Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ8664

Datum uitspraak2007-01-24
Datum gepubliceerd2007-02-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-001416-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

243 Sr: Meer en vaartverweer verworpen. Slachtoffer verkeerde in verregaande staat van dronkenschap. De algemene ervaring leert dat de mate van dronkenschap niet zo snel afneemt dat het slachtoffer, gelet op de ernstige mate van dronkenschap, één à anderhalf uur later niet meer in staat van bewusteloosheid of verminderd bewustzijn verkeerde.


Uitspraak

Parketnummer: 20-001416-06 Uitspraak : 24 januari 2007 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 27 maart 2006 in de strafzaak met parketnummer 01-045262-04 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1971, wonende te [woonplaats], [adres]. Hoger beroep De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende bewezen zal verklaren hetgeen is tenlastegelegd (“verminderd bewustzijn”), en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van in totaal EUR 3.432,16 en de oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 29 augustus 2004 te 's-Hertogenbosch, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 29 augustus 2004 te 's-Hertogenbosch, met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid of verminderd bewustzijn verkeerde, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht of een of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Verdachtes raadsman heeft gepleit voor vrijspraak. Hij heeft hiertoe – kort gezegd – aangevoerd dat [slachtoffer] op het moment van het verrichten van seksuele handelingen niet in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, zoals is tenlastegelegd. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat er te veel twijfel is aan de consistentie en samenhang van de in het dossier aanwezige getuigenverklaringen, om volledig van die verklaringen te kunnen uitgaan, als gevolg waarvan de onschuldige lezing van de verdachte niet door de bewijsmiddelen wordt uitgesloten (Meer- en Vaartverweer). Het hof overweegt het volgende. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en uit de processtukken is komen vast te staan dat: ? aangeefster [slachtoffer] in de nacht van 29 augustus 2004 in verregaande staat van dronkenschap is geraakt (zie verklaringen [slachtoffer]: blz. 35, [getuige 1]: blz. 62, [getuige 2]: blz. 67, [getuige 3]: blz.74, en de eigen verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep en bij de politie, blz.77, waar de verdachte onder meer verklaart dat [slachtoffer] helemaal zat was en dat ze helemaal geen controle over zichzelf had); ? [slachtoffer] tussen 04.00 uur en 05.00 uur niet in staat was om zonder hulp te lopen en zich naar huis te begeven. Ze viel na sluiting van het café buiten in slaap (zie verklaringen [getuige 4]: blz.54, [getuige 1]: blz.62, [getuige 2]: blz.68, [getuige 3]: blz.74, en de verklaring van verdachte zelf op blz.78: “[naam] en ik ondersteunden [slachtoffer] onder haar schouders tijdens het lopen en [slachtoffer]’s hoofd rustte daarbij op mijn schouders. [slachtoffer] kon alleen maar een beetje strompelen”); ? [slachtoffer] om ongeveer 05.00 uur, toen zij inmiddels door vrienden naar huis was gebracht en in bed werd gelegd, nog immer dronken was. Ze wist zelf niet door wie ze naar huis was gebracht (zie verklaringen [slachtoffer]: blz.35-36, [getuige 4]: blz. 54-55, [getuige 3]: blz.74, en de verklaring van verdachte zelf op dossierpagina 77: “Toen ik [slachtoffer] in bed legde kon ze zelf niet bewegen, ze kon in ieder geval niet zelfstandig in bed komen”); ? Omstreeks 06.00 uur is de verdachte op de kamer van [slachtoffer] geweest, waar hij de bewezenverklaarde seksuele handelingen heeft verricht. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – kort gezegd – verklaard dat: ? hij op 29 augustus 2006 heeft meegeholpen [slachtoffer] naar huis te brengen, hij vervolgens is meegegaan met [getuige 4], die vlakbij [slachtoffer] woont, om nog iets te drinken; ? hij vervolgens rond 06.00 uur is vertrokken uit het huis van [getuige 4] en toen langs de woning van [slachtoffer] liep, hij [slachtoffer] slechts gekleed in een slip in de deuropening van de centrale toegangsdeur tot het wooncomplex zag staan terwijl zij zich in een emotionele toestand bevond; ? hij [slachtoffer] vervolgens in haar kamer op de tweede verdieping in bed heeft gestopt waarna hij de woning verliet en de centrale toegangsdeur van het complex achter zich in het slot trok, ? hij ontdekte dat hij zijn mobiele telefoon miste en hij daarop is teruggekeerd naar het complex om zijn telefoon te zoeken; ? hij heeft aangebeld en tegen bewoner [getuige 5] slechts heeft gezegd dat hij naar [slachtoffer] toe wilde gaan, dat [getuige 5] de centrale toegangsdeur voor hem heeft geopend; ? hij [slachtoffer] op de grond liggend en slechts gekleed in een slip voor haar kamerdeur heeft aangetroffen, dat hij haar vervolgens opnieuw in bed heeft gelegd; ? dat [slachtoffer] vervolgens tegen hem heeft gezegd: “Kom bij mij” en hem in haar bed trok, dat zij met twee van zijn vingers over haar vagina wreef, zij daarna zijn penis pakte en daarmee over haar vagina wreef, en zij vervolgens kreunend en schreeuwend klaarkwam. In deze lezing van verdachte verkeerde [slachtoffer] derhalve ten tijde van het tenlastegelegde niet in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht. Het hof acht deze verklaring onaannemelijk. Het hof overweegt hiertoe als volgt: A. [getuige 4] (dossierpagina 55) en [getuige 6] (dossierpagina 59) hebben beiden verklaard dat verdachte, toen deze bij hen nog een biertje dronk, een aantal keer heeft gevraagd waar [slachtoffer] woonde en welk huisnummer zij had, terwijl verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft ontkend deze vragen gesteld te hebben. B. Het hof vindt het onaannemelijk dat [slachtoffer] rond 06.00 uur in haar dronken toestand en gezien het feit dat zij ongeveer een uur daarvoor niet in staat was zelfstandig te lopen, naar beneden is gelopen en zich - slechts gekleed in haar slip - in de deuropening van de centrale toegangsdeur zou hebben bevonden. Bovendien hebben de huisgenoten [getuige 5] (dossierpagina 51) en [getuige 7] (dossierpagina 72) [slachtoffer] niet naar beneden horen lopen. C. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer], nadat hij haar in emotionele toestand bij de centrale toegangsdeur ontdekte, weer in bed heeft gestopt. Echter, de getuigen [getuige 5] (dossierpagina 51) en [getuige 7] (dossierpagia 72) hebben slechts gehoord dat verdachte de trap opliep, en niet [slachtoffer]. Evenmin hebben [getuige 5] en [getuige 7] gehoord dat [slachtoffer] op dat moment in bed is gestopt. D. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij – toen hij terugkeerde naar het huis van [slachtoffer] omdat hij zijn mobiele telefoon miste – tegenover bewoner [getuige 5] slechts zou hebben gezegd dat hij naar [slachtoffer] toe wilde gaan, terwijl [getuige 5] (dossierpagina 51) en [getuige 7] (dossierpagina 72) verklaren dat verdachte zei dat hij [slachtoffer] eerder die nacht dronken thuis had gebracht en hij wilde kijken of alles wel goed met haar ging. E. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij slechts bij één gelegenheid heeft aangebeld bij de centrale toegangsdeur, te weten op het moment dat hij terugkeerde naar het complex om zijn mobiele telefoon te zoeken. [getuige 5] (verklaring bij de rechter-commissaris op 31 oktober 2005) en [getuige 7] (dossierpagina’s 72-73) verklaren echter dat verdachte bij twee verschillende gelegenheden heeft aangebeld, tussen welke gelegenheden enige tijd was verstreken. Bovendien hebben beide getuigen gehoord dat verdachte tussen beide momenten naar beneden is gelopen (het hof begrijpt: naar de centrale toegangsdeur). Op grond van de onder A tot en met E genoemde overwegingen hecht het hof geen geloof aan de verklaring zoals verdachte die ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd. Het hof merkt daarnaast op dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer] niet wordt tegengesproken door enige getuigenverklaring in het strafdossier. De algemene ervaring leert dat de mate van dronkenschap niet zo snel afneemt dat [slachtoffer], gelet op de ernstige mate van dronkenschap omstreeks 05.00 uur, één à anderhalf uur later niet meer in staat van bewusteloosheid of verminderd bewustzijn verkeerde. Haar eigen beschrijving van haar toestand op het moment van de seksuele handelingen bevestigt dit: “Toen ik in mijn bed lag te slapen, werd ik op een gegeven moment half wakker. (…) Ik voelde dat degene die op mij lag, zijn stijve pik in mijn vagina had geduwd. Ik was nog steeds in een dronken toestand. Ik lag gewoon bewusteloos in bed. (…) Ik weet nog dat ik die persoon bij (…) zijn haren heb gepakt in een poging om hem weg te duwen (…). Hierna ben ik weer weggezakt in een diepe slaap of roes” ([slachtoffer], dossierpagina 36). Het hof acht daarom bewezen dat [slachtoffer], toen de verdachte met haar seksuele handelingen verrichte, verkeerde in een staat van bewusteloosheid of verminderd bewustzijn, en dat de verdachte van deze staat wist. Het hof heeft derhalve op grond van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf of maatregel Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van het hof en conform de vordering van de advocaat-generaal kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: ? de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; ? de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht, te weten: het besef bij het slachtoffer dat iemand zich seksueel aan haar heeft opgedrongen; het feit dat het slachtoffer uit angst voor zwangerschap een morning-afterpil heeft moeten slikken en nader onderzoek moest laten doen naar een mogelijke besmetting met een geslachtsziekte; de angst bij het slachtoffer wanneer zij verdachte tegenkomt in de stad en het feit dat het slachtoffer zich gedwongen voelde te verhuizen uit de woning waar het bewezenverklaarde heeft plaatsgevonden; ? het feit dat verdachte misbruik heeft gemaakt van een vrouw die haar roes lag uit te slapen en zich niet kon verweren; ? het feit dat verdachte de woning van het slachtoffer is binnengedrongen door middel van het gebruik van een vals voorwendsel jegens een huisgenoot van het slachtoffer. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Verdachtes raadsman heeft verzocht om – indien het hof tot een veroordeling zou komen – verdachte een werkstraf op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof is echter van oordeel dat het bewezenverklaarde een te ernstige inbreuk op de rechtsorde en op de integriteit van het slachtoffer is om te volstaan met oplegging van een taakstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof heeft zich rekenschap gegeven van het feit dat deze veroordeling negatieve gevolgen kan hebben voor de naturalisatieprocedure van verdachte. Het hof ziet – gezien de ernst van het bewezenverklaarde – hierin echter geen grond de op te leggen straf te matigen. Schadevergoeding De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 3.432,16 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van de niet toegewezen vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden van EUR 660,80 (EUR 420,80 huisvestingsbemiddeling en EUR 240,- kosten voor behandeling door een psychotherapeut). Deze kostenposten zullen dan ook worden toegewezen. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde acht het hof de wens van het slachtoffer om uit de woning, waarin het bewezenverklaarde plaatsvond, te verhuizen begrijpelijk. De kosten van huisvestingsbemiddeling zijn dan ook aan te merken als rechtstreeks door het bewezenverklaarde misdrijf veroorzaakte schade. De gevorderde kosten voor één maand huur en voor een waarborgsom zullen worden afgewezen, nu dit geen door het strafbare feit veroorzaakte schade is. Daarnaast zal het hof de gevorderde immateriële kosten toewijzen tot een bedrag van EUR 2.500,- (voorschot), daar het hof deze kosten billijk acht gezien het de ernst van het bewezenverklaarde. Tevens zal het hof de gevorderde wettelijke rente over het totale bedrag toewijzen vanaf 1 oktober 2004 (datum nota huisvestingsbemiddelingskosten). Het hof ziet tevens aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f van Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f en 243 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: met iemand van wie de dader weet dat zij in staat van bewusteloosheid of verminderd bewustzijn verkeert handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden. Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe. Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd, te betalen een bedrag van EUR 3.160,80 (drieduizend honderdzestig euro en tachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 oktober 2004. Wijst de vordering voor het overige af. Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil . Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer], wonende te [adres] [woonplaats], een bedrag te betalen van EUR 3.160,80 (drieduizend honderdzestig euro en tachtig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 63 (drieënzestig) dagen hechtenis, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 oktober 2004. Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen. Aldus gewezen door mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter, mr. J.A. van Zon en mr. R.A. Fibbe, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoekstra, griffier, en op 24 januari 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken. mr. R.A. Fibbe is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.