
Jurisprudentie
AZ9197
Datum uitspraak2007-02-23
Datum gepubliceerd2007-02-26
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/5628 ANW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-02-26
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/5628 ANW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Hoger beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. Geen procesbelang.
Uitspraak
05/5628 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 juli 2005, 04/852 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 23 februari 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C.A.J. de Roy van Zuydewijn, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 24 januari 2007 heeft de Svb de Raad nadere stukken doen toekomen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat de behandeling van de zaak ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Met ingang van 1 januari 2003 zijn de artikelen 3, 4 en 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, voorzover het betreft de Sociale verzekeringsbank in werking getreden. Thans oefent de Svb de taken en bevoegdheden uit die tot genoemde datum werden uitgeoefend door de Sociale Verzekeringsbank. In deze uitspraak wordt onder Svb tevens verstaan de Sociale Verzekeringsbank.
Bij besluit van 15 januari 2004 heeft de Svb geweigerd appellante in aanmerking te laten komen voor een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (hierna: ANW). Uit de, met de hierboven genoemde brief van 24 januari 2007 door de Svb, nader toegezonden stukken blijkt dat de Svb aan appellante alsnog een ANW-uitkering heeft toegekend over de periode december 2001 tot en met juli 2003. In een brief van
5 februari 2007 heeft mr. De Roy van Zuydewijn de Raad laten weten dat de Svb ook feitelijk de uitkering heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente. Het materiële geschilpunt is, naar zij stelt, hiermee opgelost. Ze verzoekt om vergoeding van het griffierecht, alsmede van de kosten voor rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en in hoger beroep.
Gezien het voorgaande stelt de Raad vast dat appellante geen belang meer heeft bij een beoordeling van het geschil in hoger beroep, nu de Svb volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen. De Raad zal dan ook het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren.
De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht de Svb te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep. De kosten worden begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in eerste aanleg en € 322,- in hoger beroep, in totaal € 966,-.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Veroordeelt de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank in de proceskosten van appellante in eerste aanleg en in hoger beroep tot een bedrag groot € 966,-, te betalen door de Sociale verzekeringsbank;
Bepaalt dat de Sociale verzekeringsbank aan appellante het betaalde griffierecht van
€ 134,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R. Roeland als griffier, uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2007.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) R. Roeland.

