
Jurisprudentie
AZ8250
Datum uitspraak2006-07-05
Datum gepubliceerd2007-02-13
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/2585 AW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-02-13
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/2585 AW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verzet ongegrond. Griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald.
Uitspraak
05/2585 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 14 maart 2005, 03/3324 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van Bestuur van de Technische Universiteit Eindhoven (hierna: College)
Datum uitspraak: 5 juli 2006
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van
10 november 2005 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 10 november 2005 heeft appellant verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2006. Appellant is verschenen.
Het College heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 10 november 2005 berust hierop, dat het griffierecht niet binnen de door de Raad gestelde termijn is betaald.
In het verzetschrift en ter zitting heeft appellant aangevoerd dat het voor hem vanwege zijn slechte gezondheid en moeilijke financiële situatie niet mogelijk was het verschuldigde griffierecht tijdig te betalen.
De Raad is van oordeel dat de niet-ontvankelijkverklaring terecht is geschied. In hetgeen door appellant is aangevoerd, is naar het oordeel van de Raad geen grond gelegen voor het oordeel dat hem ter zake van het verzuim redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt. De Raad overweegt daartoe dat appellant niet heeft aangetoond noch aannemelijk heeft gemaakt dat hij geheel niet in staat was het griffierecht te betalen.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en M.S.E. wulffraat-van Dijk en M.C.M. van Laar als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.J. Janssen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2006.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) J.J. Janssen.

