Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ8139

Datum uitspraak2007-01-15
Datum gepubliceerd2007-02-09
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers04/01403
Statusgepubliceerd


Indicatie

Loonbelasting Assemblage-opdracht voor computers geschiedde niet in het kader van een (fictieve) dienstbetrekking.


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem Tweede meervoudige belastingkamer nummer 04/01403 U i t s p r a a k op het beroep van VOF X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraken van de Inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden aan haar opgelegde naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen en boetebeschikking. 1. Naheffingsaanslag, boetebeschikking, bezwaar en geding voor het Hof 1.1. Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2000 tot en met 31 december 2002 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd ten bedrage van ƒ 146.340. Gelijktijdig hiermee is aan belanghebbende bij beschikking een verzuimboete opgelegd ten bedrage van ƒ 36.585. Voorts is belanghebbende heffingsrente in rekening gebracht ten bedrage van ƒ 7.307. 1.2. De naheffingsaanslag en boetebeschikking zijn, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar gehandhaafd door de Inspecteur. 1.3. Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij het Hof. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. 1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad op 14 november 2006 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: de gemachtigde van belanghebbende alsmede de Inspecteur. 1.5. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht. 2. Feiten Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast. 2.1. Belanghebbende drijft vanaf 1 januari 2000 onder de naam X een onderneming in de vorm van een vennootschap onder firma (hierna: de VOF). De vennoten zijn A en zijn echtgenote A-B. A dreef al vanaf 1 januari 1996 onder de naam X een eenmanszaak waarin zijn echtgenote meewerkte. De VOF is een voortzetting van de eenmanszaak. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit het onderhoud, de assemblage, reparatie en verkoop (detailhandel) van computers. In het onderhavige tijdvak werd een groot deel van belanghebbendes omzet behaald met werkzaamheden die werden verricht voor opdrachtgever C B.V. te Q. Voor deze opdrachtgever werden voornamelijk computers geassembleerd waarvoor C B.V. de onderdelen ter beschikking stelde. Daarnaast werden voor deze opdrachtgever uit garantiecontracten voortvloeiende werkzaamheden en reparaties van geassembleerde computers verricht. De assemblagewerkzaamheden werden uitgevoerd in een door C B.V. ter beschikking gestelde bedrijfsruimte. De daarvoor te betalen huur was verdisconteerd in de stuksprijs die met C B.V. was overeengekomen. 2.2. Op grond van een ten tijde van de eenmanszaak tussen A en zijn zwager D in 1998 gemaakte afspraak werden in het onderhavige tijdvak de assemblagewerkzaamheden mede door D verricht. D was in 1997 gestart met een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De onderneming droeg de naam E en was ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Hij hield zich voornamelijk bezig met reparaties van computers aan huis. Daarnaast verkocht hij supplies en door hem geassembleerde computers. In 1997 behaalde hij een zo geringe omzet dat de Belastingdienst hem voor de omzetbelasting uitschreef als ondernemer. Hij zette zijn activiteiten echter voort, trachtte deze uit te breiden en bleef zich als ondernemer presenteren. 2.3. Belanghebbende heeft D per geassembleerde computer dezelfde prijs betaald als C B.V. haar daarvoor betaalde. Zij heeft op de door haar aan D betaalde bedragen geen loonbelasting/premie volksverzekeringen ingehouden en afgedragen. D heeft in 2000 2.724 (40,3% van de omzet), in 2001 4.076 (43,3% van de omzet) en in 2002 5.171 (47,4% van de omzet) computers geassembleerd. 2.4. De Inspecteur heeft de rechtsbetrekking tussen belanghebbende en D aangemerkt als een (fictieve) dienstbetrekking en de niet ingehouden en afgedragen loonbelasting/premie volksverzekeringen, berekend met toepassing van de witte maandtabel, van belanghebbende nageheven. 3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen 3.1. Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur terecht de onderhavige naheffingsaanslag heeft opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of tussen belanghebbende en D een dienstbetrekking c.q. fictieve dienstbetrekking bestond en belanghebbende mitsdien is aan te merken als inhoudingsplichtige in de zin van artikel 6 van de Wet op de loonbelasting 1964. Voorts is in geschil of te dezen terecht een vergrijpboete is opgelegd. In tegenstelling tot belanghebbende, beantwoordt de Inspecteur die vragen bevestigend. 3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting nog hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting. 3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraken, de naheffingsaanslag en de boetebeschikking. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraken op bezwaar. 4. Beoordeling van het geschil 4.1. Met betrekking tot de in 1998 verkregen assemblage-opdracht van C B.V. heeft belanghebbendes gemachtigde ter zitting, onvoldoende door de Inspecteur weersproken, gesteld dat A en D samen de onderhandelingen ter zake van die opdracht hebben gevoerd. Belanghebbendes gemachtigde heeft in dit verband naar voren gebracht dat A en D aanvankelijk van plan waren de assemblage van computers als vennoten onder firma te gaan verrichten, doch dat plan hebben laten varen omdat de echtgenoten daarop tegen waren. De omstandigheid dat de overeenkomst tot assemblage enkel tussen C B.V. en belanghebbende is aangegaan is volgens belanghebbendes gemachtigde gegrond op de wens van C B.V. slechts één aanspreekpunt te hebben. 4.2. Het gebruik van de bedrijfsruimte was verdisconteerd in de met C B.V. overeengekomen stuksprijs. Omdat D per geassembleerde computer hetzelfde bedrag ontving als belanghebbende, volgt daaruit dat D meebetaalde aan de huur voor de door C B.V. ter beschikking gestelde bedrijfsruimte. Voorts staat vast dat belanghebbende op de door D voor C B.V. geassembleerde computers geen winst maakte, nu beiden voor dezelfde stuksprijs werkten. 4.3. Belanghebbendes gemachtigde heeft ter zitting verklaard dat D het risico liep van niet-betaling in het geval dat C B.V. door hem geassembleerde computers niet goedkeurde. Het Hof acht zulks, in het licht van de overige feiten en omstandigheden, aannemelijk. 4.4. Mede gelet op het vorenstaande is het Hof van oordeel dat de Inspecteur tegenover de gemotiveerde weerspreking door belanghebbende, niet aannemelijk maakt dat de werkzaamheden door D onder zodanige omstandigheden werden uitgevoerd dat tussen hem en belanghebbende sprake is van een voor de arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht kenmerkende gezagsverhouding. Voorts heeft de Inspecteur onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden geoordeeld dat D de arbeid niet heeft verricht in de uitoefening van zijn bedrijf. Dan kan van een fictieve dienstbetrekking in de zin van de artikelen 3, eerste lid, onderdeel a en artikel 4, onderdeel e van de Wet op de loonbelasting 1964, geen sprake zijn. Het gelijk is derhalve aan belanghebbende. 5. Proceskosten Voor een afzonderlijke kostenveroordeling is in deze zaak geen plaats, gelet op hetgeen is overwogen in de samenhangende zaak met nummer 05/00064. 6. Beslissing Het Gerechtshof: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de bestreden uitspraken; - gelast de Staat aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van € 37 te vergoeden. Aldus gedaan te Arnhem op door mr.drs. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en mr. C.M. Ettema, raadsheren. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier. (J.L.M. Egberts) (R.F.C. Spek) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b de dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht. d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.