Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ8146

Datum uitspraak2007-02-09
Datum gepubliceerd2007-02-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/552228-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte reed vanuit stilstand een kruising op en zag daarbij een uit tegemoetkomende richting naderende motorrijder over het hoofd.Hoewel dat een verkeersfout is als gevolg waarvan gevaar op de weg is veroorzaakt, ligt naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven gedraging niet besloten dat er sprake is van grove schuld. Volgt vrijspraak van het primaire feit en veroordeling wegens overtreding van artikel 5 WVW1994.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/552228-06 Uitspraak d.d.: 9 februari 2007 TEGENSPRAAK / dip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats] (Irak) op [1985], wonende te [adres]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 januari 2007. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 01 juli 2006 in de gemeente Putten als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmede rijdende over de weg, de Berencamperweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, bij het afslaan naar links, -terwijl voor hem, verdachte, door middel van een bord B6 en/of haaietanden op de weg, kenbaar was gemaakt dat hij -gelet op zijn, verdachtes, rijrichting- tegemoetkomend verkeer op dezelfde weg voorrang moest verlenen,- zich er niet van vergewist dat de kruising van de Berencamperweg en de A28 vrij was, en/of daarbij en/of daardoor geen voorrang verleend aan een op dezelfde weg tegemoetkomende bestuurder van een motor, zijnde de heer [slachtoffer], tengevolge waarvan een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde personenauto en de motor van voornoemde [slachtoffer], waardoor voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meerdere beenbreuk(en) en/of een armbreuk, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan; art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994 art 6 Wegenverkeerswet 1994 ALTHANS, dat hij op of omstreeks 01 juli 2006 in de gemeente Putten als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende op de weg, de Berencamperweg, waarbij hij, verdachte, links af is geslagen, -terwijl voor hem, verdachte, door middel van een bord B6 en/of haaietanden op de weg, kenbaar was gemaakt dat hij -gelet op zijn, verdachtes, rijrichting- tegemoetkomend verkeer op dezelfde weg voorrang moest verlenen-, zonder zich er van te vergewissen dat de kruising van de Berencamperweg en de A28 vrij was en/of daarbij en/of daardoor geen voorrang heeft verleend aan een op dezelfde weg tegemoetkomende bestuurder van een motor, zijnde de heer [slachtoffer], waarbij een botsing en/of aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde personenauto en de motor van voornoemde [slachtoffer], door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 5 Wegenverkeerswet 1994 Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak Ter terechtzitting heeft de officier van justitie geconcludeerd dat de rechtbank het onder primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren. Uit het dossier blijkt de rechtbank dat de verdachte vanuit stilstand de bedoelde kruising is opgereden, zonder dat hij daarbij het zicht had op de hem vanuit tegemoetkomende richting naderende motorrijder. Hoewel dat een verkeersfout is als gevolg waarvan gevaar op de weg is veroorzaakt, ligt naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven gedraging niet besloten dat er sprake is van de voor bewezenverklaring van het primaire feit vereiste grove schuld. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 01 juli 2006 in de gemeente Putten als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende op de weg, de Berencamperweg, waarbij hij, verdachte, links af is geslagen, -terwijl voor hem, verdachte, door middel van een bord B6 en haaietanden op de weg, kenbaar was gemaakt dat hij -gelet op zijn, verdachtes, rijrichting- tegemoetkomend verkeer op dezelfde weg voorrang moest verlenen-, zonder zich er van te vergewissen dat de kruising van de Berencamperweg en de A28 vrij was en daardoor geen voorrang heeft verleend aan een op dezelfde weg tegemoetkomende bestuurder van een motor, zijnde de heer [slachtoffer], waarbij een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde personenauto en de motor van voornoemde [slachtoffer], door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf: Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan in zoverre vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 1.000,-- (éénduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis. Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. Bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot 3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Aldus gewezen door mrs. Buijs, voorzitter, Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Kuipers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 februari 2007.