Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ8699

Datum uitspraak2007-02-16
Datum gepubliceerd2007-02-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/800026-04 en 06/801043-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Hennepteler uit Wapenveld veroordeeld tot 8 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk en een werkstraf van 150 uur. De verdachte had naast een hennepkwekerij in een schuur ook een grote ondergrondse hennepkwekerij, die was ingericht in een tiental ingegraven zeecontainers. De ondergronds hennepkwekerij is al vrij kort na aanleg en de ingebruikname ontdekt.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer(s): 06/800026-04 en 06/801043-04 Uitspraak d.d.: 16 februari 2007 Tegenspraak / onip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1975, wonende te [adres en woonplaats]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2007. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: Parketnummer 06/800026-04: 1. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2002 tot en met 09 februari 2004 in de gemeente Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II; art 3 lid 1 ahf/ond B Opiumwet art 11 lid 2 Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 3 lid 1 ahf/ond C Opiumwet 2. hij op of omstreeks 10 februari 2004 in de gemeente Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 2130 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet; art 3 ahf/ond C Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 3. hij op of omstreeks 10 februari 2004 in de gemeente Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een (balletjes)pistool, zijnde (een) voorwerp(en) vermeld op lijst a of lijst b van de bij de Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage I, voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 46 Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 13 lid 1 Wet wapens en munitie 4. hij op of omstreeks 10 februari 2004 in de gemeente Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie II, te weten één stroomstootwapen en/of twee, althans één (traan)gasbusje(s), voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 26 lid 1 Wet wapens en munitie 5. hij op of omstreeks 10 februari 2004 in de gemeente Heerde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk: FN) en/of een geweer (merk: CZ), en/of munitie van categorie III, te weten zeshonderdvijfenzeventig, althans een of meer patro(o)n(en), voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 26 lid 1 Wet wapens en munitie Parketnummer 06/801043-04: 1. hij in of omstreeks de periode van 25 februari 2002 tot en met 23 april 2004 in de gemeente Heerde, in elk geval in Nederland, (telkens) een bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en/of UWV GAK Uitvoering Werknemersverzekeringen, in gebruik zijnd Werkbriefje, zijnde (een) formulier(en) ter uitvoering van (ondermeer) de Werkloosheidswet (WW), zijnde (telkens) een geschrift bestemd om tot bewijs van het op die/dat formulier(en) vermelde, althans om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt, (telkens) met het oogmerk om die/dat formulier(en) als echt en overvalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bedoeld valselijk opmaken (telkens) hierin heeft bestaan dat hij, verdachte (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid op die/dat formulier(en) heeft vermeld, althans te kennen heeft gegeven - zakelijk weergegeven - dat hij in de periode waarop die/dat formulier(en) betrekking had(den) niet heeft gewerkt of loon heeft genoten en/of (vervolgens) (telkens) genoemd(e) formulier(en) heeft ondertekend; art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij in of omstreeks de periode van 9 januari 2002 tot en met 9 februari 2004, in de gemeente Heerde, in elk geval in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten bij of krachtens artikel 25 van de Werkloosheidswet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), terwijl dit/deze feit(en) kon(den) strekken of heeft/hebben gestrekt tot bevoordeling van zichzelf en/of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang zijn/waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking en/of tegemoetkoming van een werkloosheidsuitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke uitkering, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk in strijd met eerdergenoemde verplichting verzwegen dat hij als (zelfstandig) ondernemer betrokken was bij de inrichting en/of het beheer van een of meer hennepkwekerijen, althans werkzaamheden verrichtte en/of daaruit inkomsten genoot en/of anderszins inkomsten genoot; art 227b Wetboek van Strafrecht Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Gevoerde verweren: Namens verdachte is aangevoerd dat de anonieme melding en de gehouden warmtemeting niet als grondslag voor de zoeking van 10 februari 2004 gebezigd konden worden. De informatie uit de anonieme tip was op dat moment twee maanden oud en de uitkomst van de warmtemeting was op dat moment een maand oud. Bovendien kon er door aanwezigheid van de paardenstallen en een kweekvijver geen exacte temperatuur aangegeven worden, zodat die warmtemeting zondermeer niet redengevend kon zijn voor een gerechtvaardigd vermoeden. Voorts is het perceel zonder toestemming van verdachte en/of zijn vader betreden. Het ter plaatse aangetroffen bewijs is onrechtmatig verkregen en dient daarom als zodanig uitgesloten te worden. Voorts is aangevoerd dat, voor zover er sprake was van een redelijk vermoeden van schuld, de cautie op een eerder moment gegeven had moeten worden. De zoeking die vervolgens heeft plaatsgevonden was onrechtmatig omdat er geen machtiging was afgegeven. De handelingen hebben zich niet beperkt tot zoekend rondkijken. De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke grondslag van de verweren niet aannemelijk is geworden. Op 19 december 2003 werd in een anonieme tip bij het Front-Office van Meld Misdaad Anoniem gemeld dat in een stal door verdachte en zijn vader hennep werd gekweekt. Nadat deze melding is doorgeleid aan de politie te Heerde is op 14 januari 2004 door het Bureau Recherche Ondersteuning een warmteonderzoek gehouden waaruit bleek dat de warmteuitstraling van een kapschuur meer dan normaal was. Dit leverde een aanwijzing op voor verdenking van een in werking zijnde hennepkwekerij. Naar aanleiding hiervan is er een team geformeerd dat op 10 februari 2004 een nader onderzoek zou instellen op het terrein. Bij betreding van het terrein is het doel van het bezoek aan verdachte en zijn vader meegedeeld waarna verdachte, nog voordat hem de cautie kon worden gegeven, spontaan heeft meegedeeld waar zich een hennepkwekerij bevond. Vervolgens is direct de cautie gegeven. Tijdens de ontmanteling van de kwekerij bleek dat op de openbare weg aan de achterzijde van het terrein ook een sterke hennepgeur werd waargenomen, hetgeen er op zou kunnen duiden dat er nog ergens hennep(afval) aanwezig zou kunnen zijn. Verdachte verklaarde desgevraagd van niets te weten, waarna het gehele perceel buiten de woning is bekeken. Al rondkijkend werden vervolgens luchtgaten aangetroffen en bleek dat gedeeltes van ingegraven zeecontainers zichtbaar waren. Na het op heterdaad aantreffen van die ondergrondse hennepkwekerij zijn vervolgens de woningen betreden om te kijken of daar ook goederen met betrekking tot de Opiumwet aanwezig waren. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat, indien op dat moment de toestand bevroren was, een machtiging zonder meer zou zijn verleend. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Bewezenverklaring De rechtbank zal ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit een kortere pleegperiode bewezen verklaren dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank van oordeel is dat geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte zich in de periode vóór augustus 2003 heeft bezig gehouden met het kweken van hennep. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: Parketnummer 06/800026-04: 1. hij in de periode van 01 augustus 2003 tot en met 09 februari 2004 in de gemeente Heerde telkens opzettelijk heeft geteeld en/of bewerkt en/of verwerkt, een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan van meer dan 30 gram, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II; 2. hij op 10 februari 2004 in de gemeente Heerde opzettelijk aanwezig heeft gehad 453 hennepplanten en/of delen daarvan, van meer dan 30 gram, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II; 3. hij op 10 februari 2004 in de gemeente Heerde een wapen van categorie I onder 7°, te weten een balletjespistool, zijnde een voorwerp vermeld op lijst a of lijst b van de bij de Regeling Wapens en Munitie behorende bijlage I, voorhanden heeft gehad; 4. hij op 10 februari 2004 in de gemeente Heerde wapens van categorie II, te weten één stroomstootwapen en twee traangasbusjes, voorhanden heeft gehad; 5. hij op 10 februari 2004 in de gemeente Heerde wapens van categorie III, te weten een pistool (merk: FN) en een geweer (merk: CZ), en munitie van categorie III, te weten patronen, voorhanden heeft gehad; Parketnummer 06/801043-04: 1. hij in de periode van 01 augustus 2003 tot en met 23 april 2004 in de gemeente Heerde, in elk geval in Nederland, telkens een bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en/of UWV GAK Uitvoering Werknemersverzekeringen, in gebruik zijnd Werkbriefje, zijnde formulieren ter uitvoering van ondermeer de Werkloosheidswet (WW), zijnde telkens een geschrift bestemd om tot bewijs van het op dat formulier vermelde, telkens valselijk heeft opgemaakt, telkens met het oogmerk om dat formulier als echt en overvalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bedoeld valselijk opmaken telkens hierin heeft bestaan dat hij, verdachte telkens valselijk en in strijd met de waarheid op dat formulier heeft vermeld - zakelijk weergegeven - dat hij in de periode waarop dat formulier betrekking had niet heeft gewerkt en vervolgens telkens genoemd formulier heeft ondertekend; 2. hij in de periode van 1 augustus 2003 tot en met 9 februari 2004, in de gemeente Heerde, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten bij of krachtens artikel 25 van de Werkloosheidswet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), terwijl dit feit kon strekken of heeft gestrekt tot bevoordeling van zichzelf, terwijl verdachte wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking van een werkloosheidsuitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke uitkering, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk in strijd met eerdergenoemde verplichting verzwegen dat hij als zelfstandig ondernemer betrokken was bij de inrichting en het beheer van een of meer hennepkwekerijen en dat hij daaruit inkomsten genoot. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: Parketnummer 06/800026-04: 1. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en sub B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; 2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, aanhef en sub C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; 3. handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie; 4. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd; 5. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd. Parketnummer 06/801043-04: 1. valsheid in geschrift, meermalen gepleegd; 2. in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een voorwaardelijk gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte uit winstbejag een zeer grote, deels ondergrondse, hennepkwekerij heeft opgericht en in werking heeft gehad waardoor hij heeft bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten plegen te leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen als gezondheidsschade voor gebruikers en sociale overlast. De rechtbank tilt er zwaar aan dat verdachte ook wapens en daarbij behorende munitie in bezit heeft gehad. De combinatie van wapens en drugs kan bijzonder gevaarlijk zijn, gelet op het feit dat er bij conflicten die ontstaan in de handel in drugs – een handel waarin het vaak om grote financiële belangen gaat – al snel gebruik wordt gemaakt van vuurwapens. Voorts heeft verdachte zich in die periode schuldig gemaakt aan het plegen van valsheid in geschrift waardoor een orgaan, belast met de uitvoering van de uitvoering van de sociale verzekeringen, is benadeeld. Nu de rechtbank ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde feit komt tot een geringere periode van bewezenverklaring en een geringer aantal oogsten dan waar de officier van justitie zijn eis op heeft gebaseerd, komt de rechtbank tot de oplegging van een lichtere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. Verder werkt in het voordeel van verdachte mee dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest. In beslag genomen voorwerpen De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: - 2 aggregaten; volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het onder parketnummer 06/800026-04 onder 2 bewezenverklaarde is begaan. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: - 1 geweer met richtkijker, CZ 452-2E, serienummer 546189; - 1 foudraal, kleur grijs; - 1 pistool, Beretta 8000 Cougar, in kunststof koffer, serienummer 039479MC; - 1 Berretta patroonhouder, gevuld met 14 patronen; - 1 pistool, FN Browning, serienummer 76326; - 2 patronenhouders, waarvan 1 gevuld met 13 patronen en 1 gevuld met 14 patronen; - 1 pistool, Springfield 1911-A1, serienummer N360536, cal. .45; met betrekking tot welke de onder parketnummer 06/800026-04 onder 3 tot en met 5 bewezenverklaarde is begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 33, 33a, 36b, 36c, 57, 91, 225 en 227b van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder parketnummer 06/800026-04 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en het onder parketnummer 06/801043-04 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 150 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen. Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: - 2 aggregaten. Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: - 1 geweer met richtkijker, CZ 452-2E, serienummer 546189; - 1 foudraal, kleur grijs; - 1 pistool, Beretta 8000 Cougar, in kunststof koffer, serienummer 039479MC; - 1 Berretta patroonhouder, gevuld met 14 patronen; - 1 pistool, FN Browning, serienummer 76326; - 2 patronenhouders, waarvan 1 gevuld met 13 patronen en 1 gevuld met 14 patronen; - 1 pistool, Springfield 1911-A1, serienummer N360536, cal. .45. Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Van Hoorn en Van Breda, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 februari 2007.