
Jurisprudentie
AZ8492
Datum uitspraak2007-02-14
Datum gepubliceerd2007-02-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200603346/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-02-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200603346/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij uitspraak van 26 november 2003, in zaak no. 200301652/1, heeft de Afdeling, voor zover thans van belang, het door [appellanten] ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd, het door [appellanten] bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, de besluiten van 6 februari 2001 en 24 maart 2003 vernietigd en verzoeker opgedragen met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Uitspraak
200603346/1.
Datum uitspraak: 14 februari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
het college van burgemeester en wethouders van Heiloo,
verzoeker,
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 26 november 2003, in zaak no. 200301652/1.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 26 november 2003, in zaak no. 200301652/1, heeft de Afdeling, voor zover thans van belang, het door [appellanten] ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd, het door [appellanten] bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, de besluiten van 6 februari 2001 en 24 maart 2003 vernietigd en verzoeker opgedragen met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 2 mei 2006 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 december 2006, waar verzoeker, vertegenwoordigd door J.G. Francke, ambtenaar van de gemeente, en [appellanten] in persoon, zijn verschenen.
Voorts is [partij], als belanghebbende, in persoon, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. In de uitspraak van 26 november 2003 heeft de Afdeling, onder meer, geoordeeld dat, gelet op de eigendomsinbreuk die de garage door de overschrijding van de perceelsgrens met zich brengt, de strijdigheid met het bestemmingsplan niet met behulp van een vrijstelling als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan worden opgeheven, en er derhalve ten tijde van het besluit van 6 februari 2001 geen concreet zicht op legalisatie was.
2.3. Bij uitspraak van 23 maart 2006 in zaak no. 04/1468 heeft de rechtbank Alkmaar verzoeker opgedragen een nieuw besluit te nemen op het door [appellanten] gemaakte bezwaar tegen de in het besluit van 7 september 2000 neergelegde weigering om handhavend op te treden tegen de garage. Volgens verzoeker blijkt uit die uitspraak dat het noodzakelijk is om de Afdeling te verzoeken om de uitspraak van 26 november 2003 te herzien, teneinde een in zijn opdracht gedane meting van het kadaster van 26 april 2004, waaruit blijkt dat de garage de perceelsgrens niet overschrijdt en dat legalisatie van de garage derhalve wel mogelijk is, bij een nieuw te nemen besluit op bezwaar te kunnen betrekken.
2.4. Bij uitspraak van heden heeft de Afdeling het door verzoeker tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar ingestelde hoger beroep gegrond verklaard, die uitspraak vernietigd en het door [appellanten] bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog ongegrond verklaard. Verzoeker behoeft derhalve geen nieuw besluit te nemen op het tegen het besluit van 7 september 2000 door [appellanten] gemaakte bezwaar. Gelet hierop, heeft verzoeker geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn verzoek om herziening. Dat verzoek dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Lodder
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2007
17-457.

