
Jurisprudentie
AZ8650
Datum uitspraak2006-05-24
Datum gepubliceerd2007-02-15
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersR200501103
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-02-15
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersR200501103
Statusgepubliceerd
Indicatie
Anders dan de rechtbank gaat het hof uit van het geboekte bedrijfsresultaat en niet van de privé-opnamen. Het door de rechtbank gebezigde uitgangspunt (gemiddelde van de privé-opnamen over de jaren 2002 tot en met 2004) kan leiden tot onvoorziene nadelige bedrijfseconomische gevolgen, welke gevolgen in het onderhavige geval, nu de gerealiseerde bedrijfsresultaten in belangrijke mate achterblijven bij de privé-opnamen, als onverantwoord dienen te worden aangemerkt en daarom niet kunnen dienen als basis voor de berekening van de draagkracht van de man.
Uitspraak
RJH
24 mei 2006
Rekestenkamer
Rekestnummer R200501103
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Beschikking
In de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
de man,
procureur mr. Ph.C.M. van der Ven,
t e g e n
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
de vrouw,
procureur mr. J.E. Lenglet.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Roermond van 24 augustus 2005, waarvan de inhoud bij hen bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ter griffie ingekomen op 20 oktober 2005, heeft de man het hof verzocht voormelde beschikking gedeeltelijk te vernietigen en te bepalen dat de door hem voor de kinderen van partijen te betalen onderhoudsbijdragen met ingang van 23 september 2005 worden vastgesteld op nihil.
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 2 december 2005, heeft de vrouw voormeld verzoek van de man bestreden.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties overgelegd bij het beroepschrift en het verweerschrift;
- de brief met bijlagen van de procureur van de man van 24 februari 2006;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van deze zaak bij voornoemde rechtbank van 25 juli 2005.
2.4. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 maart 2006. Bij die gelegenheid zijn partijen en hun raadslieden gehoord.
2.5. Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief met bijlagen van de raadsvrouwe van de man van 22 maart 2006;
- de brief van de raadsman van de vrouw van 7 april 2006.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst hiervoor naar de inhoud van het beroepschrift.
Ter voormelde zitting van het hof heeft de man zijn tweede grief (Wwb-norm) ingetrokken.
4. De beoordeling
4.1. Partijen zijn op 19 juni 1992 met elkaar gehuwd.
De tussen hen gegeven echt-scheidingsbeschikking van 24 augustus 2005, waarvan beroep, is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 23 september 2005.
4.2. Uit het huwelijk van partijen zijn te [geboorteplaats] drie kinderen geboren, te weten:
- [A.], op [geboortejaar]
- [B.], op [geboortejaar]
- [C.], op [geboortejaar]
over wie partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen. De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de vrouw.
4.3. Bij de beschikking, waarvan beroep, is de door de man voor de drie kinderen van partijen te betalen onderhoudsbijdrage vastgesteld op € 197,-- per kind per maand, ingaande de datum van de beschikking.
4.3.1. Tegen die alimentatievaststelling is de man in hoger beroep gekomen.
Behoefte
4.4. De behoefte van de drie kinderen van partijen aan de vastgestelde onderhoudsbijdragen is in hoger beroep niet in geschil.
4.5. Met betrekking tot hun kinderen zijn partijen het er ter zitting met elkaar over eens geworden, dat het navolgende tussen hen zal hebben te gelden:
- de vrouw zal alle gebruikelijke lasten en uitgaven ten behoeve van de kinderen voor haar rekening nemen en zij zal de kinderbijslag ontvangen;
- de kosten verbonden aan het verblijf van de kinderen bij de man komen voor rekening van de man.
Draagkracht
4.6. De man stelt dat zijn draagkracht ontoereikend is om de hem opgelegde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 197,-- per kind per maand te betalen.
4.7. Met betrekking tot de financiële situatie van de man met ingang van 24 augustus 2005 gaat het hof uit van de navolgende (deels afgeronde) gegevens.
Voor zover die gegevens in hoger beroep zijn betwist, zal het hof daarop gemotiveerd ingaan bij het desbetreffende onderdeel.
A. Inkomen van de man
1. € 6.884,-- over 2005 aan UWV (WAZ) loon volgens de desbetreffende jaaropgaaf; (productie b. bij brief van de procureur van 28 februari 2006);
2. € 7.590,-- over 2005 aan uitkering arbeidsongeschiktheidsverzekering Interpolis, zoals blijkt uit de desbetreffende jaaropgaaf 2005; (productie c. bij genoemde brief van de procureur van de man);
3. Uit de zich in het dossier bevindende jaarstukken van het door de man geëxploiteerde bedrijf blijken de laatste jaren de volgende bedrijfsresultaten te zijn gerealiseerd:
- € 8.267,63 als verlies over 2003;
- € 122,17 aan winst over 2004 en
- € 6.185,62 over 2005 (bijlage bij brief van de raadsvrouwe van de man van 22 maart 2006).
De (advocaat van de) vrouw heeft in de brief van 7 april 2006 gesteld dat, gezien de door de man gestelde anderhalfjaars- cyclus van het vee, waardoor de omzet het ene jaar veel lager is dan het jaar erop, uitgegaan moet worden van de gemiddelde winst over twee jaren, in casu 2004 en 2005.
Het hof volgt de vrouw in deze zienswijze en zal uitgaan van een gemiddeld bedrijfsresultaat van € 3.154,--.
Het hof volgt de vrouw niet in haar opvatting dat geen rekening mag worden gehouden met de afschrijvingskosten ad
€ 18.591,78 in 2005. De afschrijvingen betreffen machines en inventaris (€ 10.925,78) en auto (€ 3.000,--). Met betrekking tot deze goederen staat wel vast dat deze in waarde verminderen en vervangen moeten worden, zodat het reëel is om rekening te houden met kosten van afschrijving. De afschrijving gebouwen en verbouwing (€ 4.666,--) zou mogelijk wel als irreëel bestempeld kunnen worden, namelijk als sprake zou zijn van waardevaste gebouwen en/of stille reserves. Er is het hof echter niets bekend over de aard van de gebouwen en de waardevastheid daarvan. Daarom zal het hof ook op dit punt rekening houden met de afschrijvingskosten. Het hiervoor overwogene geldt ook voor het jaar 2004.
De vrouw heeft in meergenoemde brief ook (wederom) opgemerkt dat de man € 400,-- per maand huur ontvangt van zijn broer. Dit is echter betwist door de man en het blijkt uit niets. Het hof zal er dan ook geen rekening mee houden.
Anders dan de rechtbank gaat het hof uit van het geboekte bedrijfsresultaat en niet van de privé-opnamen. Het door de rechtbank gebezigde uitgangspunt (gemiddelde van de privé-opnamen over de jaren 2002 tot en met 2004) kan leiden tot onvoorziene nadelige bedrijfseconomische gevolgen, welke gevolgen in het onderhavige geval, nu de gerealiseerde bedrijfsresultaten in belangrijke mate achterblijven bij de privé-opnamen, als onverantwoord dienen te worden aangemerkt en daarom niet kunnen dienen als basis voor de berekening van de draagkracht van de man.
De eerste grief van de man slaagt in zoverre.
De man heeft bij schrijven van zijn raadsvrouwe van 22 maart 2006 weliswaar gesteld dat gerede kans bestaat dat voormelde WAZ-uitkering zal worden stopgezet en dat als gevolg daarvan ook de aan de man door Interpolis verstrekte AO-uitkering zal worden stopgezet, doch met die door de man gestelde omstandigheden zal het hof voorlopig geen rekening houden, omdat dienaangaande geen concrete ter zake dienende bescheiden door de man ter onderbouwing van zijn stelling zijn ingebracht.
B. Lasten van de man
1. Wwb-normbedrag voor een zelfstandig wonende alleenstaande, exclusief de woonkostencomponent, ter voorziening in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud;
2. ziektekosten:
a. € 58,-- per maand aan premie ziektekostenverzekering tot 1 januari 2006 en
b. € 125,25 per maand met ingang van 1 januari 2006, zoals blijkt uit bijlage h bij brief van de procureur van de man van 28 februari 2006.
Daarnaast is de man - als zelfstandige – met ingang van 1 januari een inkomensafhankelijke premie (4,4 %) verschuldigd aan de fiscus, welke premie neerkomt op (4,4 % van € 17.628,--) ongeveer € 65,-- per maand.
Vanaf 1 januari 2006 zal dus rekening worden gehouden met in totaal € 190,-- per maand;
3. € 90,-- per maand aan premie AO-verzekering, zijnde € 2.067,42 aan verschuldigde jaarpremie minus de premierestitutie van € 987,-- op jaarbasis over 2005. Laatst genoemde bedragen blijken uit productie f en g behorende bij brief van de procureur van de man van 28 februari 2006;
4. € 55,60 op jaarbasis aan premie begrafenisverzekering, inclusief de daaraan gekoppelde aanvullende verzekering, zoals blijkt uit productie i. bij meergenoemde brief van 28 februari 2006;
5. € 228,-- per maand aan kosten omgangsregeling. Ter zitting is gebleken dat partijen zich met genoemd bedrag kunnen verenigen.
Andere bijzondere in aanmerking te nemen lasten zijn niet gebleken.
Vaststelling van de kinderalimentatie
4.8. Op basis van bovengenoemde financiële omstandigheden van de man, komt het hof - rekening houdende met de voor de man geldende fiscale aspecten, zoals de aftrekbaarheid van betaalde AO-verzekeringspremie, de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, en de zelfstandigenaftrek 2005 ad € 8.386,--, alsmede de gevolgen van het vernieuwde zorgstelsel per 1 januari 2006 - tot de conclusie dat de man met ingang van 24 augustus 2005 de draagkracht heeft om met de navolgende bedragen een bijdrage te leveren in de kosten van verzorging en opvoeding van de drie kinderen van partijen:
- € 95,-- per kind per maand gedurende de periode met ingang van 24 augustus 2005 tot 1 januari 2006;
- € 70,-- per kind per maand met ingang van 1 januari 2006.
4.9. Ter zitting van het hof is door de vrouw onweersproken gesteld, dat de man tot en met de maand april 2006 volledig heeft voldaan aan de hem bij de bestreden beschikking opgelegde kinderalimentatiebedragen en dat zij deze heeft verbruikt voor het doel waarvoor zij bestemd zijn.
4.9.1. Het vorenstaande leidt tot de omstandigheid dat de vrouw in de periode tot 1 mei 2006 feitelijk meer alimentatie van de man voor de kinderen heeft ontvangen dan zij op grond van deze beschikking zou hebben ontvangen, hetgeen in beginsel kan leiden tot terugbetaling door de vrouw aan de man van hetgeen zij teveel heeft ontvangen.
4.9.2. Nu evenwel alimentaties van maand tot maand plegen te worden verstrekt en door de vrouw zijn verbruikt voor het daarvoor bestemde doel, is het hof van oordeel dat de alimentatieverplichting van de man jegens de kinderen over de periode vanaf 24 augustus tot 1 mei 2006 dient te worden bepaald op de bedragen die de man in dat verband in die periode feitelijk aan de vrouw heeft betaald, zodat de bestreden beschikking in zoverre in stand dient te worden gelaten.
Met ingang van 1 mei 2006 dient de door de man te betalen voor de kinderen te betalen onderhoudsbijdrage feitelijk te worden gesteld op het hiervoor vanaf 1 januari 2006 vastgestelde bedrag.
4.9.3. Op het hoger beroep van de man zal het hof derhalve beslissen op de hierna aangegeven wijze.
Proceskosten.
4.10. De proceskosten van dit hoger beroep worden gecompenseerd, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.
5. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Roermond van 24 augustus 2005 voor wat betreft de aan de man opgelegde kinderalimentaties, doch uitsluitend voor wat betreft de periode van 24 augustus 2005 tot 1 mei 2006
en
vernietigt die beschikking in zoverre met ingang van 1 mei 2006;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt de door de man voor de te [geboorteplaats] geboren drie kinderen van partijen, te weten:
- [A.], op [geboortejaar]
- [B.], op [geboortejaar]
- [C.], op [geboortejaar]
te betalen onderhoudsbijdrage met ingang van 1 mei 2006 nader vast op € 70,-- per kind per maand, voor wat betreft de nog niet verschenen termijnen telkens te voldoen bij vooruitbetaling;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
compenseert de op het hoger beroep gevallen proceskosten tussen partijen aldus, dat ieder van hen de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Smeenk-van der Weijden, Bijleveld en Van der Linden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 24 mei 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.

