Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AZ9679

Datum uitspraak2007-02-14
Datum gepubliceerd2007-03-01
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/4549 WVG
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing aanvraag vervoersvoorziening of een woonvoorziening. Geen ondeugdelijke medische advisering.


Uitspraak

05/4549 WVG Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 24 juni 2005, 04/5408 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage (hierna: College) Datum uitspraak: 14 februari 2007 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het College heeft desgevraagd nadere stukken ingediend. De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 22 november 2006, waar partijen niet zijn verschenen. II. OVERWEGINGEN Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende. Appellant heeft op 2 april 2004 op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) een vervoersvoorziening en een verhuiskostenvergoeding aangevraagd. In het kader van deze aanvraag heeft Argonaut op 21 juni 2004 advies uitgebracht. In dit advies is aangegeven dat er bij appellant weliswaar sprake is van lichamelijke beperkingen, maar dat er geen medische indicatie bestaat voor een vervoersvoorziening of een woonvoorziening. Bij onderscheiden besluiten van 2 juli 2004 heeft het College, onder verwijzing naar het indicatierapport van Argonaut van 21 juni 2004, de aanvraag van appellant afgewezen. Bij besluit van 22 november 2004 heeft het College het bezwaar van appellant tegen vorengenoemde besluiten ongegrond verklaard. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 22 november 2004 ongegrond verklaard. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Daarbij heeft appellant aangevoerd dat het medisch onderzoek van Argonaut onzorgvuldig is geweest, waardoor het College hem ten onrechte niet in aanmerking heeft gebracht voor de gevraagde voorzieningen. De Raad komt tot de volgende beoordeling. De Raad ziet met de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat het College zich heeft gebaseerd op ondeugdelijke medische advisering. Argonaut heeft de door appellant overgelegde medische informatie uitdrukkelijk bij de beoordeling betrokken en overigens heeft appellant zelf aangegeven nog gebruik te kunnen maken van het regulier openbaar vervoer en - zij het moeizaam - nog te kunnen traplopen. Het voorgaande betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S.R. Bagga als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2007. (get.) H.J. de Mooij. (get.) S.R. Bagga. RB1602