Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ9204

Datum uitspraak2007-02-23
Datum gepubliceerd2007-02-26
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/2396 AKW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Was betrokkene voor de kinderbijslag verzekerd op grond van artikel 27 van KB 746?


Uitspraak

05/2396 AKW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2005, 04/593 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen appellant en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de Svb). Datum uitspraak: 23 februari 2007 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2007. Appellant is, met kennisgeving, niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek. II. OVERWEGINGEN Bij beslissing op bezwaar van 21 januari 2004 (hierna: het bestreden besluit) heeft de Svb gehandhaafd zijn besluit van 8 juli 2003, waarbij de Svb heeft geweigerd aan appellant met ingang van eerste kwartaal van 2001 kinderbijslag toe te kennen. Aan dit besluit ligt ten grondslag dat appellant niet verzekerd is op grond van artikel 6 van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW), terwijl hij evenmin op grond van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 van 24 december 1998, Stb. 746 (hierna: KB 746) als verzekerde kan worden aangemerkt. Daarbij is in het bijzonder overwogen dat de hoogte van de WAO-uitkering die appellant sinds september 1993 ontvangt niet tenminste 35 % van het brutominimumloon bedraagt. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het standpunt van de Svb onderschreven en het beroep van appellant ongegrond verklaard. Appellant kan zich in hoger beroep niet met dit oordeel van de rechtbank verenigen en heeft daartoe aangevoerd dat hij de kinderbijslag nodig heeft om medische kosten en studiekosten van zijn kinderen te betalen. De Raad overweegt het volgende. De Raad constateert dat niet in geschil is dat appellant in de periode hier van belang geen ingezetene in de zin van de AKW was, en dat hij niet terzake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Appellant is dan ook niet verzekerd op grond van de hoofdregel van artikel 6 van de AKW. Het geschil spitst zich dan ook met name toe op de vraag of appellant verzekerd is op grond van artikel 27 van KB 746. Ingevolge artikel 26 van KB 746 was verzekerd op grond van de volksverzekeringen de persoon, die niet in Nederland woont en - onder meer - recht heeft op een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, mits die uitkering 35 % van het wettelijk minimumloon bedraagt. Met ingang van 1 januari 2000 is dit artikel vervallen. In artikel 27 van KB 746 is een overgangsregeling getroffen voor personen die tot aan 1 januari 2000 verzekerd waren ingevolge de volksverzekeringen op grond van artikel 26 van KB 746 en die, uitsluitend door het vervallen van dit artikel, vanaf die dag geen recht meer hebben op kinderbijslag op grond van de AKW. Voor die personen blijft artikel 26 van KB 746 ook vanaf 1 januari 2000 van toepassing zolang het jongste kind voor wie de verzekerde voor die dag recht had op kinderbijslag de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt. De Raad stelt vast dat in het geval van appellant aan laatstbedoelde voorwaarde niet is voldaan. Dit betekent dat appellant ook niet op grond van artikel 27 van KB 746 verzekerd is krachtens de AKW. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Kovács als griffier, uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2007. (get.) H.J. Simon. (get.) A. Kovács. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring der verzekerden.