
Jurisprudentie
AZ9242
Datum uitspraak2007-02-20
Datum gepubliceerd2007-02-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAwb 07/347
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2007-02-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAwb 07/347
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Strijd tegen stemmen met een stempas kan niet bij de bestuursrechter gevoerd worden
Uitspraak
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 07/347
proces-verbaal mondelinge uitspraak van 20 februari 2007 op grond van artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake het geding tussen
[verzoeker],
wonende te Leeuwarden,
verzoeker,
en
de raad van de gemeente Leeuwarden,
verweerder,
gemachtigden: H.J. van der Weerd en H. Pietersen, werkzaam bij verweerders gemeente.
Aanduiding van het besluit waarop het beroep betrekking heeft
Het besluit van verweerder van 29 januari 2007 om in te stemmen met de deelname aan het project Stemmen in een Willekeurig Stemlokaal (hierna: het project).
Het project vindt zijn grondslag in de Experimentenwet Kiezen op Afstand (hierna: de Experimentenwet). Het stemmen in een willekeurig stemlokaal houdt in dat de kiezer zelf binnen zijn eigen gemeente op de dag van de verkiezingen bepaalt in welk stemlokaal hij zijn stem met een zogenoemde stempas uitbrengt. Bij de bestreden beslissing heeft verweerder ingestemd met de aanwijzing van de Minister van Bestuurlijke vernieuwing en Koninkrijksrelaties om mee te doen aan het project bij de verkiezingen voor Provinciale Staten op woensdag 7 maart 2007.
Datum van de zitting
Het verzoek is behandeld ter zitting op 20 februari 2007. Verzoeker is in persoon verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door voornoemde gemachtigden.
De voorzieningenrechter sluit de behandeling en doet onmiddellijk mondeling uitspraak
A. de beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
B. de gronden van de beslissing
Voor het treffen van een voorlopige voorziening, zoals is gevraagd door verzoeker, is in beginsel aanleiding indien de voorzieningenrechter van oordeel is dat een tegen een besluit ingediend bezwaarschrift gegrond zal worden verklaard. Die situatie doet zich hier niet voor, omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat het bezwaarschrift van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard zal worden.
De voorzieningenrechter wijst allereerst op een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 november 2006 in de zaak met registratienummer 06/2487. In die zaak heeft verzoeker aan de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen naar aanleiding van de instemming van verweerder om deel te nemen aan het project bij de Tweede Kamerverkiezingen van november 2006. Dit verzoek is afgewezen.
De voorzieningenrechter overweegt voorts het volgende.
Artikel 1 lid 1 van de Experimentenwet bepaalt dat onze Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties kan bepalen dat tijdens verkiezingen als bedoeld in de Kieswet experimenten plaatsvinden met het oog op nieuwe voorzieningen die de kiesgerechtigde in Nederland in staat stellen om zijn stem met behulp van informatie- en communicatietechnologie vanuit een andere plaats dan een stemlokaal uit te brengen. Onze Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties kan, met instemming van de betrokken gemeenteraden, gemeenten aanwijzen waar een experiment wordt gehouden.
Artikel 1 lid 4 van de Experimentenwet bepaalt dat artikel 8:1 Awb niet van toepassing is op een besluit als bedoeld in het eerste lid. In art. 8:1 Awb is geregeld wie, waartegen beroep kan instellen bij de rechtbank
Een aanwijzing van de minister tot deelname aan het project als het onderhavige is op grond van vorenaangehaalde bepalingen niet vatbaar voor beroep bij de bestuursrechter. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt hieruit dat ook het besluit van verweerder om in te stemmen met de aanwijzing niet voor beroep openstaat.
Verzoeker heeft diverse inhoudelijke bezwaren naar voren gebracht tegen het stemmen in een willekeurig stemlokaal met een stempas. Verzoeker stelt dat het gebruik van de stempas fraudegevoelig is en dat de gemeente niet voldaan heeft aan zijn verantwoordelijkheid om te zorgen voor een goede productie en distributie van de stempas. Wat er ook zij van de door verzoeker aangevoerde bezwaren, feit is dat de wetgever heeft bepaald dat tegen besluiten betreffende de deelname aan een project als het onderhavige geen rechtsgang bij de bestuursrechter openstaat. Verzoeker zal voor zijn bezwaren derhalve een ander forum moeten vinden.
Er is geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
De voorzieningenrechter deelt mede dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep open staat.
De zitting wordt gesloten.
Waarvan proces-verbaal.
w.g. P.R.M. Poiesz, griffier
w.g. E. de Witt, voorzieningenrechter

