Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ9102

Datum uitspraak2007-02-21
Datum gepubliceerd2007-02-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/849344-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

- Vijf jaar gevangenisstraf voor gewelddadige overval op supermarkt. - Geurproef als ondersteunend bewijs gebruikt.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Parketnummer: 01/849344-05 Uitspraakdatum: 21 februari 2007 VERKORT VONNIS Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977, wonende te [adres]. thans verblijvende: P.I. Noord Brabant Noord, De Leuvense Poort te 's-Hertogenbosch Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 maart 2006, 6 juni 2006, 31 augustus 2006, 21 november 2006 en 7 februari 2007. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht. De tenlastelegging. De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 februari 2006. Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. hij op of omstreeks 24 september 2004 te Mill, gemeente Mill en Sint Hubert, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit/nabij een Edah supermarkt (gelegen aan de Markt 15) een sleutelbos en/of een (samsonite)koffer met inhoud en/of een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffers], in elk geval aan een ander en/of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffers] en/of een of meer andere perso(o)n(en), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffers] en/of een of meer andere perso(o)n(en) heeft gedwongen tot de afgifte van een sleutelbos en/of een (samsonite)koffer met inhoud en/of een tas met inhoud, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffers] en/of een of meer andere perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s): - [slachtoffer] heeft/hebben benaderd terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (een) (bivak)muts(en) en/of pantykous(en) over zijn/hun hoofd heeft/hadden getrokken en/of (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft/hebben gezet, althans op [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of (vervolgens) een hand op de mond van [slachtoffer] heeft/hebben gelegd en/of (daarbij/vervolgens) [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd "stil of ik schiet je door je hoofd" althans woorden van gelijke strekking en/of (vervolgens) een jas over het hoofd van [slachtoffer] heeft/hebben gelegd en/of (vervolgens) [slachtoffer] (met kracht) een ruimte heeft/hebben ingeduwd en/of (vervolgens) (de voeten en/of polsen van) [slachtoffer] (met tape) heeft/hebben vastgebonden/gekneveld en/of (vervolgens) [slachtoffer] heeft/hebben gefouilleerd en/of (vervolgens) [slachtoffer] heeft/hebben opgesloten op een toilet en/of - (daarbij/vervolgens) een voorwerp in/tegen de nek, althans tegen het lichaam, van [slachtoffer] heeft/hebben geduwd en/of (vervolgens) [slachtoffer] het pand van de Edah supermarkt heeft/hebben ingetrokken en/of (vervolgens) [slachtoffer] heeft/hebben vastgebonden/gekneveld en/of (vervolgens) een jas over het hoofd van [slachtoffer] heeft/hebben gelegd en/of - (daarbij/vervolgens) [slachtoffer] en/of een of meer ander(en) (stevig) heeft/hebben vastgepakt en/of (met kracht) heeft/hebben geduwd en/of heeft/hebben vastgebonden/gekneveld en/of een jas, althans een voorwerp, over het hoofd van [slachtoffer] en/of die ander(en) heeft/hebben gelegd en/of een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op (het hoofd van) [slachtoffer] en/of die ander(en) heeft/hebben gericht en/of (daarbij) [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd "rustig blijven, niet gillen, anders schiet ik je kop eraf", althans woorden van gelijke aard en/of strekking; [artikel 312 en/of 317 van het Wetboek van Strafrecht] 2. hij op of omstreeks 24 september 2004 te Mill, gemeente Mill en Sint Hubert, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of een of meer andere perso(o)n(en), wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en / of beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die ander(en), althans alleen voornoemde [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of een of meer andere perso(o)n(en), opzettelijk en wederrechtelijk in een ruimte van de Edah op te houden en/of (vervolgens) een of meerdere personen te knevelen/vast te binden en/of een jas over het hoofd te trekken en/of onder de bedreiging van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een (ijzeren) staaf de woorden toe te voegen dat ze stil moeten zijn en/of zich niet moeten bewegen, althans woorden van gelijke (bedreigende) aard en/of strekking; [artikel 282 en 47 van het Wetboek van Strafrecht] 3. hij op of omstreeks 23 september 2004 te Uden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (personen)auto (merk Opel Kadett, kenteken), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door het portierslot en/of het stuurslot en/of het contactslot te forceren en/of te verbreken; [artikel 311 Wetboek van Strafrecht] De geldigheid van de dagvaarding. De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. De bewezenverklaring. Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige] De rechtbank constateert dat [getuige] ter terechtzitting van 21 november 2006 onder ede in vrijheid, en ondanks een door hem eerder gevoelde dreiging, heeft verklaard en daarbij consistent en volledig was ten opzichte van zijn eerder afgelegde verklaringen. De rechtbank acht deze verklaring betrouwbaar en zal deze dan ook als bewijsmiddel gebruiken. Datzelfde geldt voor de verklaringen, zoals door [getuige] afgelegd tegenover de politie. Door de raadsman is nog opgemerkt dat deze verhoren van [getuige] op 15 en 16 november 2005 op een onjuiste wijze zijn uitgevoerd. De rechtbank volgt de verdediging hier niet in. Uit de processen-verbaal leidt de rechtbank af dat [getuige], na te zijn geconfronteerd met de resultaten van de geurproef van verdachte, aanvankelijk nog steeds weigerde de naam van zijn mededader te noemen. De volgende dag heeft [getuige] alsnog zijn verklaring aangevuld en heeft hij de naam van verdachte genoemd. Uit deze feitelijke gang van zaken kan niet worden afgeleid dat de verklaringen van [getuige] niet in vrijheid zijn afgelegd. Ook overigens is niet gebleken van een wijze van verhoren waarvan in redelijkheid kan worden gezegd dat [getuige] niet in vrijheid heeft kunnen verklaren. De rechtbank zal daarom ook deze verklaring gebruiken als bewijsmiddel. Ten aanzien van de deskundigheid van mevrouw dr. G.A.A. Schoon: De raadsman heeft ter terechtzitting - kort gezegd - aangevoerd dat de verklaring van mevrouw Schoon niet als deskundigenverklaring in de zin van artikel 343 van het Wetboek van Strafvordering kan worden aangemerkt. Bovendien is het de raadsman niet gebleken dat Schoon door de rechter-commissaris is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 233 van het Wetboek van Strafvordering. Mevrouw dr. G.A.A. Schoon is ter terechtzitting van 21 november 2006 als deskundige door de rechtbank beëdigd en als deskundige in de zin van de artikelen 287, 288 en 299 van het Wetboek van Strafvordering gehoord. Door de verdediging is niet aannemelijk gemaakt dat de deskundige Schoon niet zou beschikken over de deskundigheid waarover zij ter terechtzitting van 21 november 2006 door de rechtbank is bevraagd. De rechtbank beschouwd de door haar gegeven informatie dan ook als deskundig en verwerpt derhalve het door de raadsman gevoerde verweer. Ten aanzien van de geurproef: De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de geurproef in casu niet als steunbewijs mag worden aangemerkt, aangezien aan deze geurproef meerdere gebreken kleven zoals in de pleitnota verwoord. De rechtbank zal in de navolgende overweging ingaan op de geurproef. Allereerst zal een aantal algemene aspecten worden besproken. Vervolgens zal de wijze van uitvoering van de geurproef in deze strafzaak worden behandeld. Tenslotte zal de rechtbank in een korte beschouwing aangeven hoe zij aankijkt tegen de geurproef in relatie tot enkele andere bewijsmiddelen in deze zaak. Prof. Frijters en dr. Schoon hebben beiden als deskundige uitgebreid gerapporteerd. Dr. Schoon heeft ter zitting mondeling haar visie gegeven op een aantal conclusies van prof. Frijters in de concrete zaak, zoals vastgelegd in diens eerste rapport. Beide deskundigen hebben in een nader schriftelijk stuk de eigen meningen en standpunten nader onderbouwd, en hebben kunnen reageren op elkaars meningen en standpunten. De rechtbank beschouwt beide personen als (voor deze zaak beëdigd) deskundige. Ten aanzien van deze personen is de rechtbank niet gebleken van een gebrek aan deskundigheid. Hoewel de beide deskundigen verschillende inzichten blijken te hebben omtrent de geurproef, zijn er ook overeenkomsten aan te wijzen. Beiden wijzen op het belang van zorgvuldigheid en transparantie ten aanzien van de geuridentificatieproefneming. De rechtbank deelt die visie en maakt die tot de hare. De rechtbank heeft in haar verdere beoordeling beide aspecten nadrukkelijk betrokken in haar beoordeling van de geurproef. Anders dan prof. Frijters betoogt, heeft de geurproef een feitelijke basis. De hond dient aan de hand van een protocol zijn werkzaamheden te verrichten. Dit protocol is zó opgesteld dat menselijke beïnvloeding (bedoeld of onbedoeld) wordt voorkomen. Dat een exacte biologische of natuurwetenschappelijke verklaring voor het (herkennings-)gedrag van de hond ontbreekt, doet niet af aan de eventuele bewijswaarde van een geurproef. Dit gegeven, het ontbreken van een exacte biologische/natuurwetenschappelijke verklaring van het bewijsmiddel, geldt in essentie evenzeer voor de herkenning door een getuige of andere verklaring omtrent enige waarneming door een getuige. De rechtbank acht de geurproef in algemene zin, mits correct uitgevoerd, een bruikbaar bewijsmiddel. Wel is zij van oordeel dat, bij de huidige stand, een geurproef als enige bewijsmiddel ontoereikend is om te komen tot wettig en overtuigend bewijs van een strafbaar feit. In deze zaak blijkt dat de hond een geurovereenkomst heeft vastgesteld tussen de geurdragers die zijn gevonden en veiliggesteld op de plaats van het misdrijf en de geurdragers die verdachte later heeft vastgepakt op de bij proces-verbaal gerelateerde wijze. De hond die de geurproef heeft uitgevoerd, had kort voor dat moment een controletest met een andere geurdrager met succes afgelegd, hetgeen de rechtbank ziet als een extra controle op de betrouwbaarheid van de hond. De rechtbank heeft verder vast kunnen stellen dat het onderzoek "blind" is uitgevoerd, zodat de hondengeleider de hond in kwestie niet kan hebben beïnvloed: ook de begeleider kent de plaats van de buisjes van verdachte niet. Tenslotte heeft de verdediging aangegeven dat verdachte de geurdragers 3 minuten heeft vastgehad in plaats van 5 minuten, zoals ten tijde van het uitvoeren van de proef was vereist. De rechtbank stelt vast dat thans in het besluit een termijn van 3 minuten is voorgeschreven. De ratio van een termijn van vasthouden is naar het oordeel van rechtbank er in gelegen dat zich voldoende geur van een proefpersoon of verdachte moet kunnen hechten aan een geurdrager. De rechtbank stelt verder vast dat de fysieke en/of chemische processen die ten grondslag liggen aan de geuroverdracht niet zijn gewijzigd tussen de datum uitvoering van de geurproef en vandaag, zodat de gehanteerde 3 minuten materieel voldoende is. De feitelijke uitvoering van de geurproef is daarmee op dit punt in elk geval niet zodanig dat is gehandeld in strijd met de redelijkerwijs te beschermen belangen van de verdachte. Ook anderszins is de rechtbank niet gebleken van een onzorgvuldige wijze van uitvoering van de geurproef, zodat deze -met inachtneming van de hiervoor gemaakte kanttekeningen- als bewijsmiddel kan en zal worden gebruikt. De rechtbank beschouwt de geurproef als ondersteunend bewijs. De sporendragers die zijn aangetroffen en veiliggesteld op de plaats van het misdrijf betroffen de handvatten van een karretje. Hiervan heeft [getuige] verklaard dat zijn mededader die handvatten met de blote hand heeft vastgehad. In dit verband merkt de rechtbank verder op dat [getuige] in zijn verklaringen ook zichzelf heeft belast. [getuige] heeft, zoals eerder aangegeven, als getuige onder ede zijn verklaring op consistente en gedetailleerde, en daarmee op geloofwaardige wijze, bevestigd. Tenslotte heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat verdachte en [getuige] (met een derde) op een tijdstip na de overval die thans aan de orde is, nog een overval op een supermarkt hebben gepleegd. Ten aanzien van de contra-expertise en toezegging bijwonen geurproef raadsvrouwe: De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte ten tijde van de geurproef op voorhand al aan de verbalisanten had aangegeven dat hij een contra-expertise wilde, maar dat die hoewel die tot de mogelijkheden behoorde, niet is uitgevoerd. Voorts hadden de verbalisanten aan verdachte medegedeeld dat zijn raadsvrouwe de geurproef mocht bijwonen, echter zijn zij deze toezegging niet nagekomen. Verdachte is hierdoor volgens de verdediging in zijn belangen geschaad. Een absoluut recht op een contra-expertise, in die zin dat een bewijsmiddel uitsluitend dan tot het bewijs kan bijdragen indien - na een daartoe strekkend verzoek van de verdediging - een vorm van contra-expertise is uitgevoerd, is er niet. De rechtbank heeft al aangegeven dat zij de geurproef als een bewijsmiddel ziet dat de juistheid van de verklaring van [getuige] ondersteunt. Door de verdachte is bij de uitvoering van de geurproef aangegeven dat hij een contra-expertise wilde zien uitgevoerd. Door de politieambtenaren die de geurproef uitvoerden, is hem medegedeeld dat dit niet mogelijk was. Ten zitting heeft dr. Schoon echter bericht dat er vormen van "contra-expertise ", zoals het uitvoeren van de geurtest met een tweede hond kort na de eerste test, denkbaar zijn. Niet is gebleken dat deze kennis aanwezig was bij de politieambtenaren ten tijde van het uitvoeren van de geurproef. Het protocol van de geurproef voorzag (en voorziet ook thans) niet in de mogelijkheid van een contra-expertise. De politieambtenaren hebben, gelet op het vorenstaande, niet opzettelijk in strijd met de rechten van de verdachte gehandeld. Evenmin is gebleken dat zij met grove veronachtzaming van diens rechten hebben gehandeld. Voorafgaand aan de uitvoering van de geurproef was voorts aan de raadsvrouwe van verdachte toegezegd dat zij de uitvoering van de geurproef kon bijwonen. Deze toezegging is niet nagekomen. Door aldus te handelen heeft de politie in strijd gehandeld met een uitdrukkelijke toezegging. De rechtbank acht deze gang van zaken onjuist en ongewenst. Zij verbindt aan deze handelwijze echter geen consequenties, aangezien de geurproef binnen de grenzen van het protocol is uitgevoerd en verdachte om die reden niet zodanig in zijn belangen is geschaad dat het niet nakomen van de toezegging gevolgen zou dienen te hebben. De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte 1. op 24 september 2004 te Mill, gemeente Mill en Sint Hubert, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit/nabij een Edah supermarkt (gelegen aan de Markt 15) een sleutelbos toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededader: - [slachtoffer] hebben benaderd terwijl verdachte en zijn mededader een (bivak)muts of pantykous over hun hoofd hadden getrokken en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van [slachtoffer] hebben gezet, en vervolgens een hand op de mond van [slachtoffer] hebben gelegd en daarbij [slachtoffer] de woorden hebben toegevoegd "stil of ik schiet je door je hoofd" althans woorden van gelijke strekking en vervolgens een jas over het hoofd van [slachtoffer] hebben gelegd en vervolgens [slachtoffer] een ruimte hebben ingeduwd en vervolgens de voeten en polsen van [slachtoffer] (met tape) hebben vastgebonden en vervolgens [slachtoffer] hebben gefouilleerd en vervolgens [slachtoffer] hebben opgesloten op een toilet, en op 24 september 2004 te Mill, gemeente Mill en Sint Hubert, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen nabij een Edah supermarkt (gelegen aan de Markt 15) een (samsonite)koffer met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer], en op 24 september 2004 te Mill, gemeente Mill en Sint Hubert, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld, [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededader: [slachtoffer] (stevig) hebben vastgepakt en (met kracht) hebben geduwd en een jas over het hoofd van [slachtoffer] hebben gelegd en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op (het hoofd van) [slachtoffer] hebben gericht en [slachtoffer] de woorden hebben toegevoegd "rustig blijven, niet gillen, anders schiet ik je kop eraf", althans woorden van gelijke aard en/of strekking; 2. op 24 september 2004 te Mill, gemeente Mill en Sint Hubert, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en andere personen, wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die ander, voornoemde [slachtoffer] en [slachtoffer] en [slachtoffer] en andere personen, opzettelijk en wederrechtelijk in een ruimte van de Edah op te houden en meerdere personen vast te binden en een jas over het hoofd te trekken en/of onder de bedreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp de woorden toe te voegen dat ze stil moeten zijn en/of zich niet moeten bewegen, althans woorden van gelijke (bedreigende) aard en/of strekking; 3. op 23 september 2004 te Uden tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk Opel Kadett, kenteken), toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, te weten door het portierslot en het stuurslot en het contactslot te forceren. De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. De kwalificatie. Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. De strafbaarheid. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard. Toepasselijke wetsartikelen. De beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 24c, 27, 36f, 47, 57, 63, 282, 311, 312, 317 DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID De eis van de officier van justitie. - bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten - een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van voorarrest - toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De op te leggen straf en maatregel. Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op: a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden ten bezware van verdachte: - de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - verdachte en zijn mededader hebben de door hen gepleegde strafbare feiten begaan na een gedegen voorbereiding en aan de hand van een vooropgezet plan. Verdachte en de mededader hebben ter voorbereiding van de door hen te plegen overval onder meer tevoren de situatie ter plaatse geobserveerd, de vluchtroute verkend en een vluchtauto gestolen en -op de vlucht- in brand gestoken; - het gewelddadig karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten en de mate van het leed dat de slachtoffers is aangedaan, te weten een ernstige aantasting van de persoonlijke levenssfeer, immers: verdachte heeft samen met een ander de respectievelijke slachtoffers overvallen, onder voor de slachtoffers zeer bedreigende omstandigheden. De slachtoffers zijn door verdachte en zijn mededader, die beiden gemaskerd waren, bedreigd met een (op een vuurwapen gelijkend) wapen. Gedurende langere tijd werden de slachtoffers vastgebonden en met een jas over hun hoofd wederrechtelijk van hun vrijheid beroofd gehouden. Slachtoffers van dergelijke feiten ondervinden daarvan vaak nog gedurende langere tijd de nadelige gevolgen. Bovendien veroorzaken dergelijke feiten grote onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. - verdachte heeft bij het tenlastegelegde een initiërende rol vervuld; - verdachte werd terzake van soortgelijke zware geweldsfeiten blijkens een hem betreffend - uittreksel uit het algemeen documentatieregister reeds meerdere malen eerder veroordeeld tot langdurige gevangenisstraffen. De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, nu door de rechtbank 's-Hertogenbosch d.d. 6 juli 2005 een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren is opgelegd (zij het dat dit vonnis nog niet onherroepelijk is). Dit is voor de rechtbank echter geen aanleiding te volstaan met een lagere gevangenisstraf dan die van na te melden duur. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]. De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar. De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding. Motivering van de hoofdelijkheid. De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade. DE UITSPRAAK Verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven: T.a.v. feit 1: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en diefstal door twee of meer verenigde personen, en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. T.a.v. feit 2: Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd. T.a.v. feit 3: Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. BESLISSING: T.a.v. feit 1, feit 2, feit 3: Gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht T.a.v. feit 3: Maatregel van schadevergoeding van ? 800,00 subsidiair 16 dagen hechtenis Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], van een bedrag van € 800,- (zegge: achthonderd euro ), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Beslissing op de vordering van de benadeelde partij: Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 800,- (zegge: achthonderd euro). Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald. Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij en/of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade. Dit vonnis is gewezen door: mr. C.F.E. Olden-Smit, voorzitter, mr. K. Visser en mr. drs. W.A.F. Damen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Kruitwagen, griffier en is uitgesproken op 21 februari 2007.