Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ9094

Datum uitspraak2007-02-21
Datum gepubliceerd2007-02-21
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers88925/FA RK 06-571
Statusgepubliceerd


Indicatie

Wijziging kinderalimentatie nadat de (onderhoudsplichtige) man er met zijn nieuwe partner voor heeft gekozen naar Zweden te emigeren. De man heeft daar (nog) geen nieuwe baan gevonden, maar wel van de opbrengst van de verkoop van zijn woning in Nederland een woning (zonder hypotheek) in Zweden gekocht. Ook hebben de man en zijn nieuwe partner een dochter gekregen. De regel met betrekking tot de 90 % van de toepasselijke bijstandsnorm is buiten toepassing gelaten.


Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR Sector civiel recht zaak- en rekestnummer: 88925 / FA RK 06-571 datum: 21 februari 2007 Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken in de zaak van: [verzoeker – de man], wonende te Västervik, Zweden, verzoekende partij, procureur: mr. A. de Groot, advocaat: mr. E.A.J. Verschuur-van der Voort te Haarlem, tegen: [gerekwestreerde - de vrouw], wonende te Hoogkarspel, gemeente Drechterland, gerekwestreerde, procureur: mr. J.W.E. Groot. Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de man en de vrouw. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE Ter griffie van deze rechtbank is op 28 juni 2006 een verzoekschrift van de man ingekomen waarin wordt verzocht de bij beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 8 juli 1993 vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [naam oudste dochter], geboren in de gemeente [geboorteplaats en -datum], en [naam jongste dochter], geboren in de gemeente [geboorteplaats en -datum], op nihil te stellen met ingang van 1 november 2005, althans te stellen op een door de rechtbank te bepalen bedrag en ingangsdatum. De vrouw heeft daarop een verweerschrift ingediend, strekkende tot het niet-ontvankelijk verklaren van de man in diens verzoek dan wel tot afwijzing van dat verzoek. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 januari 2007. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. De minderjarige [naam oudste dochter] is opgeroepen voor een gesprek met de rechter en is aldaar verschenen. DE BEHANDELING VAN DE ZAAK De man voert als grond voor het verzoek aan dat voornoemde bijdrage niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet wegens wijziging in de zijn draagkracht. De man stelt daartoe dat hij is geëmigreerd naar Zweden en er tot op heden niet in is geslaagd een baan te vinden. De vrouw betwist dat de door de man gestelde wijziging van omstandigheden een relevante wijziging is die tot nihilstelling van de bijdrage dient te leiden. Daarnaast stelt de vrouw dat de man bij zijn vertrek naar Zweden voorzieningen heeft getroffen om voornoemde bijdrage te kunnen blijven voldoen. Voorts stelt de vrouw zich op het standpunt dat uit de stukken niet blijkt dat de draagkracht van de man is verminderd en dat de ingangsdatum van een eventuele wijziging de datum van de te geven beschikking dient te zijn. De behoefte aan een bijdrage is niet weersproken en staat derhalve vast. De rechtbank is van oordeel dat aan de zijde van de man door zijn emigratie naar Zweden en het verlies van zijn baan sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden, zodat het noodzakelijk is de draagkracht van de man opnieuw te beoordelen. Uitgangspunt bij de beoordeling door de rechtbank is dat de gevolgen van de keuze van de man om te emigreren (opzeggen baan, risico vermindering inkomen, risico niet vinden nieuwe baan) voor zijn rekening dienen te blijven. De man had, gelet op het belang van de bestaande onderhoudsverplichting jegens de twee hier aan de orde zijnde kinderen, ook een andere keuze kunnen maken. Meer in het algemeen geldt dat de man zich als onderhoudsplichtige dient te onthouden van gedragingen die tot een inkomensvermindering leiden. De man heeft ervoor gekozen van een groot deel van de opbrengst van zijn woning in Nederland een woning in Zweden te kopen, zodanig dat hij daarvoor geen hypotheek heeft hoeven af te sluiten. Een kleiner deel van voornoemde opbrengst -waarvan nu minder dan Euro 20.000,- over zou zijn- heeft de man gereserveerd voor onder meer de bijdrage voor de minderjarige kinderen van partijen. De man had ook hier een andere keuze kunnen maken. Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank de man een verdiencapaciteit toekennen die hij feitelijk niet heeft (zogenaamde fictieve verdiencapaciteit). Mede omdat het inkomensverlies voor herstel vatbaar is (indien de man erin slaagt inkomen te verwerven) laat de rechtbank de algemene regel dat de man bij betaling van zijn onderhoudsbijdrage niet onder de 90 % van de toepasselijke bijstandsnorm mag komen buiten toepassing. Uit de stukken en de mondelinge behandeling zijn voorts de volgende relevante feiten en omstandigheden gebleken. De man is op grond van voornoemde beschikking van 8 juli 1993 thans een bijdrage van Euro 188,12 per kind per maand verschuldigd. De man en zijn nieuwe partner hebben op 16 november 2006 een dochter gekregen. De rechtbank zal op grond van het vorenstaande ervan uitgaan dat de verdiencapaciteit van de man ongewijzigd is gebleven, maar dat de (grotendeels fictieve) draagkrachtruimte thans wel over drie kinderen (waarvoor de man onderhoudsplichtig is) verdeeld dient te worden. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat na te melden bijdrage in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven. Met betrekking tot de verzochte ingangsdatum overweegt de rechtbank dat, gelet op het gemotiveerde verweer van de vrouw hieromtrent, de tegemoetkomende reactie van de man ter gelegenheid van de mondelinge behandeling en het feit dat bijdragen als de onderhavige plegen te worden verteerd in de maand waarin ze zijn uitgekeerd, de wijziging van de bijdrage met ingang van de datum van deze beschikking dient te worden vastgesteld. DE BESLISSING De rechtbank: Wijzigt de beschikking van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 8 juli 1993 aldus dat de daarbij vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [naam oudste dochter], geboren in de gemeente [geboorteplaats en -datum], en [naam jongste dochter], geboren in de gemeente [geboorteplaats en -datum], met ingang van heden nader wordt vastgesteld op Euro 126,- per kind per maand, te vermeerderen met het bedrag van iedere uitkering die de man op grond van geldende wetten of regelingen kan of zal worden verleend, en telkens bij vooruitbetaling te voldoen. Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht. Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. van der Molen, lid van gemelde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 februari 2007, in tegenwoordigheid van mr. V.P. Schulze, griffier.