Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ8154

Datum uitspraak2007-02-09
Datum gepubliceerd2007-02-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/552134-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is met relatief geringe snelheid een kruising met een fietspad opgereden, zonder dat hij daarbij een naderende fietser heeft opgemerkt. Hoewel dat een verkeersfout is, ligt in de gegeven gedraging volgens de rechtbank niet besloten dat er sprake is van grove schuld. Volgt vrijspraak voor het primaire feit en veroordeling voor overtreding van artikel 5 WVW1994.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/552134-06 Uitspraak d.d.: 9 februari 2007 TEGENSPRAAK / dip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1964], wonende te [adres] Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 januari 2007. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 31 juli 2006 in de gemeente Harderwijk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, zijnde een personenauto met aanhanger, daarmede rijdende over de weg, de Voorste Wei zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, onvoldoende aandacht aan het verkeer en/of de weg besteed, immers heeft hij, verdachte, zich er niet van vergewist dat de kruising van de Voorste Wei en het fietspad van de Stadswei vrij was en/of waarbij en/of waardoor hij, verdachte, de kruising is opgereden en/of geen voorrang heeft verleend aan een voor hem van links komende fietser, zijnde mevrouw [slachtoffer], die zich op het kruisende fietspad bevond, terwijl voor hem, verdachte, kenbaar was gemaakt dat hij verkeer op het voornoemde fietspad voorrang had moeten verlenen, door middel van een bord B6 en/of door middel van haaietanden op de weg, waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaats gevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en de door voornoemde [slachtoffer] bestuurde fiets, waardoor voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken scheenbeen en/of een gebroken kuitbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan; art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994 art 6 Wegenverkeerswet 1994 ALTHANS, dat hij op of omstreeks 31 juli 2006 in de gemeente Harderwijk als bestuurder van een motorvoertuig, zijnde een auto met aanhanger, daarmee rijdende op de weg, de Voorste Wei onvoldoende aandacht aan het verkeer en/of aan de weg heeft besteed, immers heeft hij, verdachte, zich er niet van vergewist dat de kruising van de Voorste Wei en het fietspad van de Stadswei vrij was, en/of waarbij en/of waardoor hij, verdachte, de kruising is opgereden en/of geen voorrang heeft verleend aan een van links komende fietser, zijnde mevrouw [slachtoffer], die zich op het kruisende fietspad bevond, terwijl voor hem, verdachte, door middel van een bord B6 en/of door middel van haaietanden op de weg, kenbaar was gemaakt dat hij voorrang had moeten verlenen aan verkeer op voornoemd fietspad, waarbij een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door verdachte bestuurde motorvoertuig en de door voornoemde [slachtoffer] bestuurde fiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 5 Wegenverkeerswet 1994 Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak Ter terechtzitting heeft de officier van justitie geconcludeerd dat de rechtbank het onder primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren. Uit het dossier blijkt de rechtbank dat de verdachte met relatief geringe snelheid de bedoelde kruising met het fietspad is opgereden, zonder dat hij daarbij de hem vanuit het fietspad naderende fietser heeft opgemerkt. Hoewel dat een verkeersfout is als gevolg waarvan [slachtoffer] letsel heeft opgelopen, ligt naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven gedraging niet besloten dat er sprake is van de voor bewezenverklaring van het primaire feit vereiste grove schuld. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 31 juli 2006 in de gemeente Harderwijk als bestuurder van een motorvoertuig, zijnde een auto met aanhanger, daarmee rijdende op de weg, de Voorste Wei onvoldoende aandacht aan het verkeer en aan de weg heeft besteed, immers heeft hij, verdachte, zich er niet van vergewist dat de kruising van de Voorste Wei en het fietspad van de Stadswei vrij was, waardoor hij, verdachte, de kruising is opgereden en geen voorrang heeft verleend aan een van links komende fietser, zijnde mevrouw [slachtoffer], die zich op het kruisende fietspad bevond, terwijl voor hem, verdachte, door middel van een bord B6 en door middel van haaietanden op de weg, kenbaar was gemaakt dat hij voorrang had moeten verlenen aan verkeer op voornoemd fietspad, waarbij een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door verdachte bestuurde motorvoertuig en de door voornoemde [slachtoffer] bestuurde fiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de overtreding: Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan in zoverre vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 500,-- (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden. Bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot 4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Aldus gewezen door mrs. Buijs, voorzitter, Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Kuipers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 februari 2007.