Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ9410

Datum uitspraak2007-02-27
Datum gepubliceerd2007-02-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers44020206 en 490859-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

vrijspraak poging doodslag


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Meervoudige strafkamer Parketnummers: 07.440202-06 en 07.490859-06 Uitspraak: 27 februari 2007 S T R A F V O N N I S in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [verdachte] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2006 en op 13 februari 2007. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.A.M. Kwakman, advocaat te Zwolle. De officier van justitie, mr. A.A. Reah, heeft ter terechtzitting gevorderd: - dat verdachte terzake het bij dagvaarding parketnummer 07.440202-06 onder 1 primair, 2, 3 en 4 en het bij dagvaarding parketnummer 07.490859-06 onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, proeftijd 2 jaar, met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte onder reclasseringstoezicht zal staan, hetgeen ook kan inhouden dat hij zich voor zijn alcoholverslaving zal laten behandelen, - dat verdachte terzake het bij dagvaarding parketnummer 07.490859-06 onder 1 ten laste gelegde een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 15 maanden zal worden opgelegd. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging) BEWIJS De rechtbank heeft voor wat betreft de vraag wat zich precies heeft afgespeeld op de vroege avond van zaterdag 29 juli 2006 in de op de camping Krijtenberg te Wijhe staande caravan van aangeefster [aangeefster] ten aanzien van het door aangeefster innemen van een tweehonderdtal paracetamol-tabletten de beschikking over diverse verklaringen, afgelegd door aangeefster, door getuige [getuige] en door verdachte. De rechtbank acht al deze verklaringen op het punt van de gang van zaken met betrekking tot het veronderstelde afdwingen door verdachte van het innemen van de tabletten door aangeefster zo weinig consistent en op diverse essentiële onderdelen, zowel in vergelijking met elkaar als ook op zichzelf beschouwd, zodanig tegenstrijdig dat thans -ook niet door het verrichten van nader opsporingsonderzoek- niet meer te achterhalen valt uit welke gedragingen en bewoordingen de eventueel door verdachte uitgeoefende dwang precies zou hebben bestaan. De rechtbank komt op die reden op grond van de voorhanden zijnde wettige bewijsmiddelen niet tot de overtuiging dat aangeefster alle dan wel een bepaalde hoeveelheid van de tabletten heeft ingenomen als gevolg van door de verdachte al dan niet door middel van bedreiging op haar uitgeoefende dwang. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van hetgeen hem bij dagvaarding met het parketnummer 07.440202-06 onder 1 en 3 ten laste is gelegd. De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding parketnummer 07.440202-06 onder 2 en 4 en bij dagvaarding parketnummer 07.490859-06 onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat: (volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding) Van het bij dagvaarding parketnummer 07.440202-06 onder 2 en 4 en het bij dagvaarding parketnummer 07.490859-06 onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: parketnummer 07.440202-06 onder 2 Mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. parketnummer 07.440202-06 onder 4 Mishandeling, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. parketnummer 07.490859-06 onder 1 Overtreding van artikel 8, tweede lid aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 176 van die Wet. parketnummer 07.490859-06 onder 2 Overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 176 van die Wet. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend. De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich onder toezicht zal stellen van de reclassering, bijvoorbeeld het CAD, aangezien het volstrekt duidelijk is dat de alcoholproblematiek van de verdachte bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten een grote, zo niet doorslaggevende, rol heeft gespeeld. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met: - een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 23 januari 2007; een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 30 oktober 2006 uitgebracht door de Stichting CAD. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994. BESLISSING Het bij dagvaarding parketnummer 07.440202-06 onder 1 en 3 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het bij dagvaarding parketnummer 07.440202-06 onder 2 en 4 en het bij dagvaarding parketnummer 07.490859-06 onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het bij dagvaarding parketnummer 07.440202-06 onder 2 en 4 en het bij dagvaarding parketnummer 07.490859-06 onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank veroordeelt de verdachte terzake al de bewezenverklaarde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden. De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 3 maanden, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling (zoals de Stichting CAD) dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank ontzegt verdachte terzake het bewezenverklaarde rijden onder invloed de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van 15 maanden. Aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mrs. H.R. Schimmel en G.A. Versteeg, rechters, in tegenwoordigheid van A. Samson als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari 2007. Mr. Versteeg voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. De griffier was eveneens buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.