Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ8526

Datum uitspraak2007-02-20
Datum gepubliceerd2007-02-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/830270-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is ernstig over de schreef gegaan en beseft dat hij het slachtoffer misschien wel voor het leven heeft beschadigd. De ernst van de feiten en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer rechtvaardigen zonder meer een forse onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Anderzijds wil de rechtbank er rekening mee houden dat verdachte beseft wat hij heeft aangericht en bereid is zich voor zijn naar het ziekelijke neigende belangstelling voor jonge meisjes te laten behandelen.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1971, wonende te [woonplaats verdachte], thans gedetineerd in [plaats van detentie verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op dinsdag 6 februari 2007. De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. I.M. Weijers, advocaat te Emmen. De officier van justitie mr. J.L. van den Broek acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: achttien maanden gevangenisstraf waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, hetgeen mede kan inhouden dat verdachte zich zal laten behandelen door de Ambulante Forensische Psychiatrie (AFPN) Noord-Nederland, aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en integrale toewijzing van de civiele vordering, tevens in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 15 januari 2006 tot en met 11 juni 2006 in de gemeente Emmen, met [naam slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] 1995), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte (telkens) - meermalen een of meer vingers tussen en/of tegen haar schaamlippen en/of in haar vagina geduwd/gebracht en/of gehouden, - zijn penis tegen haar vagina gedrukt en/of gehouden, - meermalen met zijn handen haar (ontblote) borsten aangeraakt en/of gestreeld en/of in die borsten geknepen; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 15 januari 2006 tot en met 11 juni 2006 in de gemeente Emmen, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, althans een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, te weten [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1995, bestaande die ontucht (telkens) hierin dat hij, verdachte, - meermalen een of meer vingers tussen en/of tegen haar schaamlippen en/of in haar vagina heeft geduwd/gebracht en/of heeft gehouden, - zijn penis tegen haar vagina heeft gedrukt en/of gehouden, - meermalen met zijn handen haar (ontblote) borsten heeft aangeraakt en/of gestreeld en/of in die borsten heeft geknepen; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. BEWIJSMIDDELEN Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op meer tijdstippen in de periode 1 april 2006 tot en met 11 juni 2006 in de gemeente Emmen met [naam slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] 1995), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, telkens handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte - meermalen een vinger tussen en tegen haar schaamlippen en in haar vagina gebracht en gehouden, - zijn penis tegen haar vagina gedrukt en - met zijn handen haar ontblote borsten aangeraakt. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het primair bewezen verklaarde levert op: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, strafbaar gesteld bij artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd. STRAFBAARHEID De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 16 januari 2007, opgemaakt door Dr. G.C. Groenman, klinisch psycholoog. Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -: verdachte lijdt niet aan een ziekelijke stoornis. Wel is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, in die zin dat hij niet (dan wel op lacunaire wijze) heeft geleerd zich op zelfbewuste en weerbare wijze te presenteren. Dit was ook het geval ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. De gebrekkige ontwikkeling verklaart zonder twijfel verdachtes gedragingen ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Onderzoeker ervaart verdachte echter als volledig toerekeningsvatbaar. De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte volledig kan worden toegerekend. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; - hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - de eis van de officier van justitie; - het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte. De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf geboden is. Verdachte heeft in een tijdsbestek van ruim twee maanden handelingen gepleegd met [naam slachtoffer], die toen nog geen twaalf jaren oud was, die onder meer bestonden in het brengen van een vinger tussen haar schaamlippen en in haar vagina, het drukken van zijn penis tegen haar vagina en het betasten van haar ontblote borsten. De handelingen begonnen toen de moeder van [naam slachtoffer] in mei 2006 enkele dagen in het ziekenhuis lag en hebben daarna tot 11 juni 2006 met enige regelmaat plaatsgehad. Verdachte heeft met [naam slachtoffer], een nog zeer jeugdig meisje, ernstige seksuele handelingen gepleegd. [naam slachtoffer] heeft daaraan, zoals viel te verwachten, ernstige psychische klachten over gehouden. Uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat zij slecht slaapt en eng droomt. Ze is onzeker en twijfelt over alles. Iets wat ze voorheen niet had. Deze maand start hulp van Jeugdzorg om [naam slachtoffer] te leren weer als een twaalfjarige te functioneren. Verdachte is ernstig over de schreef gegaan en beseft dat hij [naam slachtoffer] misschien wel voor het leven heeft beschadigd. De ernst van de feiten en de gevolgen daarvan voor [naam slachtoffer] rechtvaardigen zonder meer een forse onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Anderzijds wil de rechtbank er rekening mee houden dat verdachte beseft wat hij heeft aangericht en bereid is zich voor zijn naar het ziekelijke neigende belangstelling voor jonge meisjes te laten behandelen. De rechtbank wil verdachte de mogelijkheid bieden om in het kader van de nader te stellen bijzondere voorwaarden spoedig met de behandeling bij het AFPN te beginnen en zal daarom een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die dat ook mogelijk maakt. Daarnaast acht de rechtbank een werkstraf voor het maximaal aantal uren aangewezen. BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij] De rechtbank acht het causaal verband tussen de bewezen verklaarde feiten en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar. SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL Met betrekking tot de primair bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer [naam slachtoffer] naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht. Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van tien maanden waarvan een gedeelte, groot zes maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens Reclassering Nederland, Regio Noord Nederland, zolang deze instelling zulks nodig oordeelt, hetgeen mede inhoudt dat de verdachte zich onder behandeling van de Ambulante Forensische Psychiatrie (AFPN) Noord-Nederland zal stellen, zolang genoemde reclasseringsinstelling dit nodig oordeelt, met opdracht aan deze instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht. Een taakstraf bestaande uit 240 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 27 februari 2007. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan (de wettelijke vertegenwoordiger van) de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van de som van 1000,-- euro en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], een bedrag van 1000,-- euro te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen. Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Münzebrock, voorzitter, en mr. J.J. Schoemaker en mr. G. Kaaij, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op dinsdag 20 februari 2007. Mr. Kaaij is buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.