van 12 oktober 2006 tot en met 13 oktober 2006 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, ((bestel)auto) (merk Peugeot, type Partner, gekentekend [kenteken]), toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, de Amstel, in elk geval op een weg; Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. Verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging. 2. VRIJSPRAAK FEIT 2. Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2. is ten laste gelegd. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij dat uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan volgen dat verdachte de autosleutels wegnam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Verdachte nam de autosleutels mee zonder toestemming van zijn oom om op een later moment de auto van zijn oom te kunnen starten waarmee hij, zoals hierna zal blijken, ging joyriden en die hij daarna weer wilde terugzetten. 3. VRIJSPRAAK FEIT 3. PRIMAIR. Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 3. primair is ten laste gelegd. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij dat uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan volgen dat verdachte de auto wegnam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Verdachte nam de auto mee zonder toestemming van zijn oom om zijn vrienden te verrassen en er een rondje mee te rijden. De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte de bedoeling had de auto daarna weer terug te brengen. 4. BEWEZENVERKLARING. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij, ten aanzien van het onder 1. primair tenlastegelegde, op 13 oktober 2006 in de gemeente Heerhugowaard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1], hoofdagent van de politie Noord-Holland Noord en [slachtoffer 2], aspirant van de politie Noord-Holland Noord, welke politieambtenaren zich in verband met een verkeerscontrole bevonden op de rijbaan van de Oosttangent, van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van een bestelauto met aanmerkelijke snelheid op die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, ten aanzien van het onder 3. subsidiair tenlastegelegde, in de gemeente Heerhugowaard in de periode van 12 oktober 2006 tot en met 13 oktober 2006 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, bestelauto, merk Peugeot, type Partner, gekentekend [kenteken], toebehorende aan [slachtoffer 3], als bestuurder heeft gebruikt op een weg. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 5. BEWIJS. De rechtbank grondt de beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben. 6. BEWIJSMIDDELEN. Ten aanzien van feit 1. primair en 3. subsidiair. 6.1. De verklaring van verdachte op de terechtzitting van 23 januari 2007 afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: Ik heb in de periode van 12 oktober 2006 tot en met 13 oktober 2006 in de gemeente Heerhugowaard met de bestelauto van mijn oom [slachtoffer 3] op een weg gereden. Ik had geen toestemming van mijn oom. Ik wilde mijn vrienden verrassen en gewoon een rondje rijden. Ik wilde de auto daarna weer terugzetten. Ik reed op twee politieagenten af. Ik heb gas gegeven. Ik racete langs de agenten. 6.2. Het proces-verbaal met nummer PL1000/06-254970 van 13 oktober 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], doorgenummerde pag. 10 tot en met 12. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang, als de verklaring van verbalisanten voornoemd, zakelijk weergegeven: Vandaag, vrijdag 13 oktober 2006 omstreeks 01:18 uur, stonden wij verbalisanten op de Oosttangent te Heerhugowaard. Wij, verbalisanten, waren belast met een staande verkeerscontrole gericht op alcoholgebruik in het verkeer. Omstreeks eerder genoemd tijdstip zag ik, [slachtoffer 1], een witte bestelauto over de Oosttangent aan komen rijden. Ik, [slachtoffer 1], zag dat dit voertuig, naar schatting, met een snelheid van ongeveer 70 kilometer per uur aan kwam rijden. Vervolgens zag en hoorde ik, [slachtoffer 1], dat het voertuig accelereerde en dat de bestuurder kennelijk niet voornemens was gevolg te geven aan het, door mij gegeven, stopteken. Op dat moment was het voertuig ongeveer 20 meter bij ons vandaan. Ik, [slachtoffer 2], hoorde dat het toerental van de naderende auto toenam en keek ik in de richting van dat voertuig. Tevens hoorde ik, [slachtoffer 2], mijn collega [slachtoffer 1], hard roepen: ‘Pas op.’ Wij, verbalisanten, zagen dat het naderende voertuig ons met toenemende snelheid naderde. Teneinde een aanrijding en lichamelijk letsel te voorkomen sprongen wij, verbalisanten, opzij. Ik, [slachtoffer 1], naar rechts, in de richting van de middenberm, en ik, [slachtoffer 2], naar links, in de richting van de parkeerstrook. Wij, verbalisanten, zagen dat het voertuig ons met toenemende snelheid passeerde. 6.3. Het proces-verbaal met nummer PL1000/06-254970 van 16 oktober 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar C.G. Jansen, doorgenummerde pag. 13 tot en met 14. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang, als de verklaring van [slachtoffer 1], zakelijk weergegeven: Ik doe aangifte van poging tot doodslag. De verdachte heeft gepoogd mij opzettelijk van het leven te beroven door met de bestelauto opzettelijk met hoge snelheid op mij in te rijden. Om een aanrijding met bovengenoemd voertuig te voorkomen, was ik genoodzaakt om snel voor deze aankomen rijdende auto weg te springen. Op het moment dat de auto mij voorbij reed de bestuurder met in ieder geval een hogere snelheid dan 50 kilometer per uur. Ik schatte de snelheid zelf op ongeveer 70 kilometer. 6.4. Het proces-verbaal met nummer PL1000/06-256797 van 16 oktober 2006, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar M. Roskam, doorgenummerde pag. 15 tot en met 16. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang, als de verklaring van [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven: Ik doe aangifte van poging tot doodslag. De verdachte heeft gepoogd mij opzettelijk van het leven te beroven. Op vrijdag 13 oktober 2006 tussen 01:00 uur en 01:30 uur bevond ik mij samen met mijn collega [slachtoffer 1] op de openbare weg, Oosttangent, te Heerhugowaard. Ik zag een auto onze kant opkomen. Het was een bestelauto. Ik hoorde toen een omhoog gaand toerental. Dit ging vol gas. Ik hoorde [slachtoffer 1] roepen: ‘Pas op.’ Ik keek in de richting van die auto en ik zag dat hij met volle snelheid in mijn richting kwam. Ik stond midden op de rijbaan voor het rijgedeelte van die witte auto. Ik moest toen echt opzij springen en ik zag die auto mij op minder dan 1 meter voorbij suizen. Als ik echt was blijven staan, had ik zeker zwaar letsel opgelopen. De bestuurder maakte geen enkele ontwijkbeweging. Gewoon vol gas en rechtdoor. 7. BEWIJSVERWEREN. 7.1. Opzet op de dood. De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting het verweer gevoerd dat haar cliënt niet het opzet had op de dood van de politieagenten. Zij heeft daartoe gesteld, dat haar cliënt het risico dat de agenten zouden worden aangereden niet welbewust heeft aanvaard. Hiernaast stelt de raadsvrouw dat er niet gesproken kan worden van een aanmerkelijke kans dat de agenten bij een aanrijding dodelijk letsel oplopen. De raadsvrouw stelt dat de auto duidelijk hoorbaar aan kwam rijden en dat de agenten getraind zijn er rekening mee te houden dat bepaalde mensen zich niet willen onderwerpen aan een controle en doorrijden op de wijze zoals haar cliënt heeft gedaan. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Door met een snelheid van naar schatting 70 kilometer per uur op de agenten in te rijden, waarbij die agenten teneinde een aanrijding te voorkomen genoodzaakt waren om weg te springen voor de auto en waarbij die auto hen op minder dan 1 meter voorbij suisde, stelde verdachte zich willens en wetens bloot aan de aanmerkelijke kans dat hij die agenten met zijn auto zou aanrijden en dat zij daardoor dodelijk letsel zouden oplopen. De kans dat iemand bij een aanrijding door een auto die met zo hoge snelheid rijdt dodelijk letsel oploopt, is bovendien een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten. Verondersteld mag worden dat ook bij verdachte ten tijde van het inrijden wetenschap bestond van de aanmerkelijke kans dat zulk een gevolg kon intreden. Door desondanks aldus te handelen heeft verdachte die aanmerkelijke kans ook aanvaard en op de koop toe genomen. De rechtbank verwerpt het verweer. 8. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van feit 1. primair: Poging tot doodslag, meermalen gepleegd. Ten aanzien van feit 3. subsidiair: Overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994. 9. STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 10. MOTIVERING VAN DE STRAF. De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte is, terwijl hij aan het joyriden was in de auto van zijn oom, met hoge snelheid ingereden op twee agenten die belast waren met een verkeerscontrole. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op die twee agenten. Dit is volstrekt onacceptabel gedrag, waarmee verdachte de levens van de twee agenten, die gewoon hun werk deden, op het spel heeft gezet. Verdachte heeft hiermee geen respect getoond voor het menselijk leven en de agenten momenten van angst bezorgd. Ook leert de ervaring dat slachtoffers van een dergelijke delict nog langdurig de emotionele gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Beide agenten moesten opzij springen teneinde een aanrijding te voorkomen. Dat het niet tot een aanrijding is gekomen, is een gelukkige omstandigheid, die echter geenszins aan verdachte te danken is. Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 oktober 2006, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft kunnen weerhouden te recidiveren. Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank verder nog gelet op het Voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland van 04 januari 2006 (de rechtbank leest: 2007), waarin de rapportrice J.M. Bremer adviseert aan een voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact te verbinden, ook als dat inhoudt dat verdachte de COVA-training, de ATO-training en een Taakstraf Alcohol Delinquentie moet volgen. Ook heeft de rechtbank gelet op het aanvullend voorlichtingsrapport van Bremer voornoemd van 24 (de rechtbank leest: 23) januari 2007, waarin de rapportrice adviseert aan een forse voorwaardelijke straf tevens als bijzondere voorwaarde een plaatsing bij Stichting Exodus te verbinden. Ter terechtzitting heeft Bremer voornoemd dit advies toegelicht en naar voren gebracht dat verdachte haar heeft kunnen overtuigen van zijn motivatie zijn leven weer op orde te krijgen, hetgeen een essentiële voorwaarde is voor opname in Exodus. 11. MOTIVERING VAN DE BIJKOMENDE STRAF. Nu verdachte wordt veroordeeld wegens een poging tot het in artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf en hij het feit heeft gepleegd met een motorrijtuig dat hij ten tijde van het feit bestuurde, is de rechtbank van oordeel, mede gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, dat als bijkomende straf een deels voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen dient te worden opgelegd. 12. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN. De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, en op de artikelen 11, 176 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994. 13. BESLISSING. De rechtbank: Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2. ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3. primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1. primair en 3. subsidiair ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders onder 1. primair en 3. subsidiair ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten. Verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar. Veroordeelt verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 (twaalf) maanden. Beveelt dat van deze straf een gedeelte groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist. Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien: - de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. - de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft. Stelt als bijzondere voorwaarden: 1. dat de veroordeelde zich zal gedragen naar de aanwijzingen, die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, Regio Alkmaar Haarlem, Unit Alkmaar, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt, ook als dat inhoudt dat veroordeelde de COVA-training, de ATO-training en een Taakstraf Alcohol Delinquentie dient te volgen, 2. dat de veroordeelde zich direct aansluitend op zijn invrijheidstelling laat opnemen bij Stichting Exodus en het begeleidingstraject aldaar zal volgen zolang deze instelling dat in overleg met Reclassering Nederland en de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt gedurende maximaal de proeftijd. Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Ontzegt de verdachte voorts, wegens de hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING onder 1. primair bewezenverklaarde strafbare feiten, de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 (twaalf) maanden. Beveelt dat van deze straf een gedeelte groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist. Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.I. Greuter-Vreeburg, voorzitter, mrs. J. Westdorp en G.D.M. Hoedemaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Hirzalla, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 06 februari 2007.