
Jurisprudentie
AZ8540
Datum uitspraak2007-02-06
Datum gepubliceerd2007-02-15
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers276592/KG ZA 07-50
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-02-15
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers276592/KG ZA 07-50
Statusgepubliceerd
Indicatie
artikel 438 lid 4 Rv. Tenuitvoerlegging ontruimingsvonnis ook mede tegen de zijnen?
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 276592/KG ZA 07-50
Uitspraak: 6 februari 2007
VONNIS in kort geding in de zaak van:
A.J. DE JONG, deurwaarder bij de rechtbank Rotterdam, kantoorhoudende te Rotterdam, ten deze optredende als executerende deurwaarder voor:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VASTNED INDUSTRIAL B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid LANCELOT LAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseressen,
procureur mr. J.G.A. van Zuuren,
advocaat mr. B. Heldring te Amsterdam,
- tegen -
P.C. VAN GARDEREN,
wonende te Ridderkerk,
gedaagde,
advocaat mr. J. Mulder.
Partijen worden hierna aangeduid als “Vastned”, “Lancelot” respectievelijk “Van Garde-ren”.
1 Het verloop van het geding
A.J. de Jong, voornoemd (hierna: “de deurwaarder”), heeft bij proces-verbaal van 16 januari 2007 de voorzieningenrechter verzocht op de voet van artikel 438 lid 4 Rv in kort geding te beslissen op de gerezen bezwaren bij de executie van het vonnis van 29 juni 2006 van de voorzieningenrechter tot ontruiming van een in Ridderkerk gelegen (dienst-)woning aan de Ridderhaven 3 een hoog (hierna: “de woning”).
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de bijlagen bij bedoeld proces-verbaal, alsmede van de producties van de raadslieden van partijen.
De raadslieden van partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht ter zitting van 22 januari 2007. De raadsvrouwe van Van Garderen heeft zich daarbij bediend van een pleit-nota, waarna beide raadslieden nog hebben gere- en gedupliceerd. Mr. Heldring heeft na-mens eiseressen een voorwaardelijke “conclusie van eis” ingesteld.
2 Het geschil
2.1
De deurwaarder heeft van eiseressen opdracht gekregen om door middel van een gerechte-lijke ontruiming het vonnis van 29 juni 2006 tot ontruiming van de woning in de zaak met zaak-/rolnummer 259620/KG ZA 06-304 tussen eiseressen en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ridderhaven Container Terminal B.V., gevestigd te Ridderkerk, en Van Garderen als gedaagden ten uitvoer te leggen. Voormeld vonnis is op 5 juli 2006 aan gedaagden betekend, terwijl de deurwaarder bij exploot van 16 januari 2007 de ontruiming aan Ridderhaven Container Terminal B.V. en aan Van Garderen en zijn echtgenote, me-vrouw C. Lobbes-van Garderen (hierna: “Lobbes”), heeft aangezegd tegen 25 januari 2007.
2.2
Van Garderen stelt zich - kort gezegd en voor zover van belang in de onderhavige procedure - op het standpunt dat de executie van het vonnis van 29 juni 2006 jegens Lobbes ongeoor-loofd is. Lobbes is in de zaak met zaak-/rolnummer 259620/KG ZA 06-304 niet als partij gedagvaard noch is zij dan wel Van Garderen met de zijnen en het zijne veroordeeld tot ont-ruiming van de woning over te gaan.
2.3
Tegen die achtergrond verzoekt de deurwaarder de voorzieningenrechter thans om te oor-delen over de vraag of op grond van het vonnis van 29 juni 2006 overgegaan kan worden tot verwijdering van Lobbes uit de woning.
2.4
Voor het geval dat de voorzieningenrechter mocht oordelen dat Lobbes op grond van het vonnis van 29 juni 2006 niet tot ontruiming gehouden is, vorderen eiseressen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat Van Garderen wordt veroordeeld om de woning met aan- en toebehoren te ontruimen met al de zijnen en het zijne, onder afgifte van de sleutels van de woning aan Vastned, kosten rech-tens.
2.5
Van Garderen voert gemotiveerd verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden bespro-ken.
3 De beoordeling
3.1
Bij vonnis van 29 juni 2006 van de voorzieningenrechter is Van Garderen veroordeeld om binnen vier maanden na betekening van dat vonnis de woning met aan- en toebehoren te ontruimen met afgifte van de sleutels van de woning aan Vastned.
3.2
In een procedure als de onderhavige welke aanhangig is gemaakt door de deurwaarder op de voet van artikel 438 lid 4 Rv is voor een wijziging of vermeerdering van de oorspronkelijke eis geen plaats. Een dergelijke procedure is immers te beschouwen als een bijzonder execu-tiegeschil waar slechts de tenuitvoerlegging zelf aan de orde is.
3.3
Voor de beantwoording van de vraag of het ontruimingsvonnis van 29 juni 2006 tegen Lob-bes ten uitvoer kan worden gelegd, is allereerst van belang of Lobbes huurbescherming ge-niet. Daarvoor is relevant of er sprake is van een eigenlijke of oneigenlijke dienstwoning.
De voorzieningenrechter heeft de vraag of er sprake is van een eigenlijke of oneigenlijke dienstwoning reeds beantwoord in het vonnis van 29 juni 2006 en het nadien door Van Gar-deren en Lobbes aanhangig gemaakte executiegeschil met zaak-/rolnum-mer 272643/KG ZA 06-1010, welk geschil heeft geleid tot het vonnis van 14 december 2006. Uit gemelde vonnissen blijkt dat als uitgangspunt in de onderhavige zaak dient te gelden dat sprake is van een eigenlijke dienstwoning en dat Lobbes mitsdien geen recht op huurbescherming heeft.
3.4
De verplichting tot ontruiming van een woning strekt zich uit tot “de zijnen”, zijnde al die-genen die tot degene tegen wie de ontruimingsvordering is gericht in een rechtens relevante relatie staan en die niet op grond van een eigen recht in de woning verblijven. Weliswaar is het gebruikelijk dat een ontruimingsvordering mede is gericht tegen “de zijnen” en dat de vordering als zodanig wordt toegewezen, doch aan die toewijzing, dat wil zeggen de ver-melding van de woorden “met de zijnen”, ligt geen zelfstandige beoordeling ten grondslag. Toewijzing van de ontruimingsvordering onder afwijzing van het onderdeel “met de zijnen” is immers niet mogelijk. Dit brengt mee dat aan het ontbreken van die woorden in het dic-tum ook geen rechtens relevante betekenis kan worden toegekend. De verplichting van Lob-bes, die vanwege haar echtgenoot in de woning verblijft en derhalve is aan te merken als “een van de zijnen”, om de woning te ontruimen vloeit rechtstreeks voort uit het tegen Van Garderen gewezen ontruimingsvonnis. Dit vonnis kan dan ook mede tegen haar ten uitvoer worden gelegd.
3.5
Van Garderen zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
4 De beslissing
De voorzieningenrechter,
bepaalt dat het vonnis van 29 juni 2006 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank tot ontruiming van de ten processe bedoelde woning aan de Ridderhaven 3 een hoog te Ridder-kerk ten uitvoer kan worden gelegd tegen Lobbes;
veroordeelt Van Garderen in de kosten van dit kort geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseressen bepaald op € 248,-- aan verschotten en op € 816,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A. Rijperman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.C.M. van Rheeden, griffier.
Uitgesproken in het openbaar.
1734/580

